Geneeskunde
HBO-V G&T leerjaar 2
Inhoud
Geneeskunde les 1.1 ~ Veelvoorkomende problematiek bij ouderen.............................................................................2
Geriatrie.......................................................................................................................................................................2
Hoofdstuk 3 – Kenmerken van de geriatrische patiënt............................................................................................2
Hoofdstuk 12 - Mobiliteit.........................................................................................................................................4
Hoofdstuk 17 – Vallen..............................................................................................................................................6
Geneeskunde les 1.2 ~ Farmacologie..............................................................................................................................8
Inleiding in de gerontologie en geriatrie......................................................................................................................8
Hoofdstuk 32 – Polyfarmacie...................................................................................................................................8
Farmacotherapie voor de zorgprofessional...............................................................................................................12
Hoofdstuk 23 – Evalueren van geneesmiddelgebruik bij een oudere vrouw met obstipatie.................................12
Geneeskunde les 1.3 ~ Bloedafwijkingen......................................................................................................................12
Gerontologie en geriatrie..........................................................................................................................................12
Hoofdstuk 12 – Bloedarmoede..............................................................................................................................12
Anatomie & Fysiologie...............................................................................................................................................15
Hoofdstuk 11 – Het cardiovasculaire stelsel: bloed...............................................................................................15
Oncologie: Handboek voor verpleegkundigen...........................................................................................................24
Hoofdstuk 18 – Hematologische oncologie...........................................................................................................24
Geneeskunde les 1.4 ~ Nieren.......................................................................................................................................29
Gerontologie en geriatrie..........................................................................................................................................29
Hoofdstuk 18 – Nierfalen.......................................................................................................................................29
Anatomie & Fysiologie...............................................................................................................................................33
Hoofdstuk 18 – Het urinaire stelsel.......................................................................................................................33
Pathologie..................................................................................................................................................................36
Hoofdstuk 10 – Aandoeningen van het urniewegstelsel........................................................................................36
,Geneeskunde les 1.1 ~ Veelvoorkomende problematiek bij
ouderen
Leerdoelen:
- analyseren wat de verschillende oorzaken van duizeligheid en wegrakingen zijn bij een oudere zorgvrager
- uitleggen wat multimorbiditeit en geriatrisch syndroom is en toelichten hoe orgaansystemen elkaar
beïnvloeden
- in een praktijksituatie of casus herkennen met welke problemen multimorbiditeit gepaard gaat
Literatuur:
- Schim van der Loeff - van Veen, R. (2017) Geriatrie. Houten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum. [via
mijnBSL]
o Hoofdstuk 3 Kenmerken van de geriatrische patient, paragraaf 3.1 t/m 3.9
o Hoofdstuk 12 Mobiliteit >>> NB paragrafen over osteoporose behoren NIET tot de verplichte
toetsstof
o Hoofdstuk 17 Vallen
Geriatrie
Hoofdstuk 3 – Kenmerken van de geriatrische patiënt
§3.2 – Symptoomverandering
Bij ouderen verandert de werking van de hypothalamus waardoor de thermoregulatie anders is ingesteld, hierdoor
hebben ze minder snel koorts. Ook worden ouderen sneller incontinent door een urineweginfectie dan dat ze pijn
krijgen bij het plassen, zoals het geval is bij jongeren. Verder verandert bij ouderen ook de dorstprikkel en de
pijnbeleving en wordt de baroreceptorreflex minder fijngevoelig, waardoor het lichaam minder effectief kan
reageren met bloeddrukregulaties.
Symptoomverarming: de symptomen zijn minder acuut of helemaal stil aanwezig.
Symptoomverschuiving: er is een asymptomatisch verloop wat ook plotseling levensbedreigend kan worden.
Symptoomomkering: tegenovergestelde symptomen treden op. Hyperthyreoïdie – apathie.
Symptoomvermeerdering: ontstaat door een optelsom van symptomen die voortkomen uit meerdere chronische
ziekten die elkaar versterken.
§3.3 – Cascade breakdown
De neerwaartse spiraal kan door een kleine oorzaak op gang komen en grote gevolgen
hebben.
§3.4 – Geriatrische syndromen
Een cascade breakdown komt voort uit één of meerdere geriatrische syndromen.
Meerdere factoren kunnen op verschillende manieren bijdragen aan één symptoom. Bij
een geriatrisch syndroom is een symptoom het samenkomen van meerdere
aandoeningen of omstandigheden tegelijkertijd.
Voorbeelden geriatrische syndromen: delier, vallen, ondervoeding, dementie,
incontinentie, depressie en duizeligheid.
,§3.5 – Verwevenheid op lichamelijk, psychisch en fysiek gebied
Als er zich op lichamelijk of psychisch gebied problemen
voordoen, kan dit grote invloed hebben op de activiteiten die
iemand onderneemt. Andersom zal een psychisch probleem
ertoe kunnen leiden dat de oudere minder is gemotiveerd of
vergeet om goed voor zichzelf te zorgen etc. Zo ontstaat er
een wisselwerking tussen de verschillende systemen.
§3.6 – Multimorbiditeit
Multimorbiditeit is het tegelijkertijd voorkomen van ten minste drie chronische aandoeningen bij een persoon, over
een periode van ten minste één jaar. Dit kan zowel op somatisch, psychisch als sociaal gebied. Multimorbiditeit kan
leiden tot een grote verscheidenheid aan functieproblemen. Hierbij is het belangrijk om te kijken welke prioriteiten
er gelden bij de verschillende problemen. Het gaat daarbij in eerste instantie niet alleen om het verlengen van het
leven, maar vooral ook om het nastreven van welbevinden, zelfredzaamheid en autonomie.
§3.7 & §3.8 – Herkenning en uiting van klachten
Doordat pijn waarneming kan veranderen en de thermoregulatie verschilt van vroeger, kan het zijn dat de oudere de
symptomen van een acute ziekte minder goed herkent. Een oudere die te maken krijgt met uitingsproblemen zal
niet in staat zijn om de gezondheidsklachten te uiten. Uitingsproblemen kunnen zich voordoen als gevolg van afasie,
dysartrie, maar ook ontstaan als gevolg van stemmingsproblemen of cognitieve stoornissen bij het dementieel
syndroom of bij een delier. Een oudere die niet beschikt over een betrokken sociaal netwerk, angst heeft voor de
arts of voor de gevolgen van het melden van gezondheidsklachten zal groter risico lopen op complicaties.
§3.9 – Interindividuele verschillen
Doordat organen een verandering (onder meer atrofie en verminderde doorbloeding) doormaken onder invloed van
het ouder worden, vermindert de reserve om decompensatie op te vangen. Dit verminderde reserve zal gevolgen
hebben voor het herstel na een doorgemaakte ziekte, maar ook voor de manier waarop de lever en nieren medicatie
en toxische stoffen kunnen verwerken.
Tegelijkertijd verandert de lichaamssamenstelling.
- De vetmassa neemt toe
- Skeletspiermassa neemt verder af, hierdoor daalt de ruststofwisseling
- Hoeveelheid bindweefsel neemt toe
- Lichaamsgewicht neemt af
- Lichaamslengte neemt af, omdat het volume van de tussenwervelschijven afneemt door een vermindering
van de botdichtheid en een lager vochtgehalte in de tussenwervelschijven.
- Totale hoeveelheid lichaamsvocht neemt met 10-14% af.
Veel van deze factoren beïnvloeden de gevoeligheid voor medicijnen.
, Hoofdstuk 12 - Mobiliteit
§12.1 – Inleiding
Bij afgenomen bewegingscapaciteit gaat het om een afgenomen spierkracht en spiertonus, verminderde elasticiteit
van kapsels en ligamenten en gewrichten. De inspanningstolerantie neemt af. Een optelsom van deze factoren leidt
tot een toename van houdingsafwijkingen. Botweefsel dat niet wordt belast, zal bovendien minder worden
geprikkeld om afbraak van botweefsel te herstellen. Botten worden hierdoor broos. Spiermassa neemt af, kraakbeen
wordt minder elastisch, of verdwijnt (artrose).
Bij een verlaagde besturingsvaardigheid is er sprake van een minder snelle reactie op prikkels die van buiten- of van
binnenuit worden gezonden. Het zenuwstelsel verwerkt de prikkels langzamer.
Bij een verminderd bewegingsinitiatief is er letterlijk sprake van een verminderd enthousiasme om zich te bewegen.
Er is ook regelmatig sprake van bewegingsangst.
§12.2 – Osteoporose en orthostatische hypotensie
Bij osteoporose neemt de botsterkte af, door vermindering van de botdichtheid waarbij ook de botstructuur
afneemt, hierdoor is er een groter risico op fracturen. Vooral compressiefracturen van de wervels en breuken in pols
en heupen komen veel voor.
Orthostatische hypotensie, of kortweg orthostase, is een daling van de bloeddruk na houdingsverandering, met
name als van een horizontale naar een verticale positie wordt overgegaan, waarbij duizeligheid kan ontstaan en
hierdoor valrisico.
§12.3 – Prevalentie osteoporose en orthostatische hypotensie
Osteoporose is een veelvoorkomende aandoening onder ouderen. Na een fractuur is het risico op het nogmaals
krijgen van een fractuur vergroot. Een compressiefractuur van de wervels (wervelinzakking) kan spontaan ontstaan.
Bij draaien of bukken kan er te veel kracht op een wervellichaam komen te staan. De stevigheid van de botten is te
gering geworden voor de kracht van de spieren, waardoor het wervellichaam wordt gecomprimeerd. De fractuur zal
in de meeste gevallen spontaan, dus zonder hulp van buitenaf, genezen. Meerdere compressiefracturen leiden
uiteindelijk tot een abnormale kyfose.
Hoe ouder mensen worden en hoe meer er sprake is van meerdere chronische ziekten, des te vaker komt orthostase
voor. Tot 60 % van de ouderen heeft er last van. De bloeddrukdalingen leiden in veel gevallen tot duizeligheid,
waardoor het valrisico toeneemt. Bloeddrukschommelingen komen vaker voor bij de groep ouderen met geheugen-
en concentratieverlies.
§12.4 – Etiologie
Factoren die het risico op het krijgen van osteoporose vergroten:
1. Gevorderde leeftijd
2. Verminderde aanmaak van oestrogeen: vrouw na de menopauze of na hysterectomie
3. Zwaartekracht: bij tengere, vrouwen worden de botten minder belast
4. Immobilisatie (gedurende het hele leven), ook vanwege de inwerking van de zwaartekracht
5. Afstamming: Noord-Europeanen hebben het hoogste risico, Afro-Amerikanen het laagste; blootstelling aan
zonlicht is een belangrijke beïnvloedende factor (vanwege vitamine-D-aanmaak)
6. Onvolwaardige voeding, vooral tijdens het opgroeien (calcium, vitamine-D-tekort)
7. Overmatig gebruik van alcohol of nicotine
8. Hyperfunctie van (bij)schildklier, diabetes mellitus type I en chronische nierinsufficiëntie
9. Medicatie (zoals corticosteroïden, schildklierhormonen, glucocorticoïden, diuretica)
10. Genetische belasting, familiegeschiedenis
Patiënten met de ziekte van Parkinson, Lewy-body-NCD of autonome diabetische neuropathie kunnen al in een
vroeg stadium van de ziekte last krijgen, doordat bij deze aandoeningen het autonome zenuwstelsel aangetast