Samenvatting verdiepend contracten- en aansprakelijkheidsrecht
Inleiding meergelaagd contracten- en aansprakelijkheidsrecht
Meergelaagdheid van het recht
- Verschillende verdragen (EU, maar ook bijvoorbeeld VN)
- Maar ook nationaal, niet enkel privaatrecht, maar ook bestuursrecht.
“Recht wordt gevormd en is kenbaar uit de wisselwerking tussen verschillende
rechtsbronnen en andersoortige normstelsel, die ieder hun eigen rationaliteit hebben.”
Rechtsbronnen en andersoortige normstelsel
- Verdragsrecht
o IVBPR, IVRK, ILO
o VWEU, VEU, EVRM
- Publiekrecht
- Soft law
o Niet bindende regels opgesteld door publiekrechtelijke entiteiten
- Private regulering
o (Niet -)bindende regels opgesteld door privaatrechtelijke entiteiten
Artikel dat meergelaagdheid faciliteert in het BW is bijvoorbeeld art. 6:162 BW, inbreuk op
een recht (kan uit de wet, maar ook verdragen voortvloeien). Dit geldt ook voor de inbreuk op
een plicht (plicht kan ook buiten het privaatrecht liggen).
Ook bijvoorbeeld art. 6:163 BW: relativiteitsvereiste, geschonden norm, kan zich in het
publiekrecht bevinden.
HR Haviltex (HR 13 maart 1981, NJ 1981/635):
“De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit
contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond
van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de
beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven
omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op
hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede
van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis
van zodanige partijen kan worden verwacht.”
HR Lundiform/Mexx (HR 5 april 2013, NJ 2013/214):
“Opmerking verdient dat een “entire agreement clause“ een relevante omstandigheid kan zijn
bij de uitleg van een overeenkomst waarvan deze clausule deel uitmaakt. Welke betekenis
aan een dergelijke clausule toekomt, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Daarbij zij aangetekend dat een “entire agreement clause" op zichzelf geen uitlegbepaling is.
De clausule heeft een specifieke herkomst en functie in de Anglo Amerikaanse rechtssfeer,
en heeft naar Nederlands recht niet zonder meer een bijzondere betekenis.”
Invloed van Europees recht
Europees recht:
- Primair Unierecht
o Verdragsrecht: VWEU & VEU (en voorgangers)
o Rechtsbeginselen
- Secundair Unierecht: verordeningen, richtlijnen, besluiten
- EVRM en protocollen
Let op: Niet Europees “professorenrecht” (PECL, PETL, DCFR). Dit zijn niet bindende/niet
officiële regels ontwikkeld (door hooggeleerde) voor gebruik van een Europees privaatrecht
,Top-down: EU dicteert het recht (aan lidstaten)
Bottom-up:
- Art. 340 VWEU
- Francovich-aansprakelijkheid: aansprakelijkheid van lidstaten voor het niet opvolgen
of niet juist implementeren van een richtlijn (zie ook nog verder in samenvatting).
- Uniewetgever laat het (deels) open: EU-wetgever legt een bepaald recht vast en
definieert dit, de overige relevante factoren voor aansprakelijkheid laat het aan de
lidstaten. Bijvoorbeeld AVG (Art. 82 AVG).
Bekende vorm van invloed op nationaal privaatrecht: richtlijnenrecht. Richtlijn legt
privaatrechtelijke rechten en verplichtingen vast. Het HvJEU interpreteert en de lidstaten
implementeren.
Normatieve vragen
Behoud van eenheid en integriteit van het systeem van privaatrecht en onderliggende
waarden:
- “BW vervuiling” (bijvoorbeeld art. 6:230g t/m z BW)
- Rechts(on)zekerheid
Wat zijn de redelijke grenzen aan doorwerking?
- Goldplating (wanneer een lidstaat verder gaat bij de omzetting van EU recht dan de
EU-regelgeving, meestal richtlijn, vereist).
- Spill over effecten
Waarom is het belangrijk dit te weten:
- Nodig om het geldend recht te kennen
- Bepaalt winst/verlies
- Beroepsaansprakelijkheid
- Overheidsaansprakelijkheid
- Wetgevingsjuristen: niet, niet tijdig, of incorrecte implementatie in wetgeving of beleid
- Rechter/toezichthouder: niet of incorrecte toepassing
- Vooruitdenken en vernieuwen
Milieudefensie c.s./Royal Dutch Shell (Rb. Den Haag 26 mei 2021,
ECLI:NL:RBDHA:2021:5337)
Milieudefensie e.a. hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat Shell onrechtmatig
handelt jegens hen en dat voor de invulling van de ongeschreven zorgvuldigheidsnorm
gebruik kan worden gemaakt van de Kelderluik-criteria, mensenrechten en soft law.
De rechtbank heeft deze vordering toegewezen omdat Shell de verplichting zou hebben om
via het concernbeleid van de Shell-groep de CO2-uitstoot van de activiteiten van de Shell-
groep eind 2030 te verminderen met netto 45% ten opzichte van 2019. De rechtbank is tot
deze reductieverplichting gekomen door invulling van de ongeschreven zorgvuldigheidsnorm
van artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad) aan de hand van de relevante feiten en
omstandigheden zoals de beleidsbepalende positie van RDS in de Shell-groep en de CO2-
uitstoot van de Shell-groep, de beschikbare wetenschap over (de aanpak van) gevaarlijke
klimaatverandering en de naar het oordeel van de rechtbank breed gedragen internationale
consensus dat mensenrechten bescherming bieden tegen de gevolgen van gevaarlijke
klimaatverandering en dat bedrijven mensenrechten moeten respecteren.
De rechtbank past Nederlands recht toe op de vordering van Milieudefensie, gelet op art. 7
van de Europese Rome II-verordening (Verordening (EG) nr. 864/2007) (“Rome II”).
De rechtbank geeft met behulp van o.a. het EVRM en IVBPR invulling aan de ongeschreven
zorgvuldigheidsnorm van art. 6:162 BW. Deze verdragen en regelingen zijn geen van alle
rechtstreeks bindend voor Shell. De normen tonen echter wel aan dat het een breed
gedragen punt is.
,De rechtbank merkt op dat Milieudefensie geen rechtstreeks beroep kan doen op de
mensenrechten uit het EVRM en IVBPR, maar vult wel met de mensenrechten en de
waarden die daaruit voortvloeien de ongeschreven zorgvuldigheidsnorm in. Vanwege het
fundamentele belang van de mensenrechten voor de samenleving als geheel, kunnen de
mensenrechten dus wel een rol spelen in de verhouding tussen Milieudefensie en Shell. De
rechtbank gaat uit van een horizontale werking van mensenrechten en verwijst naar onder
meer het Urgenda-arrest voor een invulling van de reikwijdte van artikelen 2 en 8 EVRM.
Ook alle onderdelen van de Kelderluik-criteria komen terug in de uitspraak. De Kelderluik-
criteria om te bepalen of er sprake is van een gevaarzettende situatie (en dus daarmee een
onrechtmatige daad) zijn:
- Hoe waarschijnlijk kan de niet-inachtneming van de vereiste onoplettendheid en
voorzichtigheid worden geacht?
- Hoe groot is de kans dat uit deze niet-inachtneming ongevallen staan?
- Hoe ernstig kunnen de gevolgen zijn?
- Hoe bezwaarlijk zijn de te nemen veiligheidsmaatregelen?
De rechtbank betrekt in de invulling van de ongeschreven zorgvuldigheidsnorm:
1) de beleidsbepalende positie van RDS in de Shell-groep,
2) de CO2-uitstoot van de Shell-groep,
3) de gevolgen van CO2-uitstoot voor Nederland en het Waddengebied,
4) het recht op leven en een ongestoord gezinsleven van de Nederlandse ingezetenen
en de inwoners van het Waddengebied,
5) de UN Guiding Principles,
6) de controle en invloed van RDS op de CO2-uitstoot van de Shell-groep en haar
zakelijke relaties,
7) wat ervoor nodig is om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen,
8) mogelijke reductiepaden,
9) de dubbele uitdaging om gevaarlijke opwarming van de aarde tegen te gaan en te
voorzien in de vraag naar energie van de groeiende wereldbevolking,
10) het ETS-systeem en andere, elders ter wereld geldende ‘cap and trade’-
emmissiestelsels, vergunningen en lopende verplichtingen van de Shell-groep,
11) de effectiviteit van de reductieverplichting,
12) de verantwoordelijkheid van staten en de samenleving,
13) de bezwaarlijkheid voor RDS en de Shell-groep om aan de reductieverplichting te
voldoen en
14) de proportionaliteit van de reductieverplichting van RDS.
In 4.5 zet de rechtbank het beleid, de beleidsvoornemens en de ambities van RDS voor de
Shell-groep af tegen de reductieverplichting van RDS. In 4.6. staat de slotsom over de
reductieverplichting van RDS en beoordeelt de rechtbank welke vorderingen van
Milieudefensie kunnen worden toegewezen
Bij de beoordeling van de proportionaliteit neemt de rechtbank in aanmerking dat de CO2-
uitstoot waar Shell verantwoordelijk voor kan worden gehouden een "zeer groot gevaar"
creëert voor huidige en toekomstige generaties. Het zwaarwegende algemene belang legt
volgens de rechtbank meer gewicht in de schaal dan de nadelige effecten die RDS mogelijk
zal ondervinden.
Ook is er de link met het contractenrecht in de uitspraak. Deze komt terug in de controle en
invloed van Shell op de CO2-uitstoot van de Shell-groep en haar zakelijke relaties. De
rechtbank maakt hier onderscheid tussen de CO2-uitstoot van (1) de Shell-groep (RDS en
de andere Shell-vennootschappen) en van (2) de zakelijke relaties van de Shell-groep,
inclusief de eindgebruikers. Vanwege de beleidsbepalende invloed die RDS heeft op de
vennootschappen in de Shell-groep, draagt zij voor deze zakelijke relaties dezelfde
verantwoordelijkheid als voor haar eigen activiteiten. De vergaande controle en invloed van
RDS over de Shell-groep leidt ertoe dat de reductieverplichting van RDS een
, resultaatsverbintenis moet zijn voor emissies die zijn verbonden aan de eigen activiteiten van
de Shell-groep. Dit betreft de Scope 1-uitstoot van RDS en het aan de Shell-
vennootschappen toe te schrijven deel van de Scope 2-uitstoot van RDS. Vanuit het
perspectief van de Shell-groep als geheel, is dit de Scope 1-uitstoot van de Shell-groep.
Ten aanzien van de zakelijke relaties van de Shell-groep, inclusief de eindgebruikers, kan
van RDS worden verwacht dat zij de nodige stappen neemt om de ernstige risico’s als
gevolg van de door hen gegenereerde CO2-uitstoot op te heffen of te voorkomen en haar
invloed aanwendt om eventueel voortdurende gevolgen zo veel mogelijk te beperken. Dat is
een zwaarwegende inspanningsverplichting, die niet wordt weggenomen of verminderd door
de eigen verantwoordelijkheid van de zakelijke relaties, inclusief de eindgebruikers, voor (de
gevolgen van) hun eigen CO2-uitstoot.
Unierecht en privaatrecht doorwerkingsvormen
Doorwerkingsvormen:
- Directe (verticale) werking
- Directe horizontale werking
- Indirecte horizontale werking
Wat is invloed
Er is invloed als er privaatrechtelijke rechten en plichten worden gecreëerd, veranderd of
komen te vervallen. Dus bijvoorbeeld als gevolg van EU recht kan een partij nu een
vordering instellen waar dat eerst niet kon.
Hoe bewerkstelligt die invloed zich?
- Positieve harmonisatie/positieve integratie: er wordt door de EU nieuwe wetgeving
gemaakt op het gebied van privaatrecht (richtlijnen, verordeningen) (artikelen 114/115
VWEU).
- Negatieve integratie: strijdige nationale maatregelen moeten worden weggenomen.
o Bestaande regels van privaatrecht (BW) cf. Alsthom
o Bestaande regels van economische bestuursrecht die privaatrechtelijke
verhoudingen omgeven.
- Specifieke rechtshandelingen en feitelijke handelingen (voorbeeld contract tussen
partijen dat in strijd is met het kartelverbod).
HvJ Van Gend en Loos (Zaak 26/62 [1963] Jur. 3)
De Europese Economische Gemeenschap vormt een nieuwe rechtsorde binnen het
internationale recht, ten behoeve waarvan de staten, zij het op een beperkt terrein, hun
soevereiniteit beperkt hebben. Hierbinnen zijn niet slechts de lidstaten zelf, maar ook hun
onderdanen gerechtigd.
Rechtsregel: Europees recht kan rechten scheppen die individuen onafhankelijk van hun
nationale recht kunnen inroepen voor de nationale rechter. Om deze directe werking te
hebben moeten bepalingen aan een aantal voorwaarden voldoen:
1) de bepaling is duidelijk en onvoorwaardelijk
2) de bepaling schept een negatieve verplichting voor de lidstaat
3) de bepaling bevat geen voorbehouden
4) de aard van de bepaling leent zich voor directe werking
Bij het bovenstaande moet de kanttekening worden gemaakt dat deze voorwaarden in latere
arresten sterk gerelativeerd zijn. Zij kunnen nu teruggebracht worden tot twee voorwaarden.
Enerzijds moet de bepaling nauwkeurig en onvoorwaardelijk zijn, anderzijds mag de bepaling
geen aanvullende maatregelen vereisen, zij moet dus direct toepasbaar zijn door de
nationale rechter. Dit arrest wordt vaak als het meest invloedrijke arrest in de geschiedenis
van het Hof van Justitie aangemerkt.