Lesplanning
Kennisclip - Inleiding algemene economie
•De algemene economische wetenschap bestudeert het economisch handelen van
consumenten, producenten en overheden in de maatschappij.
-Economisch handelen =het optimaliseren van de inzet van schaarse-middelen om
financiële doelstellingen te behalen.
•Factoren in de externe omgeving van ondernemingen kunnen een grote invloed hebben op
de resultaten van een onderneming, daarom is de analyse van de externe omgeving een
belangrijk onderdeel van de algemene economie. Deze externe omgeving kan worden
onderverdeeld in 2 omgevingen:
-Macro omgeving: bestaat uit omgevingsfactoren waar de onderneming geen invloed op kan
uitoefenen.
-Directe omgeving: bestaat uit factoren waar de onderneming wel invloed op kan uitoefenen.
•De micro en meso omgeving vormen
samen de directe omgeving van een
bedrijf. Algemene economie bestudeert
de verschillende lagen van de externe
omgeving.
-De macro-economie bestudeert
economische vraagstukken op nationaal
en internationaal niveau (bijv. het
nationaal inkomen, de nationale
consumptie en de nationale
investeringen)
-De meso-economie bestudeert
vraagstukken binnen bedrijfstakken.
,-De micro-economie bestudeert de economische keuzes van consumenten en producenten
(bijv. de economische prijsvorming en de allocatie van productiefactoren).
•Er wordt nu kort wat meer verdieping gegeven bij de vorige begrippen:
-Macro-economie: een belangrijk hulpmiddel bij het analyseren van de macro-omgeving van
een onderneming is het destep analyse =een afkorting van de zes factoren die samen een
beeld vormen van de macro-economische omgeving (demografisch, economisch,
sociaal-cultureel, ecologisch en politiek-juridisch).
-Meso-economie: een belangrijk hulpmiddel voor het analyseren van een bedrijfstak is het
vijfkrachtenmodel van Porter =met dit model beoordeel je de concurrentiepositie van een
onderneming en breng je de kansen en bedreigingen in kaart (interne concurrentie, de
dreiging van nieuwe toetreders, de dreiging van substituten, de macht van afnemers en de
macht van leveranciers).
-Micro-economie: belangrijk is om het keuzeprobleem bij schaarste op te lossen (bijv. er zijn
twee opdrachten maar er is maar capaciteit voor 1 opdracht, de gemiste opbrengsten van de
geweigerde opdracht worden dan de alternatieve kosten genoemd.)
•Algemene economische concepten rondom de afstemming van productie en consumptie:
-Om te kunnen produceren zijn productiemiddelen nodig, er zijn vier soorten
productiefactoren:
-Arbeid: de inspanning en tijd van mensen die ingezet worden bij het produceren.
-Kapitaal: heeft betrekking op alle productiemiddelen die bij het produceren van goederen en
diensten gebruikt worden.
-Natuur: betreft de natuurlijke hulpbronnen zoals lucht-water olie goud en andere grond en
delfstoffen die bij de productie gebruikt worden.
-Ondernemen: hierbij kan gedacht worden aan het bedenken van nieuwe producten, nieuwe
manieren om te produceren en het nemen van besluiten over de inzet van
productiemiddelen.
•De vergoedingen voor het ter beschikking stellen van productiefactoren vormen samen het
primaire inkomen, deze bestaat uit:
-Loon uit arbeid.
-Rente op kapitaal.
-Huur en pacht voor natuur.
-Winst uit ondernemerschap.
1. Plaatsbepaling en basisbegrippen
1.1 Externe bedrijfsomgeving
•Het succes van een onderneming hebben ze niet zelf in de hand, maar is afhankelijk van
hoe goed zij weten in te spelen op kansen en bedreigingen die vanuit de externe omgeving
op hen afkomen. Er zijn twee omgevingsfactoren die het reilen en zeilen van ondernemingen
beïnvloeden:
-Macro-omgeving =omvat de omgevingsfactoren die grote invloed op de
ondernemingsresultaten uitoefenen, maar die de onderneming zelf niet/nauwelijks kan
beïnvloeden.
-Directe omgeving =omvat de partijen op de in- en verkoopmarkten, waarmee de
onderneming dagelijks zaken doet.
, 1.2 Het centrale economische probleem
•Steeds opnieuw stellen consumenten, bedrijven en overheidsinstellingen vast dat ze
onvoldoende middelen hebben om al hun behoeften en doelen te realiseren, er is dan
sprake van schaarste.
-Overigens zijn niet alle producten schaars. Zo is zonlicht een vrij goed =deze staan
onbeperkt ter beschikking, waardoor het gebruik ervan geen keuzeproblemen met zich
meebrengt.
•De middelen in de vorm van geld, tijd en productiemiddelen zijn alternatief aanwendbaar
=zij zijn voor verschillende doelen bruikbaar.
-Het feit dat middelen schaars en alternatief aanwendbaar zijn, brengt een keuze met kosten
met zich mee in de vorm van de opbrengsten van het beste niet gekozen alternatief, deze
opbrengsten heten alternatieve kosten.
•Op het niveau van de maatschappij als geheel betekent schaarste dat de vraag naar
goederen en diensten groter is dan het aanbod. Het probleem is dan welke goederen en
diensten je moet produceren om in de behoeften van consumenten te voorzien, dan gaat het
om een zo hoog mogelijke welvaart (=geeft de mate aan waarin consumenten met behulp
van schaarse, alternatief aanwendbare middelen in hun behoeften kunnen voorzien.) voor
consumenten tot stand te brengen.
-Welvaart wordt vaak gelijkgesteld aan het bruto binnenlands product (BBP)=de waarde van
de goederen en diensten die in een land worden geproduceerd.
1.3 Produceren en consumenten
•Voor productie zijn productiemiddelen nodig. Deze worden productiefactoren genoemd en
hier zijn er vier van:
-Kapitaal: alle geproduceerde middelen die je voor de productie van andere goederen en
diensten kan gebruiken. Hiervoor ontvangen ze rente.
-Arbeid: de tijd en de inspanning die mensen besteden aan de productie van goederen en
diensten. Hiervoor ontvangen ze loon.
-Natuur: alle natuurlijke hulpbronnen, zoals lucht, water, grond en delfstoffen. Hiervoor
ontvangen ze huur en pacht.
-Ondernemerschap: de organisatie van het productieproces in ondernemingen. Hiervoor
ontvangen ze winst.
•De consumenten stellen productiefactoren tegen een beloning beschikbaar aan bedrijven.
Op die manier verwerven zij inkomen, of in dit geval het primaire inkomen.
•De manier waarop de afstemming van productie en consumptie in een land is
georganiseerd, wordt de economische orde genoemd, het doel hiervan is het zo goed
mogelijk voorzien in de behoeften van consumenten.
•De productie kan geregeld worden met behulp van (maar in werkelijkheid hebben landen
over het algemeen een gemengde economie):
-Budgetmechanisme: de overheid beslist welke goederen en diensten geproduceerd
worden, op welke manier de productie plaatsvindt en tegen welke prijs de goederen en
diensten verkocht worden.
-Marktmechanisme: de omvang en de samenstelling van de productie zijn afhankelijk van de
beslissingen van individuele consumenten en producenten. De wensen van producenten en
consumenten worden op markten op elkaar afgestemd door de prijzen van de goederen en
diensten.