Week 1-3
Wat is ontwikkelingspsychologie?
Welke (gezonde) ontwikkelingen maakt een mens o.a. door? Deze zijn immers van belang
om mee te kunnen komen in deze samenleving en om gezonde relaties met anderen te
kunnen onderhouden.
• Cognitieve ontwikkeling (IQ, cognities, taal gericht op adaptatie/aanpassing)
• Sociaal-emotionele ontwikkeling in de baby- en peuterfase
• Morele ontwikkeling (goed en kwaad onderscheiden, ook rekening leren houden met
anderen)
• Psychosociale ontwikkeling en identiteitsontwikkeling (hoe kijk ik naar mezelf en
anderen en wie ben ik in relatie tot anderen?)
Week 4-6
Ontwikkelingen kunnen ook verstoord raken of achter blijven , waardoor
ontwikkelingsstoornissen kunnen ontstaan. We gaan in op de 3 veelvoorkomende
stoornissen / beperkingen in de kinder- en jeugdpsychiatrie:
• Aandachtstekort- en gedragsstoornissen (week 4)
• Autismespectrumstoornis (week 5)
• Verstandelijke beperking (week 6)
Week 7
Extra les: hoe kijken we als samenleving naar mensen met een handicap / kwetsbare groepen
en hoe is dat terug te zien in de zorg die hen geboden wordt?
Week 1: Cognitieve ontwikkeling
- Algemene inleiding
- Hoe en waartoe ontwikkelen we cognitieve vermogens?
- Uitgangspunten theorie van Piaget
- Wat betekent kennis hiervan voor jou als verpleegkundige?
Week 2: Sociaal-emotionele ontwikkeling
- Hoe ontwikkelen onze emoties op jonge leeftijd?
- Wat is het belang van (vroege) hechting?
- Hoe leren we omgaan met anderen?
- Wat is de verpleegkundige relevantie hiervan?
Begrijpen van emoties is al aanwezig op hele jonge leeftijd.
Week 3: Morele ontwikkeling / identiteitsontwikkeling
- Verschillende zienswijze op gewetensvorming -> morele ontwikkeling
- Is de mens van nature goed?
- Wat zeggen verschillende psychologische stromingen over gewetensontwikkeling?
- De invloed van ‘levenstaken (crises) voor je identiteitsontwikkeling
- Wie ben ik?
Week 4: Verstoring in de ontwikkeling – deel 1
- Kennismaking met de kinder- en jeugdpsychiatrie
- Wat is een ontwikkelingsstoornis?
- Wat kenmerkt kinderen met gedragsstoornissen en een aandachtstekortstoornis?
Week 5: Verstoring in de ontwikkeling – deel 2
- Wat is autismespectrumstoornis?
- Welke ontwikkelingen blijven achter?
- Wat betekent het om als zorgverlener een ‘autismebril’ op te zetten?
,Week 6: Verstoring in de ontwikkeling – deel 3
- Welke ontwikkelingen blijven achter bij mensen met een verstandelijke beperking?
- Wat verklaar je ‘probleemgedrag’?
- Hoe ga je hier als zorgverlener mee om?
Week 7: Extra: sociologische invalshoek
- Hoe kijken we als samenleving naar mensen met een ontwikkelingsstoornis / psychiatrische
aandoening?
- Hoe is dat terug te zien in de zorg die hen geboden wordt?
,Week 1
Een introductie op de ontwikkelingspsychologie
Cognitieve ontwikkeling: denken en taal
Leerdoelen
- Kan beschrijven hoe de ontwikkelingspsychologie zich vanuit historisch perspectief
ontwikkeld heeft;
- Kan beschrijven waar de ontwikkelingspsychologie zich mee bezig houdt, inclusief de
verschillende ontwikkelingsgebieden en ontwikkelingsfasen, en weet waarom kennis van dit
relevant is voor een verpleegkundige;
- Begrijpt de invloed van onderdeel uitmaken van een cohort op de ontwikkeling;
- Begrijpt de visie óp en de belangrijkste uitgangspunten ván het cognitieve
ontwikkelingsmodel van Piaget;
- Kan het belang van adaptatie uitleggen en kan de verwante begrippen accommodatie en
assimilatie omschrijven en met voorbeelden concretiseren;
- Kent de verschillende stadia van het cognitieve ontwikkelingsmodel van Piaget, inclusief de
verschillende begrippen per stadium en deze begrippen illustreren aan de hand van
voorbeelden.
Gebruikte literatuur
- Feldman, R. (2012), Ontwikkelingspsychologie, blz. 5-12.
- Vocht, H.M. de (1999), Menswetenschappen, blz. 139-140, 160 (paragraaf 6.1 en 6.5).
- Beemen, L. van (2016), Ontwikkelingspsychologie, blz. 40 – 43, 113-121
- PowerPointpresentatie hoorcollege.
Kennisclip
Deel 1: Inleiding in de ontwikkelingspsychologie
Over ontwikkelingspsychologie (ook wel levenslooppsychologie genaamd)
De psychologie van de ontwikkeling van de mens, van de geboorte tot aan de ouderdom,
maar met accent op de jaren tot de volwassenheid. De kinderpsychologie is onderdeel
geworden van de moderne ontwikkelingspsychologie. In de eerste jaren maak je de meeste
ontwikkelingen door. Over de gehele levensloop ontwikkel je en maak je verschillende
dingen mee.
Levensfasen
Invloed van opvoeding of levenservaringen op individu
Invloed van culturele of etnische verschillen
Universele overeenkomsten
Ontwikkelfasen en stabiele fasen?
Ontwikkelingspsychologen verdelen kindertijd en adolescentie meestal in:
De prenatale periode (de periode van conceptie tot geboorte)
De baby- en peutertijd (van geboorte tot drie jaar)
De kleutertijd (van drie tot zes jaar)
De basisschooltijd (van zes tot twaalf jaar)
De adolescentie (van twaalf tot twintig jaar)
Onderzoek naar kinderen is onder te verdelen in 5 centrale thema’s of benaderingen:
Fysieke ontwikkeling (wordt verder niet besproken tijdens GDW1.2)
Cognitieve ontwikkeling
Sociale / sociaal-emotionele ontwikkeling -> Hechting, persoonsvorming
Persoonlijkheidsontwikkeling
Morele ontwikkeling
, Vroegere denkbeelden: geen aparte status/behandeling kind
Oudheid t/m Middeleeuwen (500 – 1500/1600 na Christus): kind is
miniatuurvolwassene = Mini volwassenen. Kinderen werden als volwassenen
afgebeeld
Reformatie (Martin Luther, Johannes Kalvein -> dwalingen in katholiscisme): kind is
zondig (erfzonde = zonden worden geërfd, je wordt ermee geboren. De opvoeding
moet zo zijn om met de aangeboren ‘slechtheid’ te leren omgaan); moet geciviliseerd
worden (= leren rekening te houden met elkaar)
Verlichting (halverwege 17e tot begin 19e eeuw): bijv. kind is ‘tabula rasa’ =
onbeschreven blad (behaviorisme) -> veel nadruk op nurture. Kind is sterk te
beïnvloeden door de omgeving. Kind komt leeg op de wereld, ouders vormen het
met liefde en kennis.
Het beeld van kinderen verandert, wat te zien is aan schilderwerken. De verandering
van de kijk op kinderen gebeurde onder invloed van bekende namen (Rousseu ->
kind wordt als goed geboren. 19e eeuw -> leven voor kinderen veranderd (meer
bescherming, mogelijkheid om naar school te gaan, geen arbeid in fabrieken of op
het land, Freuber -> onderkker kleuter onderwijs, Darwin, Freud, Piaget)
Vanaf 20e eeuw: opkomst kinder- en jeugdpsychiatrie (onder invloed van Binet -> intiligente,
geheugen, vermogen hoofdrekening)
Een kind kan systematisch bestudeerd worden
Kinderen hebben eigen manier van denken en voelen (psyche) en communiceren ->
als hulpverlener moet je hier nauw op kunnen aansluiten en dus ook wat weten over
de ontwikkeling van een kind
Kind is in ontwikkeling en daarbij sterk afhankelijk van omgeving
Ontwikkeling kan verstoord raken
Veel verschillen tussen kinderen en volwassenen, zoals: psyche, communicatie
Actuele thema’s: Ontwikkeling continue of niet? Verstoorde ontwikkeling stabiel of niet? Wat
zijn kritieke perioden?
Invloed van cohorten op ontwikkeling
Cohort = Groep mensen of generatie die ongeveer in dezelfde tijd is geboren. Als generatie
krijg je ongeveer met dezelfde invloeden te maken
Cohorteffect
Normatieve leeftijdsgebonden invloeden = Op zelfde leeftijd, zelfde moment
begonnen met onderwijs, zelfde moment puberteit
Normatieve historische invloeden = Invloeden afhankelijk van tijdperk waarin je leeft
(christelijk / non-christelijk, oorlog, etc.)
Niet-normatieve invloeden = Biologische of omgeving invloeden die van toepassing
zijn op je persoonlijke levensloop (echtscheiding, overlijden, ongeluk, handicap, etc.)
en niet op een cohort
Normatieve invloeden en niet-normatieve invloeden op de ontwikkeling
Belang kennis van ontwikkelingspsychologie/ ontwikkelingsleer voor de verpleegkundige
Onder andere:
Zorg voor verschillende doelgroepen, jong en oud (verstandelijke beperking, kinderen,
ouderen -> je moet iets weten van de ontwikkelingstaken)
Verschil zien tussen gezond en afwijkend (als je weet wat normaal is, weet je ook wat
abnormaal is)
Vergroot inlevingsvermogen (waar heeft een ouderen mee te maken gehad -> bepaald hoe je
nu in het lever staat)