HC1: Introductiecollege
Missie binnen PWO
- Voornamelijk ontwikkelingsgebieden binnen diverse leeftijdsgroepen
- Behandelingsgericht en/of preventief
- Normatief: wat gewenst is en wat hoort, is relatief (ook afhankelijk van de tijd)
- Scientist-Practitioner → Wijze waarop je kennis in de praktijk brengt (expliciete kennis en
handelen in de praktijk)
Schaal van Hutschemaekers:
Wetenschappelijk
→ Houd zich bezig met het komen tot een antwoord op vragen door middel van het verzamelen van
kennis
- Intuïtie → Kennis door individuele personen, ja dit heb ik al een keer gezien, dit gebeurt altijd…
- Autoriteit → Status kan ook invloed hebben
→ Intuïtie en Autoriteit zijn niet voldoende
1. Wetenschappelijke cyclus (uitgangspunten/benadering)
Transparantie, gecontroleerd
- Inductiefase (Op basis van waarnemingen komen tot
wetmatigheden)
- Deductiefase → Heel erg specifiek
- Toetsen in de praktijk (controleren of het klopt)
- Evaluatie → Toepassing op andere gebieden
, 2. Transparantie, gecontroleerd
- Mogelijkheid gecontroleerd te worden, publiceer het onderzoek, kan als basis dienen voor
een vervolgonderzoek van iemand anders
- Peer- review → Vakgenoten geven feedback → Controle van de kwaliteit
3. Ethiek en Privacy
- Niet alles mag, veel regels rondom de privacy
Noodzaak Methodologisch werken
→ De leer van de bepaalde stappen die je moet zetten binnen Wetenschappelijk onderzoek
Onderzoekcyclus/ empirische cyclus (onderzoek):
- Regulatieve cyclus (diagnostiek)
- Theoretische cyclus (literatuur)
Model basis van Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek
1. Conceptualiseringsfase:
Nadenken wat het probleem is,
wat is de vraag die ik wil
antwoorden, welke variabele
spelen hierin een rol, wat zegt de
literatuur?
2. Inrichtingsfase: Hoe zet je het
onderzoek op, hoe kom je tot
resultaten,
3. Uitvoeringsfase:
Dataverzameling, wellicht je
inrichting aanpassen,
rapporteren
Verschillende factoren hebben invloed op het eerste stadium van het onderzoek, beïnvloed door
de context van je onderzoek, maar ook door jou als persoon
De 5 B’s → Belang, Bereidheid, Bekwaamheid, Beschikbaarheid, Benutting
HC2: Conceptualiseren
Conceptualiseringsfase
Inperken van het probleem → Definiëren waar het onderzoek over gaat
1. Probleemstelling
- Vaststellen van het probleem → uit nieuwsgierigheid
- Discrepantie tussen feitelijkheid en wenselijkheid
- 75% van de studenten ervaart stress (=veel), maar niet bij een opleiding tot
commando’s
- Streven naar een studieklimaat waarin 30% maar stress ervaart → Wat is de norm,
wat vinden ervaringsdeskundigen → Verschil tussen feiten en wensen
- Praktische problemen vs. Theoretische problemen
, - Praktijkprobleem doet zich voor → Praktijk gestuurd onderzoek
- Rol van noradregene genen in de ontwikkeling van ADHD wordt betwist, kan je niet
in de praktijk observeren. Probleem komt voort uit literatuuronderzoek →
Theoretisch gestuurd onderzoek/ Fundamenteel onderzoek)
2. Doelstelling
- Doelstelling in een onderzoek → het beoogd resultaat
(interventie werkt? /onderzoeksmethode werkt?)
→ Aard van ernst van stressklachten vaststellen, of identificeren van oorzaken, of
beoordelen effectiviteit interventie
- Doelstelling van een onderzoek → de beoogde benutting
(wat doen we met deze kennis? wat is het belang?)
→ Instrumentele benutting → Beoordeling/ verbetering → Stoppen doorgaan met
verbeter acties (Doel: besluiten of de cursus omgaan met stress gecontinueerd moet
worden)
→ Conceptuele benutting → Kennisvermeerdering → Verandering in denken (Doel:
In kaart brengen van het probleem)
3. Vraagstelling
- Herformulering van de doelstelling → Herformulering totdat er een vraagstelling uit komt
- Descriptieve vragen (beschrijvende vragen) : Onderzoeksvragen naar feitelijke beschrijving
van de waarheid → Zo objectief mogelijk
- Normatieve vragen : Onderzoeksvragen waaraan een waardeoordeel ten grondslag ligt
Voorbeeld: Is de cursus omgaan met stress goed? moeten stressklachten worden
teruggedrongen?
- Correlationele vragen (correlatieve vragen) : Onderzoeksvragen naar samenhangen
verbanden en/of relaties
Voorbeeld: Hangt prestatiedruk samen met stress? Ervaren studenten X meer stress dan
studenten Y
- Impactvragen : Onderzoeksvragen naar causale verbanden
Voorbeeld: Is de mate van efficiëntie tijdens het studeren van invloed op de mate van stress?
leidt de cursus ‘omgaan met stress’ tot afname in stress?
Het belang van theoretisch kader
- Het probleem, het doel den de vraagstelling dienen in het theoretisch kader geplaatst te
worden
- Dankzij het theoretisch kader wordt de herkomst en de uitkomst van het onderzoek helder
→ Herkomst: Wat heeft dit type onderzoek tot dusver opgeleverd, waar liggen lacunes
→ Uitkomst: Theoretisch kader geeft richting aan het opstellen van een hypothese
- Conceptueel model: Schematische weergave van de relevante kernconcepten (variabele) en
de verwachte onderlinge relaties tussen de kernconcepten (hypothese)
1. Variabelen
Variabele: een kenmerk dat een onderzoek element al of niet, of in meer of mindere mate bezit
- Een onderzoek element is degene op wie het kenmerk betrekking heeft → individuen, paren,
groepen, collectiviteiten
- In de conceptualiseringsfase is het noodzakelijk een theoretische definitie te geven van de
onderzoek elementen waarop de variabelen betrekking hebben