Probleem 1
James Lange theory: Eerst gedrag dan emoties (bewust worden van lichamelijke verandering).
- Gaat tegen de common sense in dat gedrag emotie volgt.
Kritiek van Cannon: Stimulus zorgt voor emotie lichamelijke verandering.
- Lichamelijke reactie te traag voor emotie
- Veel meer emoties dan lichamelijke reacties.
Attribution of arousal theory (Schachter & Singer): Stimulus arousal cognitief (nadenken)
cognitief labelen (beer eng). Appraisal: Emotie koppelen aan arousal.
Het toeschrijven van arousal aan een externe stimulus.
Excitation transfer (Zillman): Arousal van een eerste stimulus blijft hangen en schrijf je toe aan een
tweede stimulus van arousal. Arousal van de eerste stimulus schrijf je onterecht toe aan een tweede
stimulus. De eerste stimulus is al weg. Versterking van emotie.
Misattribution of arousal: Arousal van de tweede stimulus schrijf je onterecht toe aan de eerste
stimulus. Beide stimuli zijn nog aanwezig. Verkeerde interpretatie.
Dutton & Aron 1970: Hoge onstabiele brug, lage stabiele brug. Korte drama over een vrouw,
telefoonnummer achterlaten. Verhalen hoge brug meer seksueel getint. 50% hoge brug, 13% lage
brug.
- Misattribution of arousal: Toegeschreven aan aantrekkelijkheid v/d vrouw.
- Probleem: Men kan avontuurlijker zijn, hoge brug toeristen, lage brug locals, verschil in
gedrag van interviewster (non-verbaal) per proefpersoon, geen tijd.
Meston & Frohlich: Excitation transfer. Men uit de achtbaan vragen hoe aantrekkelijk foto was,
willen daten en hoe aantrekkelijk medeganger?
- Uit de achtbaan hogere cijfers dan in de rij.
Probleem 5
Obedience Opvolgen van iemand. Van jongs af aan leren wij machtspersonen op te volgen.
Following direct orders form an authority.
Verschil met conformiteit is dat de autoriteit ook conformeert.
Bases of power by John and Raven
Reward power: Personal and impersonal rewards. Zodra één iemand een beloning bezit
(voedsel, een lach) krijgt deze persoon meer macht, mensen hangen van hem af. Respect,
vertrouwen en eerbied groeien.
Coercive power: Dreigen met een straf, personal and impersonal. Een authority figure stapt
vaak als laatste op deze over (ouders), de groep vind dit namelijk niet prettig.
Legitimate power: They have the socially sanctioned right to ask other to obey their orders.
Uniform, macht aanvaardbaar en bevoegd. Zodra men vind dat je op een goede manier aan
macht bent gekomen neemt respect toe. Onethisch of geen respect naar subordinates
loyaliteit en obedience neemt af.
Referent power: Men zoekt een band met gerespecteerde leden van een groep. Leiders met
charisma hebben veel aanhang, volgers schrijven deze charisma aan hun toe. Brengen
verlichting in moeilijke tijden. Rolmodel spelen.
Expert power: Door vakkundigheid en ervaring. Passief.
Informational power: Onderdanigen schrijven kennis aan hem toe, hij heeft het in
werkelijkheid niet echt. Bv. achterhouden, verdraaien, alleen een paar vertellen. Met
argumenten. Groepsbeslissing is afhankelijk van diegene. Actief.
, Kelman’s theory of conversion (na coercive?)
Compliance: Gehoorzamen alleen omdat de autoriteit dat zegt.
Identification: Je hebt een bewondering, dus ga je zijn trekjes kopiëren.
Internalisation: Jouw waardesysteem is gelijk, dus neem je het gedrag over.
Milgram’s experiment: Schokken geven tot XXX. Bij elk fout antwoord +15 volt. 65% ging door tot
het einde. Authority figure, afstand en procedure zijn van grote invloed.
Variaties: Afstand slachtoffer, afstand leraar en experimenter, locatie, proefpersoon
hardhandig schokken geven , cultuur.
Nu: Onethisch, no informed consent, ideologie van toen (klopt niet). Burger: Lagere voltage,
men gehoorzaamd nog steeds, vrouw stopt eerder, 70% obedience.
Resultaat experimenter:
-Door telefoon is 21%
-Andere locatie is 48% (wel authority figure)
-Andere participant is 20%
Resultaat participant:
-In dezelfde kamer is 40%
-Hardhandig is 30%
-Kennis is 15%
Why did the participants follow orders?
- Geen blind obedience, persoonlijk conflict.
- Engaged followership: Iets bijdragen aan het onderzoek en de resultaten uitvinden.
- Victim is er ook vrijwillig, beide niet satisfactory, kansen gelijk.
Destructive obedience Mensen met een hoge F-score (fascist) are submissive toward figures of
authority but aggressive toward subordinates.
Factoren:
Diffusion of responsibility. Ligt eraan of je degene bent die orders geeft, of die ze uitvoert.
Gradual escalation (slippery slope): Die 15 V extra is een klein stapje. Moeilijker stoppen.
Groepsdruk: Geen norm, je kent de situatie niet, geen tijd om een norm te vormen. Met
meer stoppen als de rest stopt.
Immediacy: telefoon/zichtbaar?
Agentic state: Verantwoordelijkheid overdragen aan de autoriteit, niet laten leiden door
eigen normen en waarden.
Dehumanisation: Slachtoffer is meer een object als je hem niet ziet.
Personality: Hoe meer gevoelig, hoe meer medelijden. Autoritaire persoonlijkheid.
Legitimity: Autoriteit en locatie.
Foot in the door: Als men bezig is, is het moeilijk te stoppen. Klein groot
Low ball: Ja zeggen, daarna voorwaarden veranderen.
Door in the face: Groot beginnen, daarna kleiner om je over te halen. Groot klein
Tactics
- Hard and soft tactics
- Rational and nonrational tactics: Logica is rational. Nonrational is vooral emotie.
- Unilateral and bilateral tactics: Bij unilateral geen overleg, wordt verteld wat te doen. Bij
biletral kan er discussie plaatsvinden.
- Compliance tactics: Subtiel, indirect en moeilijk te zien. Je kan vaak niet kritisch nadenken.