Dit is een samenvatting van de 7 colleges van het vak leren en cognitie. Het boek is verwerkt in de samenvatting. Ik heb zelf een 7.9 gehaald voor het vak.
Introductie behaviourisme
Input komt in de blackbox (brein) terecht. Uit de blackbox komt dan de output. De stimulus
veroorzaakt de input waardoor de respons de output veroorzaakt.
Namen van de onderzoekers:
-Watson: stichter van het behaviorisme met dank aan zijn manifest in 1913.
-Pavlov: klassiek conditioneren. Kwijlende honden.
-Skinner: operant conditioneren. Straffen en belonen.
-Thorndike: law of effect.
-Bandura: social learning theory. Transitie van het behaviorisme naar het cognitivisme.
Begrippen uit het boek:
-Equipotentiality: het leren van mensen en dieren is grofweg hetzelfde.
-Objectivity: kijken naar een stimulus – respons relatie (S – R psychology). Dan kan je er objectief iets
over zeggen.
-Mentale processen, Blackbox: er gebeurt iets in de blackbox maar maakt niet echt uit wat, in
tegenstelling tot het cognitivisme, die wilt precies weten wat daar gebeurt. Maar zie neo-
behaviorisme (S – O – R o.a. social learning theory). Die willen black box wel weten.
-Wat is leren?: verandering in gedrag. Betere term (volgens behaviouristen: conditioneren).
-Blank slate, tabula rasa: onbeschreven blad. Dit zijn kinderen volgens de behaviouristen.
-Parsimony (spaarzaamheid): ‘de simpelste theorie is het beste’. Past bij behaviorisme.
Zelfs heel ingewikkeld gedrag kun je leren door de juiste reinforcement. ~duivenonderzoek pingpong
is van Skinner.
Thorndike:
Edward Lee Thorndike (Amerikaanse psycholoog, 1874 – 1949).
Puzzelbox: kan een kat ontsnappen om aan een hendel te trekken?
-Trial and error.
-Learning curve: kat ontsnapt steeds sneller.
-Link tussen stimulus (puzzelbox) en respons (aan de hendel trekken) wordt steeds sterker.
Kennis = link tussen stimulus en respons.
Volgens Thorndike zijn er 3 wetten.
, 1. Law of readiness: mensen leren het beste wanneer ze er fysiek en mentaal ‘klaar’
voor zijn (o.a. concentratie en motivatie).
2. Law of exercise (Law of Use/Disuse): herhaling maakt link tussen stimulus en respons
sterker.
3. Law of effect: connectie wordt versterkt door belonen en afgezwakt door straffen.
Klassieke conditionering:
Onvrijwillig leren (passief) vs. Vrijwillig leren (actief).
Klassieke conditionering= leren van nieuwe verbaden.
Operante conditionering= (aan)leren van (nieuw) gedrag.
De kwijlende honden van Pavlov:
-Stap 1: Neutrale stimulus (belletje) – geen respons.
-Stap 2: Unconditioned stimulus (vlees) – unconditioned repsons (kwijlen).
-Stap 3: Neutrale stimulus (belletje) + unconcitioned stimulus (vlees) – unconditioned
respons (kwijlen).
-Herhaal 5x of 10x.
-Stap 4: conditioned stimulus (belletje) – conditioned respons (kwijlen).
Klassieke conditionering kan verklaren dat mensen bepaalde (soms niet altijd logische)
angsten en fobieën hebben. Of waarom mensen bepaalde attitudes hebben (lekker, vies,
aardig – stom, discriminatie/racisme).
CS is niet echt neutraal. Voedsel-misselijk werkt beter dan geluid-misselijk.
Van contiguity naar contingency:
-Contiguity (nabijheid): CS moet vlak voor de UCS gepresenteerd worden.
-Contingency (afhankelijkheid): CS presenteren wanneer kans op UCS groot is.
Fenomenen:
-Associatieve bias: relatie tussen eten en ziek zijn lijkt groter dan relatie tussen fel licht en
ziek zijn. Terwijl dit dus eigenlijk niets hoeft te betekenen.
-contingency: CS moet voor de UCS komen, anders geen associatie.
-Uitdoving (extinction): gebeurt vaak niet omdat mensen de CS vermijden!
-Spontane herstel (spontaneous recovery).
-Generalisatie. Bang voor 1 konijn en vervolgens alle knaagdieren eng vinden.
Hogere-orde conditionering/ second order conditioning= bij het horen van een keukenkastje
kan een poes al denken dat hij eten krijgt, omdat het eten pakken gepaard gaat met het
openen van het kastje (second order). Om een blikopener te pakken (CS).
Counterconditioning (let op kan met UCS en CS). Negatief gedrag kan worden omgezet naar
positief gedrag.
Paar kritische punten:
-We leren ook door observatie – lastig te verklaren met alleen maar klassieke conditonering.
-Organisme (O, de observeerder) is ook van belang.
-Later bespreken we nog meer problemen met behaviorsime in het algemeen.
, Operante conditionering:
Reinforcer dimensies: straf/beloning.
Positief (toevoegen van stimulus)/ negatief (wegnemen van een stimulus).
Vormen van positieve beloning: na huiswerk maken mag je gamen. Knuffel geven na goed
gedrag. Je mag iets leuks doen na iets stoms (activity). Feedback on performance. Intrinsic,
gevoel wat je hebt na een moeilijk tentamen die je goed gemaakt hebt.
Vormen van negatieve beloning: insmeren zorgt ervoor dat je niet verbrand. Paracetamol
nemen waardoor je hoofdpijn verdwijnt. Goed cijfer halen voor de toets zorgt voor geen
huiswerk maken.
Positieve straf: straffen van gedrag door stimulus te geven. Watsappen in de klas, leraar zegt
dat je de berichtjes hardop voor de klas voor moet lezen.
Negatieve straf: straffen door iets af te pakken. Brutaal gedrag, tablet tijd wordt afgenomen.
Let op!
-Negatieve beloning is niet hetzelfde als straf.
-Negatieve beloning: vervelende stimulus stopt als bepaald gedrag vertoond wordt (je
verbrandt niet meer als je je goed insmeert).
-Straf 1 (positieve straf): vervelende stimulus volgt na ongewenst gedrag (je stopt met
Watsappen tijdens de les als je voor schut wordt gezet voor je klasgenoten).
-Straf 2 (negatieve straf): fijne stimulus wordt ‘afgepakt’ na ongewenst gedrag (bent minder
vaak brutaal als dat ten koste gaat van gaming-tijd).
Ongewilde effecten van operante conditionering:
-Superstitious behaviour: Niet causale verbanden worden als causaal gezien, rituelen en
gelukspoppetjes. In de sport worden rituelen actief aangeleerd. Ronaldo wijdbeens staan.
Strategieën van reinforcement:
-Shaping: breed beginnen, in detail eindigen.
-Chaining: leren in stapjes. Vb. hoe handen wassen op corona poster.
-Ratio: beloning/straf na x aantal responses.
-Interval: beloning/straf op basis van verstreken tijd.
Fixed is een vast aantal waarna een beloning/straf plaatsvindt. Variable is ongeveer
gemiddeld dus gaat het over x aantal.
Differential rates of responding:
-High (DRH): iets vaak doen (response) binnen een bepaalde tijd. Voorbeeld= vaak leren voor
tentamen (response), vergoot de kans op een voldoende op het tentamen (reinforcement).
-Low (DRL): iets weinig doen (response) binnen bepaalde tijd. Voorbeeld= zelfstandig werken
(als leerkracht niet antwoorden op elke vraag van leerling).
Kritiek op behaviourisme: leren werkt niet (altijd) zo.
-Lastig om complex gedrag zoals motivatie, redeneren, probleem oplossen, creativiteit te
beschrijven binnen een stimulus-repsonse framework.
-Geen ontwikkelingsperspectief.
-Behaviorisme in radicale vorm bestaat niet meer (althans niet echt).
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ElineBroek. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,29. Je zit daarna nergens aan vast.