Jurisprudentie college:
HC 1A:
ECLI:NL:HR:2014:98, NJ 2014/61 (Unitco): moedermaatschappij had alle schulden betaald van
dochtermaatschappij (cadeautjes uitdelen), behalve één schuldeiser. Deze schuldeiser kon zich nergens
op beroepen en kon ook geen faillissement aanvragen (geen pluraliteit van schuldeisers, want die
waren allemaal betaald). Hier speelt de paritas creditorum (gelijke behandeling) niet, omdat dat
alleen de schuldenaar betreft die met zijn vermogen instaat. Hier deelde moedermaatschappij
‘cadeautjes’ uit en daar geldt geen gelijke behandelingsregel op. De faillietverklaring werd hier niet
uitgesproken.
ECLI:NL:HR:2017:485, NJ 2017/466 (Mondia/Curatoren V&D): Mondia was verhuurder van een
van de panden van V&D (die is slecht weer verkeerde). Een groot deel van de huurders is in een
buitengerechtelijk akkoord overeengekomen dat een deel van de huurprijs niet zal hoeven te worden
betaald. Mondia heeft dit akkoord niet ondertekend en eist na faillissement alle achterstallige huur van
V&D, terwijl de andere schuldeisers van dat deel afstand hadden gedaan (volgens dat akkoord). Het
staat een schuldeiser in beginsel vrij om een hem door de schuldenaar aangeboden buitengerechtelijk
akkoord — indien dat inhoudt dat de schuldeiser slechts een (beperkt) deel van zijn vordering betaald
krijgt en voor het restant afstand doet van zijn recht op voldoening — te weigeren. Als deze
bevoegdheid wordt misbruikt ex. art. 3:13 BW, en de schuldeiser naar redelijkheid aanvaarding van
dit aanbod niet had kunnen weigeren. Bij de toewijzing van een vordering tot medewerking aan een
buitengerechtelijk akkoord is terughoudendheid geboden; slechts onder zeer bijzondere
omstandigheden kan plaats zijn voor een daartoe strekkend bevel aan de schuldeiser. Zodanig bevel
rust dan op de grond dat de schuldeiser naar redelijkheid niet tot weigering van instemming met het
akkoord heeft kunnen komen. I.c. heeft Mondia misbruik gemaakt van haar bevoegdheid, door betaling
van V&D te vorderen, omdat zij zich onttrekt aan het buitengerechtelijk akkoord.
HC 1B:
HR 14 februari 2014, NJ 2014/264 (Feenstra q.q./ING): hier was een afspraak gemaakt over het
executeren (art. 3:251 lid 2 BW), door de winkel open te laten en daarna pas echt failliet te gaan. Alle
verkochten dingen waren executieverkoop en was dus van de bank (als vergoeding van het pandrecht).
ING zei dus dat de regel niet opging en dat de inkomsten tijdens faillissement (ook in periode dat dat
eraan zat te komen) moeten worden bewaard voor de curator en er dus geen verrekening met de bank
mocht plaatsvinden. HR: Haviltex toepassen, dus het was een andere vorm van executeren ex. art.
3:251 lid 2 BW en kom je aan de strenge regels van verrekening niet toe..
Arrest de Jong/KBC: Partij DMA maakte schepen, die werd gefinancierd door de Belgische bank
KBC. KBC had dus een vordering van 46 miljoen op DMA. DMA had veel schuldeisers die niet
betaald werden. Zoals Kwantes, die had een vordering van 1,6 miljoen, die wil overgaan tot executie.
Op 31 mei 2000 vestigt KBC een pandrecht op de schepen die nog in China waren. Als de schepen
onderweg zijn naar NL worden ze ingeschreven in het register en wordt er op 24 juli 2000 een
hypotheekrecht op gevestigd. Op 29 november 2000 bereiken de schepen in NL, er wordt dan opnieuw
een pandrecht gevestigd (want altijd onzeker of je met een Nederlandse akte wel een pandrecht hebt in
China, dus doen ze het nog maar een keer). Kwantes wil zijn vordering executeren dus KBC betaald
Kwantes (om een of andere vage reden). KBC wordt dan gesubrogeerd in de rechten van Kwantus.
KBC heeft nu eigen vordering van 46 miljoen en die van 1,6 miljoen. KBC zet executie van Kwantus
door. Dan zullen de schepen worden verkocht en dan krijgt KBC het geld want die heeft daarop
hypotheekrecht. De Jong heeft recht op één van de schepen (meent wanprestatie, dus ook vordering op
DMA. Hoe moet de opbrengst worden verdeelt? De Jong heeft een normale concurrente vordering.
KBC zegt dat hij een hypotheekrecht heeft (en anders wel een pandrecht).
1
, Bij de executiekoper wordt op geen enkel moment gemeld dat KBC een pandrecht heeft (want die
zeggen dat ze een hypotheekrecht hebben).
HR: het hypotheekrecht is niet rechtsgeldig tot stand gekomen op 24 juli 2000 (mocht je toen nog niet
vestigen, want in China of de schepen dreven nog niet en waren nog geen registergoederen).
KBC moest het dus hebben van dat pandrecht. Executiekoper was te goeder trouw, want die wist niets
van het pandrecht. KBC kon die koper dus niet meer lastig vallen over deze kwestie. Pandrecht was
teniet gegaan door derdenbescherming (product geleverd aan koper en die was te goeder trouw).
Executiekoper deed dus een beroep op art. 3:86 lid 2 BW.
Pandrecht ging niet teniet door executie. Pandrecht ging kapot door derdenbescherming. Er is dus geen
opbrengst gerealiseerd. De prijs die voor de schepen is betaald, is geen opbrengst voor het pandrecht,
maar dat is gewoon opbrengst door verkoop van spullen. Klopt dit? Was het pandrecht weg door
derdenbescherming en was KBC concurrente schuldeiser? Hof: enorm bijzondere situatie. Daarom
wordt KBC aangemerkt als pandhouder wiens recht door executie is vervallen (art. 480 Rv), ook al is
dat misschien vervallen door derdenbescherming. Vanwege de zeer bijzonere situatie moet KBC zo
behandelt worden. Rare beslissing. HR: Art. 3:248 lid 3 BW bepaalt dat een lager gerangschikte
pandhouder of beslaglegger het verpande goed slechts kan verkopen met handhaving van de hoger
gerangschikte pandrechten. Deze bepaling ziet op het geval waarin sprake is van enerzijds een
beslaglegger of een lager gerangschikte pandhouder en anderzijds een hoger gerangschikte
pandhouder, en dus niet op het zich hier voordoende geval van een pandhouder die verkoopt als
beslaglegger zonder melding te maken van zijn pandrecht. Art. 3:248 lid 3 BW is daarom niet van
toepassing.
HC 2A:
HR 3 februari 2012, NJ 2012/261 (Dix q.q./ING): de verzamelpandakte (dit is de huidige praktijk).
Bank bedingt volmacht in algemene voorwaarden en verpandt zelf vorderingen namens alle
volmachtgevers. Als je krediet haalt bij de bank zijn de AV van toepassing en verleen je volmacht aan
de bank en op basis van die volmacht mag de bank zelf pandrechten registreren. Dit wordt dan gedaan
door een algemene omschrijving, maar ook de pandgever wordt hier nu algemeen omschreven. De
bank registreert het pandrecht ‘namens iedereen die mij een volmacht heeft gegeven’ (iedereen die dus
een krediet bij de bank is aangegaan). HR: Gelet op het vorenoverwogene staan de omstandigheden
dat de namen van de pandgevers niet in de verzamelpandakte zijn vermeld en dat de pandgevers
alleen generiek zijn omschreven, niet in de weg aan een rechtsgeldige verpanding van hun
vorderingen op derden. Denk aan het bepaaldheidsvereiste, je moet enkel achteraf kunnen bepalen om
welke vordering het betreft, dus dit geldt ook voor welke pandgever het betreft (je kan namelijk wel
achterhalen wie een volmacht heeft verstrekt op een bepaald tijdstip). Zo kan je direct op elke
vordering weer een pandrecht vestigen als bank.
HR 1 februari 2013, NJ 2013/156 (Van Leuveren q.q./ING): dit zijn de losse eindjes uit arrest Dix
q.q./ING. Moet je naast de stampandakte ook de volmacht registreren? HR: Hieruit volgt niet dat
alleen op grond van registratie kan worden aangenomen dat de datering van de akten vaststaat (dat er
een volmacht bestond). Indien die datering (volmacht) wordt betwist, ligt het in beginsel op de weg
van de partij die zich op de akte beroept om de juistheid van die datering (volmacht) te bewijzen. Je
moet dus kunnen bewijzen dat er een volmacht is, maar dat hoeft niet door registratie . Voldoende
bewijs is gewoon een stuk papier die ondertekend is waar volmacht is vermeld (kan ook in AV).
HR 22 februari 2019, NJ 2019/202 (HBL Holding/X): hier was het niet de bank die een pandrecht
vestigde (maar een minder professionele partij). Bedrijf Nu Advies werd gefinancierd door X (die
hadden pandrecht). Nu had een klant HBL. Het pandrecht van X wordt gevestigd op alle huidige en
toekomstige vorderingen (gevestigd op 6 november 2007 en geregistreerd op 8 december 2010).
Pandrecht komt pas tot stand als deze is geregistreerd. X en Nu hadden ruzie en er is geprocedeerd. Nu
moet X een lijst geven met debiteuren die zij heeft en die lijst wordt geregistreerd op 29 augustus
2012. HBL ontvangt op 5 september 2012 een brief dat X pandrecht heeft op vordering. Nu stuurt
2
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper puckvanroosmalen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,39. Je zit daarna nergens aan vast.