ANALYSE EN INTERPERTATIE SAMENVATTING
Door middel van argumentatieanalyse aan te kunnen tonen welke drogredenen en denkfouten er
worden gemaakt in een casus;
1. Argumentatieanalyse
Een redenering bestaat altijd uit twee delen, namelijk een argument en een standpunt. Een
argument wordt vaak ook een premisse genoemd. Behalve over een standpunt wordt soms
gesproken over een stelling of een gevolgtrekking. Soms staan er in een zin signaalwoorden die
aanduiden of er sprake is van een redenering.
Veelvoorkomende signaalwoorden zijn:
- Dus, derhalve, daarom, daaruit volgt (hierna volgt altijd een standpunt).
- Want, omdat, immers, aangezien (hierna volgt altijd een argument).
- Enkelvoudige argumentatie: Een redenering waarbij maar één argument wordt aangevoerd
om een standpunt te verdedigen
- Meervoudige argumentatie: Een redenering waarbij meerdere argumenten worden
aangevoerd om een standpunt te verdedigen
- Onderschikkende argumentatie: Een redenering waarbij een argument wordt ondersteund
door een ander argument, ze vormen als het ware een keten.
- Complexe argumentatie: Hierbij is er sprake van een combinatie van onderschikkende en
meervoudig/ enkelvoudige argumentatie.
Contra-argumenten: Een argument tegen een standpunt wordt een tegenargument of een contra-
argument genoemd. Contra-argumenten kunnen gericht zijn op een standpunt, maar ook tegen een
argument of zelfs tegen een contra-argument.
2. Conditionele redeneringen:
Het eerste deel van de uitspraak bevat een conditie, ofwel een voorwaarde; het tweede deel ervan,
beschrijft wat er gebeurt als er aan de voorwaarde wordt voldaan. Er zijn vier basisvormen van
conditionele redeneringen.
1 als p, dan q 1 als q, dan p
2p 2q
3 dus: q - > geldig 3 dus: p - > ongeldig
1 als p, dan q 1 als p, dan q
2 niet p 2 niet q
3 dus: niet q - > ongeldig 3 dus: niet p - > geldig
, 3. Drogredenen
Stroman: Wanneer je niet het werkelijke standpunt van de tegenstander aanvalt, maar een
verdraaide versie ervan.
Ad hominem: Wanneer het standpunt van de tegenstander niet aangevallen wordt, maar de
tegenstander zelf. Persoonlijke aanval, op de man i.p.v. op de bal.
Post hoc, ergo propter hoc: ‘na dit ,dus door dit’ Als na een situatie A er een situatie B optreedt, mag
je niet zonder meer concluderen dat situatie A dan ook situatie B heeft veroorzaakt.
Overhaaste generalisatie: Op basis van weinig informatie een overhaaste conclusie trekken.
Cirkelredenering: Dezelfde informatie gebruiken, het standpunt anders verwoorden en gebruiken als
argument
Omdraaien van de bewijslast: Tegenstander het tegendeel laten bewijzen i.p.v. zelf argument te
geven.
Onjuiste/valse analogie: Foute vergelijking, zijn de twee zaken die een overeenkomst vertonen van
belang voor de conclusie of niet?
4. Redeneringen ontleden
Inductie: Redeneerwijze waarbij men algemene uitspraken doet op grond van een beperkt aantal
gevallen :
De zwaan in dit slootje is wit, de zwaan in dat meertje is wit en de zwaan in dat weiland is wit.
Conclusie: Alle zwanen zijn wit
Deductie: Redeneerwijze waarbij men een conclusie trekt die logisch volgt uit argumenten:
Alle zoogdieren hebben zeven nekwervels. Een giraf is een zoogdier. Conclusie: Deze giraf heeft
zeven nekwervels.
5. Relevantie en volledigheid van argumentatie
Relevantie: A is relevant voor B betekent dat er een bepaalde relatie bestaat tussen A en B
Volledigheid: soms is een argument wel enigszins relevant, maar heeft het onvoldoende gewicht om
de conclusies te ondersteunen.
Relevantie en volledigheid zijn van elkaar afhankelijk, maar relevante argumentatie hoeft niet per se
volledig te zijn.
6. Syllogismen
Groepen, klassen, verzamelingen of eigenschappen die gekoppeld worden aan ‘bijzondere’ gevallen
Een voorbeeld van een geldige syllogisme:
1. Alle steden hebben een gemeentebestuur.
2. Deventer is een stad
3. Dus: Deventer heeft een gemeentebestuur.
Een voorbeeld van een ongeldige syllogisme:
1. Sommige steden hebben een gemeentebestuur.
2. Deventer is een stad.
3. Dus: Deventer heeft een gemeentebestuur.
, 7. Venn-diagrammen (zie syllogismen)
8. Voldoende of noodzakelijke voorwaarden
Er bestaan twee soorten voorwaarden: voldoende en noodzakelijke voorwaarden. Het regent is een
voldoende voorwaarde voor de straat wordt nat. De regen is dus ‘voldoende’ om de straat nat te
laten worden. Maar die regen is niet noodzakelijk, het kan ook andere redenen hebben dat de straat
nat wordt.