Onder anatomie verstaan we: kennis van bouw en samenstelling van het gezonde dier.
Onder fysiologie verstaan we: het bestuderen van het normaal functioneren van het
gezonde dier.
De definitie van pathologie is: ziekteleer die het ontstaan en verloop van ziektes bestudeert.
Onder therapie verstaan we: het behandelen van ziektes.
Anatomie en fysiologie
Organisme: het dier zelf
Orgaansysteem: een aantal organen dat samen een functie heeft
Orgaan: een functionele eenheid van het lichaam dat een bepaalde functie heeft
Weefsel: een complex van gelijksoortige cellen met dezelfde of een vergelijkbare vorm en
functie
Cel: een georganiseerde levenseenheid met o.a. een celmembraan, cytoplasma en een kern.
De celmembraan
De celmembraan heeft een aantal functies:
- Het vormt een grens tussen de cel en de buitenwereld
- Het neemt voedingsstoffen op
- Het geeft afvalstoffen af
- Het vangt signalen op
- Het gaat interacties aan met andere cellen
De celmembraan bestaat uit een dubbele laag vetmoleculen (fosfolipiden). Tussen de
fosfolipiden steken grote eiwitmoleculen uit.
Een celmembraan is 5 nanometer dik.
De celmembraan is semipermeabel; selectief doorlatend.
Iedere cel is bezet met ontelbare transporteiwitten die dwars door de celwand steken. Deze
transporteiwitten zijn in twee groepen te verdelen: een ionkanaal en een ionenpomp.
Ionkanaal
Ionkanaal: een eiwit dat een porie (gaatje) vormt in de celmembraan. Het functioneert als
een soort kraan. Als een ionkanaal word opengezet stromen ionen van de plaats met de
hoogste concentratie naar de plaats met de laagste concentratie.
Ionenpomp
Ionenpomp. Deze transporteiwitten grijpen een ion en transporteren het dan door de
celmembraan heen naar de andere kant. Ionenpompen kunnen dit in tegenstelling tot
ionkanalen ook tegen de elektrochemische gradiënt in doen. Een belangrijke pomp is de
calciumpomp. Het cytoplasma van een cel levert heel weinig calciumionen. Soms moet de
concentratie van calciumionen snel verhoogd kunnen worden. Deze hoge
calciumconcentratie is namelijk nodig voor bepaalde essentiële processen in de cel. De
calciumpomp zorgt er dan voor dat calcium van buiten de cel of uit het endoplasmatisch
rectilum in het cytoplasma komt.
Cytoplasma
Het cytoplasma bestaat uit celvloeistof (cytosol) met daarin opgelost talloze soorten
eiwitten, suikers en ionen. In het cytoplasma liggen de celorganellen.
Mitochondriën
Mitochondriën zijn brij grote celorganellen van ongeveer 1 micrometer. Ze fungeren als de
energiecentrale van de cel. Ze hebben een dubbele membraan, een uitwendige en een
,inwendige. De belangrijkste functie van de mitochondriën is de productie van ATP, de
energiebron van de meeste cellen.
Het endoplasmatisch reticulum
Het endoplasmatisch reticulum bestaat uit een netwerk van membranen die net zo zijn
opgebouwd als de celmembraan. Het bevat de ribosomen die een belangrijke functie
hebben bij de eiwitvorming. Het slaat tevens grondstoffen op.
Lysosomen
Lysosomen bevatten enzymen die de afvalstoffen van de cel afbreken, zodat de afbraak
producten hergebruikt of uitgescheiden kunnen worden.
Golgi-apparaat
Het Golgi-apparaat is als het ware de voorraadschuur van de cel. Stoffen die in de cel
gemaakt zijn worden hier opgeslagen en kunnen op een later moment weer worden
afgegeven.
De celkern
In de celkern ligt het genetische materiaal van de cel opgeslagen. Dit genetisch materiaal
noemen we DNA. Een stukje DNA met een bepaalde functie noemen we een gen. In de
celkern liggen heel veel genen aan elkaar. Deze groep genen noemen we ook wel een
chromosoom. Niet iedere diersoort heeft hetzelfde aantal chromosomen. Mensen hebben
bijvoorbeeld 23 soorten chromosomen en een kat 19. Homologe chromosomen:
chromosomen die gelijkwaardig zijn. Het chromosoom van de moeder word ook wel
maternale homoloog genoeg en die van de vader de paternale homoloog. We noemen dit
ook wel 2N of diploïd. Hierbij is N het aantal soorten chromosomen en 2 zegt dat iedere cel
iedere chromosoom dubbel heeft.
Communicatie tussen cellen
Een cel is geen opzichzelfstaand geheel maar ene onderdeeltje van een weefsel, van een
orgaan, van een orgaanstelsel, van een organisme. Iedere cel moet samenwerken met alle
talloze miljarden cellen in het hele dier.
Celreceptoren
Er zijn op iedere cel ontelbare receptoren, die allemaal specifiek zijn. Dat wil zeggen dat er
voor iedere signaalstof een paart soort receptor is. Signaalstoffen kunnen zowel
lichaamseigen (endogene) als lichaamsvreemde (exogene) chemische verbindingen zijn.
Zodra een signaalstof bij de cel aankomt bind hij zich chemisch aan dat deel van zijn
receptoreiwit dat aan de buitenkant van de celwand uitsteekt. Daardoor veranderd het
receptoreiwit van vorm. Ook dat deel van het receptoreiwit dat in het cytoplasma steekt
veranderd van vorm. Een keten van Activeringen nomen we een cascade (waterval).
Remmechanisme
Een heel belangrijk gegeven is dat activering van een cel ook een remmend mechanisme als
tegenpool moet hebben. Ten eerste is de chemische verbinding tussen signaalstof en
receptor niet blijvend sterk en laat deze na enige tijd vanzelf los, de receptor neemt zijn
oude niet activerende vorm dan weer aan. Ten tweede zijn er stoffen die de
neurotransmitters afbreken zodat ze niet weer aan een receptor kunnen binden. Ten slotte
is het cytoplasma gevuld met speciale eiwitten die de geactiveerde eiwitten afbreken.
De celdeling
Rode bloedcellen leven maar ongeveer 100 dagen. Om ervoor te zorgen dat er geen tekort
aan rode bloedcellen ontstaat moeten de bloedvormende cellen in het beenmerg zich
continu vermenigvuldigen.
,Normale celdeling (mitose)
De normale celdeling (mitose) vind plaats in alle cellen behalve in de geslachtscellen. Het
normale chromosomenpakket van een cel (2N) word gekopieerd (4N) en daarna weer
opgesplitst (2x2N). Zo ontstaan twee diploïde cellen. Bij het bespreken van mitose kunnen
vier fasen worden benoemd: profase, metafase, anafase en telofase.
Reductiedeling (meiose)
Bij de vorming van de geslachtscellen vind een ander soort vermeerdering plaats. Dit proces
heet meiose oftewel reductiedeling. Bij de bevruchting van een eicel door een zaadcel
smelten de kernen van beide cellen samen. Bij meiose vermenigvuldigt een ceel (2N) zijn
genetische informatie (4N) de cel (4N) deelt zich in twee cellen (2x2N). De cellen (2x2N)
ondergaan nogmaals een deling (4x4N).
Geslachtshormonen
De chromosomen in een chromosomenpaar bestaan uit een chromosoom afkomstig van de
manier en een chromosoom afkomstig van de vader. Vrouwelijk dier (XX) Mannelijk dier (XY)
Mutaties
Mitose en meiose zijn ingewikkelde processen. Tijdens de deling treden gemakkelijk fouten
op en verandert het DNA en dus het gen. Bij zo’n fout spreek je van een mutatie.
Tussencelstof
Cellen zweven niet in het luchtledige. Buiten de cellen bevind zich tussencelstof waar een
extracellulaire matrix gevormd kan worden. De tussencelstof heeft als taak de cellen te
voeden en de afvalstoffen op te nemen. Daarbij houd hij ook de cellen in een bepaald
verband. De tussencelstof fungeert daarbij als cement dat een bakstenen muur bijeenhoud.
Voor ieder weefsel in de tussencelstof anders van samenstelling.
Weefsels
Er zijn verschillende soorten weefsels. Die verschillen worden veroorzaakt door het feit dat
de cellen van ieder weefsel anders gebouwd zijn en anders functioneren. In het lichaam
onderscheiden wede volgende weefsels:
- Epitheel (dekweefsel)
Epitheel bedekt het lichaamsoppervlak en de binnenkant van sommige organen.
Epitheel kan bestaan uit een cellaag maar ook uit meerder lagen op elkaar. Plaatsen
waar het word aangetroffen zijn bijvoorbeeld de huid, de binnenbekleding van de
mond, het darmkanaal, de blaas en de geslachtsweg. Als binnenbekleding word het
ook wel slijmvlies genoemd.
- Bindweefsel (steunweefsel)
Bindweefsel heeft een groot aantal functies:
Een mechanische functie
Functie bij de afweer en bij herstelprocessen
Verzorgende functie van andere weefsels
Bindweefsel is opgebouwd uit ovale bindweefselcellen en daarnaast veel
intercellulaire substantie, de extracellulaire matrix. De matrix word versterkt door
vezels die door de bindweefselcellen gemaakt worden. Er bestaan 3 soorten vezels:
Collagene vezels (dikke)
Elastische vezels (dunne, lange)
Reticulaire vezels (zeer dunne, korte)
We kunnen de soorten bindweefsel als volgt onderscheiden:
Losmazig bindweefsel (collagene vezels)
Collageen bindweefsel (collagene vezels)
, Elastisch bindweefsel (elastische vezels)
- Vetweefsel is een voorbeeld van een losmazig bindweefsel. We vinden het vooral
onder de huid en rondom organen.
Kraakbeen en benen
Kraakbeen en been zijn een speciaal soort bindweefsel. Ze bevatten vaak collagene vezels
een extracellulaire matrix waaraan bestanddelen zijn toegevoegd. Kraakbeen bestaat uit
chondrocyten (kraakbeencellen) omgeven door matrix met daartussen collagene vezels. Bij
kraakbeen word de stevigheid van de matrix veroorzaakt door de aanwezigheid van grote
hoeveelheden glycosamineglycanen. Kraakbeen bevat geen zenuwen en bloedvaten
waardoor het voor zijn voeding geheel afhankelijk is van de omringende weefsels. Er worden
3 soorten kraakbeen onderscheiden:
- Hyalien kraakbeen
- Elastisch kraakbeen
- Fibreus kraakbeen
Been (bot) is eenzelfde soort bindweefsel maar met een andere samenstelling cellen en
extracellulaire matrix. In botweefsel liggen de osteoblasten (cellen die bot aanmaken)
ingebed in een collageenrijke matrix die gemineraliseerd is door extra grote hoeveelheden
kalk (calcium). Hierdoor is bot nog steviger dan kraakbeen. Bot is een levend dynamisch
weefsel waarin afbraak van bot door osteoclasten (cellen die bot afbreken) en opbouw van
bot door osteoblasten continu plaatsvinden. Beenweefsel kan compact of spongieus zijn wat
met het blote oog zichtbaar is. Spongieus bot bevat holtes waarin zich beenmerg bevind.
Compact bot is veel denser (dichter), bevat geen holtes en omgeeft meestal de buitenzijde
van een bot. Om het botweefsel heen ligt het periost. Dit is het beenvlies. Hierin liggen ceel
osteoblasten en osteoclasten. Het periost is goed doorbloed en er liggen veel zenuwen.
Bloed en bloedvormend weefsel
Bloed kan gezien worden als het transport middel van het lichaam. Bloed bestaat uit
erytrocyten (rode bloedcellen), leukocyten (witte bloedcellen), trombocyten (bloedplaatjes)
en heel veel tussencelstof. De tussencelstof is vloeibaar. Zij bestaat uit water met daarin
opgelost allerlei stoffen zoals ionen, eiwitten, suikers en vetbolletjes. De bloedcellen worden
voornamelijk gemaakt in het beenmerk. Elke soort geeft een eigen stamcel. Het maken van
bloedcellen heet hematopoëse.
Spierweefsel
Spierweefsel is weefsel dat kan samentrekken. Er bestaan drie soorten spierweefsel:
- Dwarsgestreept spierweefsel
- Glad spierweefsel
- Hartspierweefsel
Een belangrijk onderscheid, behalve de vorm en functie van deze spierweefsels, is de
aansturing ervan. Dwarsgestreept spierweefsel kan willekeurig aangestuurd worden, glad en
hartspierweefsel voeren alleen onwillekeurige acties uit.
Dwarsgestreept spierweefsel bestaat uit spiervezels. Een spiervezel ontstaat door
samenstelling van meerde spiercellen en heeft dan ook meerdere kernen. In de het
cytoplasma van de dwarsgestreepte spiervezel liggen myofibrillen. Myofibrillen zijn bundels
lange draden die de mogelijkheid hebben om te contraheren (samentrekken). Ze bestaan uit
de eiwitten actine en myosine, die in elkaar kunnen schuiven. De wijze waarop de
myofibrillen liggen gerangschikt is de reden dat microscopisch een dwarsstreping te zien is.
Dwarsgestreept spierweefsel is te vinden in de skeletspieren en in de huidspieren. Om de
actie vol te kunnen houden is zuurstof nodig. Daartoe bevatten skeletspieren veel
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lisadesmit. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.