Week 1a
Essentie van het strafrecht: berechting van een strafbaar feit en de daarvan verdachte
persoon door de strafrechter. Slechts een beperkt aantal strafzaken wordt door de rechter
afgedaan. Bepaalde zaken bv ook door alleen het OM, of zelfs alleen door
opsporingsdiensten zoals de politie.
Voorwaardelijke straf: de verdachte zal niet worden geëxecuteerd als diegene zich niet
aan een nieuw strafbaar feit schuldig zal maken. Hoe lang dat voorwaardelijk is zal ook
moeten worden bepaald.
Lettertoevoeging aan een artikel betekent dat een latere wetgever deze bepaling in de wet
heeft opgenomen.
Strafrecht staat bekend als negatief sanctiestelsel. Strafrecht is het recht om te straffen, en
straffen is het bewust leed toevoegen. Het draagt bij aan rechtshandhaving en
rechtsbescherming.
In het materiële strafrecht staan regels over straffen. Welke straf en wanneer mag dat
worden opgelegd?
Formeel strafrecht is het wetboek strafvordering, en gaat om de processen. Het geeft aan
welke procedure gevolgd moet worden als iemand het materiële strafrecht heeft overtreden.
In de wet zijn allerlei regels vastgelegd die nodig zijn om strafbare feiten te onderzoeken, op
te sporen en te kunnen berechten om uiteindelijk de ware schuldige te kunnen straffen ->
rechtshandhaving.
Aan de ene kant stellen we opsporingsdiensten in staat strafbare feiten op te sporen,
officiers in staat strafbare feiten te vervolgen, rechters in staat om te berechten en te
bestraffen. Maar aan de andere kant beschermen we de burger tegen de overheid zodat we
alleen een burger betrekken bij het strafrecht die zich inderdaad schuldig heeft bevonden
aan een strafbaar feit -> rechtsbescherming.
Legaliteit:
Art. 1 Sr
‘Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling’.
Art. 1 Sv
‘Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien’.
Met ‘wet’ bedoelen we wet in formele zin, die alleen kan worden gemaakt door de Tweede
Kamer, in samenspraak met de regering, ondertekend als wet door onze koning. Wetten in
materiële zin kunnen gemaakt worden door lagere overheden (bv door gemeenten)>
1
,De overheid mag alleen handelen op basis van de wet (art. 1 Sr en art. 1 Sv) -> we weten
als burgers wat strafbaar wordt gesteld, en worden uitgesloten van willekeur door de
overheid.
Dat garandeert:
1. De democratisch gekozen wetgever heeft zich uitgesproken.
2. Het recht is inzichtelijk en voorspelbaar voor burgers, omdat wettelijke regelingen
worden opgeschreven en bekend gemaakt.
Legaliteitsbeginsel is te vinden in artikel 1 strafvordering (procedures) en wetboek van
strafrecht. APV valt daar ook onder. Belang is rechtsbescherming, burgers tegenover de
overheid. Materieel -> art. 1 strafrecht en formeel art. 1 strafvordering.
1. Wettelijke basis (combinatie lex scripta en nulla poena); (er moet een wettelijke
regeling zijn waarin staat welke gedraging verboden is, en vervolgens moet erin
staan met welke straf die is bedreigd). De burger moet weten tot welke straf hij kan
worden berecht, dus is een wettelijke basis belangrijk. Lex scripta betekent letterlijk
‘geschreven wet’, nulla poena betekent dat niemand veroordeeld mag worden voor
een daad die op het moment van plegen nog geen strafbaar feit was.
2. Verbod van terugwerkende kracht (mag niet achteraf worden aangepast, burger
moet direct weten dat hij een strafbaar feit heeft gepleegd).
3. Gebod van toegankelijke en vooral scherpe normen (burger moet de wet kunnen
begrijpen).
4. Grenzen aan de interpretatievrijheid van de rechter (hij mag niet iets anders in de
zaak lezen dan door de wetgever is bedoeld).
•Art. 287 Sr
•Art. 4 ARV ‘onbehoorlijk gedrag’
•Art. 310 Sr ‘goed’ ‘wegnemen’
De rechter moet uiteindelijk beoordelen of een gedraging valt onder een delictsomschrijving:
•Grammaticale interpretatie (wat staat hier grammaticaal gezien?)
•Wetshistorische interpretatie (wat wordt er nou precies bedoeld? Welke norm heeft de
wetgever gegeven om te bepalen of dit gedrag er wel of niet onder valt?)
•Wetssystematische interpretatie (waar gaat deze wet over? Tot welke categorie strafbare
feiten hoort dit?)
•Teleologische interpretatie (wat was de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever?)
Opbouw arrest:
1. Rechtbank, gerechtshof, Hoge Raad
2. Uitspraak feitenrechter (de rechter die in feitelijke aanleg heeft beslist over de zaak,
vaak het hof) en cassatierechter (de Hoge Raad)
3. Cassatieschriftuur (op welke punten en waarom je het niet eens bent met het hof) en
cassatiemiddelen (de bezwaren die je daarin naar voren brengt)
4. Conclusie van de advocaat-generaal (rechtsgeleerdwetenschapper in dienst van de
Hoge Raad, die als eerste vervolgens naar de zaak zal kijken en zal een schriftelijk
advies opstellen waarin hij aangeeft of de bezwaren in de cassatieschriftuur terecht
zijn of niet en dus of de uitspraak van het hof in stand kan blijven of dat de zaak moet
worden vernietigd en opnieuw moet worden gedaan) daarna gaat de zaak naar de
2
, rechters van de Raad, dat zijn de raadsheren. Zij beslissen en schrijven dat op in het
arrest, nadat ze de zaak, het cassatieschriftuur en de conclusie van de advocaat-
generaal hebben gelezen.
5. Toetsingscriteria Hoge Raad
oSchending van recht (heeft het hof het recht juist toegepast)
oVerzuim van vormen (heeft het hof ook in deze zaak alle proceduele regels gevolgd en is
zijn uitspraak ook voldoende gemotiveerd?)
Hoe lees je een arrest?
1. Hoe is het arrest opgebouwd? (De uitspraak van de feitenrechter, de cassatiemiddelen,
conclusie van een advocaat-generaal, de hoge raad en evt een annotatie; beschouwing over
een arrest, geschreven door een rechtsgeleerde wetenschapper, die niet in dienst is van de
Hoge Raad)
2. Wat zijn de juridisch relevante feiten van de zaak? (Waar gaat het over? Wat is er
gebeurd?)
3. Wat is de beslissing van de feitenrechter? (Is de verdachte veroordeeld of vrijgesproken
en wat is de motivatie van de rechter?)
4. Wat is de rechtsvraag? (Wat is de reden waarom deze zaak voorligt aan de Hoge
Raad?) hiervoor zul je moeten kijken naar de cassatiemiddelen, wat is de reden waardoor in
cassatie is gegaan? Bij meerdere cassatiemiddelen zoeken naar de relevante.
5. Wat is het antwoord op de rechtsvraag? Aan te raden om eerst de conclusie van de
advocaat-generaal te lezen om te kijken wat hij voor advies heeft gegeven aan de Hoge
Raad.
Als je er niet uitkomt probeer de kern te begrijpen en het advies van de Hoge Raad te
lezenZ
6. Hoe waardeer je deze uitspraak? Belang van de uitspraak? Hiervoor is het belangrijk
om de uitspraak te begrijpen en dus om de conclusie van de advocaat-generaal met zijn
argumenten af te wegen tegen hoe de Hoge Raad daar tegenaan keek.
Ook is het handig om te kijken of er een annotatie is geschreven. Daarin staan namelijk
belangrijke aanknopingspunten voor de waardering en het belang van het arrest voor het
strafrecht.
De IRAC methode staat voor 4 stappen:
Stap 1: Issue -> Wat is de rechtsvraag die moet worden beantwoord?
Stap 2: Rule -> Welke rechtsregel moet worden gehanteerd bij de beantwoording van de
rechtsvraag?
Stap 3: Application -> Hoe moet de gevonden rechtsregel worden toegepast op de feiten in
de casus?
Stap 4: Conclusion -> Tot welke conclusie leidt het voorgaande?
Stap 1 - Issue:
De eerste stap die je moet zetten is achterhalen wat de rechtsvraag of rechtsvragen zijn in
de voorliggende casus. Dit is de juridische vraag die de rechter moet beantwoorden op basis
van de vastgestelde feiten in een zaak. Soms geven we de ‘issue’ al door te verwijzen naar
strafrechtelijke leerstukken en onderwerpen (bijvoorbeeld: Is hier sprake van opzet? Is hier
sprake van noodweer? Is de aanhouding rechtmatig?), maar soms moet je op basis van wat
3
, er naar voren komt in de casus zelf formuleren welke strafrechtelijke ‘issue’ hier aan de orde
is. Wat is het probleem?
“Er dient gekeken te worden of er sprake is van....”
Stap 2 - Rule:
Vervolgens onderzoek je in de wetgeving, jurisprudentie en literatuur welke rechtsregel van
toepassing is op de rechtsvraag. Daarvoor heb je allereerst strafrechtelijke wetgeving nodig:
wat kan daaruit worden afgeleid? Vaak hebben we daarnaast ook andere bronnen nodig om
de juiste rechtsregel te vinden, zoals jurisprudentie. En, hoewel literatuur geen rechtsbron is,
kan je putten uit de argumenten die in de literatuur naar voren komen en voor de
beantwoording van de rechtsvraag van belang zijn. Benoem dus relevante rechtsregels
(artikelen + jurisprudentie).
“De volgende artikelen/arresten dienen gebruikt te worden om te kijken of..”
Stap 3 - Application:
Wanneer de rechtsregel is gevonden, moet de verbinding worden gelegd tussen de
rechtsregel en de voorliggende feiten. Beargumenteer waarom, gelet op de feiten, wel of niet
aan een bepaald criterium is voldaan in een zaak. Belangrijk hierbij is te beseffen dat het
feitencomplex per casus verschilt en een klein verschil soms al tot een andere uitkomst kan
leiden. Pas dus de regels die je onder ‘Rule’ gevonden en uitgewerkt hebt, toe op de casus.
“In casu is er sprake van.....”
Stap 4 - Conclusie:
Nu je alle drie de stappen hebt doorlopen trek je een conclusie en daarmee heb je een
onderbouwd antwoord gegeven op de rechtsvraag. Beantwoord altijd de gestelde vraag!
Het materiële strafrecht beschrijft welke gedragingen van burgers strafbaar zijn en wanneer
een burger dus strafrechtelijk aansprakelijk is. Het materiële strafrecht gaat over
(gedrags)normen waarvan de naleving afdwingbaar is door de overheid, de zogenoemde
rechtsnormen, waarbij gedrag dat strijdt met die rechtsnormen strafrechtelijk kan worden
gesanctioneerd.
Het formele strafrecht verwezenlijkt het materiële strafrecht; het is de schakel tussen het
gepleegde strafbare feit en de sanctionering. Het formele strafrecht regelt de stappen van
deze schakel; van het doen van onderzoek tot en met de tenuitvoerlegging van een
opgelegde straf.
Het legaliteitsbeginsel is het startpunt van het Wetboek van Strafrecht en vormt een
belangrijke basis van het strafrecht. In artikel 1 lid 1 Wetboek van Strafrecht (Sr) staat dat
geen feit strafbaar is dan uit kracht van een wettelijke strafbepaling die is vastgesteld en
bekendgemaakt vóór het begaan van dat feit. Pas als burgers weten wat strafbaar is,
kunnen ze verantwoordelijk worden gehouden voor strafbaar gedrag. Daarbij is ook van
belang dat helder is wat onder de strafbare gedraging valt: alleen dan kunnen burgers hun
gedrag erop afstemmen. Aan de hand van verschillende deelnormen die uit het
legaliteitsbeginsel kan worden afgeleid zal de praktische betekenis van dit beginsel worden
verduidelijkt.
Week 1B
4