Psychopathologie 2021/2022 RUG/SPO
Uitgebreide aantekeningen van de 7 hoorcolleges gegeven door Laura Batstra.
Inhoud:
- Hoorcollege 1: inleiding en ADHD
- Hoorcollege 2: Ticstoornissen en Autisme
- Hoorcollege 3: Gedragsstoornissen en middelenmisbruik
- Hoorcollege 4: Angst, Obsessief Compulsieve Stoornissen en PTSS
- Hoorcollege 5: DMDD, Depressie, Suicide en NSSI
- Hoorcollege 6: Bipolaire stoornissen en Schizofrenie
- Hoorcollege 7: Eetstoornissen en somatisatie
Hoorcollege 1: Inleiding en ADHD
Doel van de cursus:
- kennis van kinderpsychiatrische beelden die er zijn
- kritische en bescheiden houding ten opzichte van die psychiatrische beelden
- Er is niet één waarheid, er zijn meerdere visies.
- DSM-regels toe kunnen passen.
Wat in het boek staat over ADHD van Laura Batstra geldt ook voor veel andere stoornissen.
Dit boek is meer de pedagogische visie.
Boek van Robert Weis vertegenwoordigd meer de Biomedische visie.
De Engelse termen uit het boek van Robert Weis worden op het tentamen gebruikt.
Je moet niet alleen de grote lijnen leren. Vragen zijn gedetailleerd → boek lezen.
DSM is psychiatrisch handboek waar stoornissen in staan. Er bestaan ca. 400 stoornissen.
Na dit college weten jullie:
- Nog steeds niet wat psychopathologie is
- Dat De Waarheid over ADHD (en andere stoornissen) niet bestaat
- Dat de DSM als handboek van omgekeerde etiquette te lezen is
- Wat reïficatie is
- Hoe het zit met de hersenen en psychiatrische stoornissen
- Wat de voordelen en risico’s van psychiatrische labels zijn
- Wie Big All is
- en wat Stepped Diagnosis is.
Wat is psychopathologie? Het gaat dan over de definitie van wat abnormaal is.
Robert Weis noemt de volgende 4 manieren hoe we abnormaliteit zouden kunnen
definiëren:
- Statistische afwijking:
Iedereen die in het midden zit van de normale verdeling is vrij normaal, maar de
mensen die in de uiteinden zitten (die heel druk of heel somber zijn) die zouden we
abnormaal kunnen noemen. De 5% meest ….(bijv. angstige) mensen.
Nadeel hierbij:
Zeldzaam gedrag hoeft geen probleem te zijn.
, Context blijft buiten beschouwing.
- Mate van impairment:
Allen Frances was de voorzitter van de 4e editie van de dsm. Hij zei: We moeten
specifieke gedragingen niet te snel een stoornis noemen, we moeten het pas een
stoornis noemen als er sprake is van impairment. Hij heeft het impairment criterium
toegevoegd in de dsm 4 voor bijna alle stoornissen die in dat boek stonden.
Impairment betekent dat de gedragingen interfereren met iemands functioneren, op
het werk, op school of sociaal.
Volgens de dsm is het nu zo: je kan nog zo druk zijn, nog zo somber zijn,
nog zo angstig zijn, zolang jij nog functioneert mag de diagnose niet
geclassificeerd worden → kun je geen classificatie van die stoornis krijgen.
Nadelen hierbij:
Geen objectieve criteria voor impairment: wie bepaalt of iemand wel of niet
goed functioneert.
Niet altijd zichtbaar: impairment is niet altijd zichtbaar. Iemand kan heel veel
last hebben van iets zonder dat de omgeving het doorheeft.
- Emotionele distress:
Staat voor stress achtige symptomen als somber, geagiteerd, piekeren, paniek,
frustratie, boosheid, etc. Emotioneel in de war zou je kunnen zeggen.
Nadelen hierbij:
Kinderen kunnen distress niet altijd verwoorden. Ze kunnen niet goed onder
woorden brengen wat ze voelen.
Geen objectief criterium om subjectieve distress te bepalen. Distress is een
heel subjectief gevoel.
Gedragsproblemen gaan niet altijd samen met ervaren distress. Kinderen met
behoorlijke gedragsproblemen, daar kan de omgeving veel last van hebben, maar
het kan zijn dat ze zelf geen problemen ervaren.
- Harmful dysfunction:
Wakefield zegt we kunnen spreken van abnormaliteit als er sprake is van de
volgende 2 criteria die allebei voorkomen:
- Er is een intern mechanisme dat hapert: bijv. iemand is snel afgeleid, iemand
is somber.
- Dit veroorzaakt disfunctioneren en/of lijden. Iemand heeft dus last van die
hapering.
Nadelen hierbij:
- Voor geen enkele stoornis is een haperend intern mechanisme
vastgesteld. Heel vaak weten we niet goed waarom iemand zich niet
goed kan concentreren of niet goed tegen veel prikkels kan. Er zijn
veel visies op. Maar als je kijkt naar biomedisch onderzoek dan
hebben we voor geen een stoornis een haperend intern mechanisme
gevonden.
- Lokaliseert problemen in het individu. Context is ook van groot belang,
dat wordt hier vergeten.
,Allen Frances zegt na heel veel gelezen te hebben over definities van stoornissen nog
steeds niet te weten wanneer men moet spreken van een stoornis en wanneer van
normaliteit.
DSM past het meest bij Harmful dysfunction. Er wordt er vanuit gegaan dat achter de
categorieën van stoornissen die in de DSM genoemd worden een haperend intern
mechanisme zit. Er wordt uitgegaan van: onderliggende psychobiologische disfunctie.
DSM kijkt niet echt naar contexten maar legt het probleem heel erg in het individu. Jij hebt
een depressie.
Bij depressie zijn in DSM-5 9 criteria geformuleerd. Als men aan 5 van de 9 criteria voldoet
en er sprake is van beperkingen in het schoolse/werkgerelateerde en sociale functioneren,
dan komt iemand in aanmerking voor de classificatie depressie.
Bij ADHD net zo. Er zijn 9 criteria voor aandachtsproblemen, 9 voor hyperactiviteit en
impulsiviteit.
Als je aan 6 van de 9 van de ondersten voldoet en/of bovenste en er is sprake van
beperkingen in het functioneren en de gedragingen doen zich voor op 2 of meer terreinen en
beginnen voor het 12e levensjaar dan kun je in aanmerking komen voor de classificatie
ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder).
Bij de criteria staat vaak het woordje ‘vaak’. Maar wat is ‘vaak’? Je kunt de criteria (wat geldt
voor alle stoornissen) heel krap toepassen of juist heel ruim. Het is dus heel rekbaar. Als je
heel snel een criterium toeschrijft dan passen er heel veel kinderen in zo’n definitie. De
definities zijn dus heel rekbaar. Je kunt ze los toepassen of heel strak.
Hoe ontstaan DSM classificaties? Hoe komen definities van die stoornissen in het DSM?
Stoornissen in DSM noemen we ook wel BOSGAT diagnoses. BOSGAT staat voor bunss off
guys sitting around a table. Dit zijn vaak Amerikaanse psychiaters, paar psychologen, paar
sociologen, die zitten letterlijk om een tafel en die stemmen over welke gedragingen wel of
niet in het DSM moeten worden opgenomen en voortaan dus een stoornis mogen heten. Ze
doen dit aan de hand van hun expertise, maar ze doen het ook aan de hand van wat er op
een bepaald moment in de samenleving speelt. Homofolie is daar een goed voorbeeld van.
Homoseksualiteit werd eerst gezien als een stoornis. De reden dat dit uit het boek ging was
niet dat er nieuwe inzichten waren, maar het waren protesterende samenleving massa's. De
samenleving kwam in opstand. Zo komen nieuwe stoornissen er ook in, zoals driftbuistoornis
(disruptive mood disregulation disorder (DMDD)).
DSM leest goed als handboek van omgekeerde etiketten omdat in DSM alle gedragingen
staan die wij eigenlijk liever niet zien. Als je wilt weten hoe je je moet gedragen dan moet je
DSM lezen, dan weet je dat je die gedragingen niet moet laten zien.
Diagnoses worden dus door mensen gemaakt, ze worden niet ontdekt. Het zijn resultaten
van menselijke beslissingen.
Als je kijkt naar de verschillende versies van DSM dan zie je dat we steeds meer stoornissen
hebben. Het boek wordt steeds dikker. Hoe meer stoornissen, hoe meer mensen aan de
criteria voor één van die stoornissen voldoen. Prevalentie is dus ook erg toegenomen.
Nieuwe stoornissen in DSM 5:
, - driftbuien (disruptive mood disregulation disorder)
- verzamelwoede (Hoarding disorder)
- ouderdom (mild neurocognitive disorder)
- overeten (binge eating disorder)
- menstruatie moods (pre menstrual dysphoric disorder)
1 op de 2 mensen wordt ooit in zijn/haar leven een keer geclassificeerd voor een
psychiatrische stoornis. Dit komt doordat we zoveel psychiatrisch gestoord noemen.
Volgens Robert Weis is het verdriet van iemand verliezen geen psychiatrische stoornis.
Volgens nieuwe DSM wel: Prolonged Grief disorder. Als je langer dan een half jaar geleden
iemand verloren bent en je bent nog steeds diep in rouw, dan heb je een stoornis.
Voordelen DSM:
- Communicatie over klachten/categorieën mogelijk.
- Onderzoek naar oorzakelijke factoren van omschreven stoornissen mogelijk. Pas als
je duidelijke beschrijving hebt van een stoornis, kun je mensen selecteren die eraan
voldoen en dan kun je onderzoek doen naar hun achtergronden en naar
gemeenschappelijke factoren.
- Onderzoek naar effecten van verschillende behandelmethoden mogelijk.
Nadelen DSM:
- Onduidelijk onderscheid tussen verschillende categorieën: veel comorbiditeit.
Categorieën overlappen. Als je voldoet aan criteria van depressie dan is er een grote
kans dat je ook aan die van angst voldoet.
- Onduidelijk onderscheid normaal vs gestoord.
- Niet iedereen past in een hokje. Bijvoorbeeld iemand die een paar symptomen heeft
van depressie, een paar eetproblemen heeft een paar angstige gevoelens, moeite
met concentratie, maar diegene voldoet net niet aan de criteria voor één zo’n
stoornis maar heeft dus wel veel klachten. Zo iemand valt buiten de boot als je kijkt
naar behandelingen.
- Niet onafhankelijk. DSM wordt ook wel: Diagnosting for Status & Money genoemd.
Verstrengeling tussen kennis en macht.
70% van de taakgroep van DSM-5 heeft banden met farmaceutische industrie. Die
industrie maakt psychiatrische medicijnen en ze willen die medicijnen ook verkopen.
Ze hebben een belang, namelijk dat diagnose als depressie of ADHD in DSM blijft
staan. Die industrie wil heel graag stoornissen onder de aandacht brengen, ze willen
graag stoornissen in de DSM waar ze een pil voor hebben. Die industrie is heel erg
rijk en dat maakt ze ook heel machtig. Er zijn ook wetenschappers die zich laten
betalen door die industrie. Wetenschappers die door de industrie betaald worden
vinden 5 keer vaker positieve effecten van medicijnen dan onafhankelijke
wetenschappers. En die industrie zit ook achter websites waar bijvoorbeeld een
stoornis wordt uitgelegd.
Die industrie sponsoren ook experts die aan DSM werken.
- Risico op reïficatie van stoornissen.
Reïficatie: filosofie en psychiatrie. Verschillende stromingen binnen filosofie: