5.1 Algemene inleiding
Naturalisme Literaire stroming die rond 1870 in Frankrijk is ontstaan en die methoden van
de natuurwetenschappen ook in de menswetenschappen wil
Impressionisme Het zo nauwkeurig mogelijk uitbeelden van nuances, indrukken en gevoelens
door een schilderende taalgebruik
Neoromantiek Stroming die ruimte geeft aan de verbeelding, en de droom boven de
werkelijkheid stelt
De vernieuwing in de poëzie begint als begaafde leerlingen zoals Willen Kloos, Jacques Perk en Albert
Verwey op school gestimuleerd worden buitenlandse literatuur te lezen en zelf gedichten te
schrijven. deze jongeren bezoeken literaire avonden en krijgen de mogelijkheid te publiceren in het
tijdschrift De Nederlandse Spectator.
Zij richten een letterkundig genootschap op. Hun opvattingen over poëzie verschillen, maar de
afkeuring van de bestaande dichtkunst bindt hen samen. Ze zetten zich af tegen de dominees-
dichters en domineespoëzie.
Een belangrijk uitgangspunt voor de poëzie van de Tachtigers is dat het in de kunst alleen om
schoonheid gaat of het moet ontroeren maar niet het doorgeven van een moralistische boodschap:
kunst als doel, niet als middel.
Het tijdschrift van de Tachtigers ontstond in 1885 en heet De Nieuwe Gids. Het is geen zuiver literair
blad, maar een algemeen cultureel tijdschrift. Als snel valt de redactie groep uiteen door onderlinge
ruzies en blijft alleen Willem Kloos als redacteur over.
Het naturalisme willen naturalisten ook toepassen om het karakter en gedrag van mensen te
verklaren. Deze opvatting leidt tot een bepaalde manier van schrijven: het naturalistisch proza. De
taak van de schrijver is, volgens Zola, nauwkeurig te beschrijven wat er met een persoon met een
bepaalde aanleg in een bepaald milieu gebeurt. Daarbij mag hij het verhaal niet mooier maken of er
commentaar op leveren. De schrijver levert een objectief verslag.
Een impressionist wil de zichtbare werkelijkheid weergeven door de stemming, de sfeer, op zicht te
laten inwerken en die indrukken in kleur te vertalen. Wat een impressionistische schilder met kleuren
doet wil een impressionistische schrijver met woorden doen:
- Veel bijvoeglijke naamwoorden
- Nieuwe woorden (neologismen)
- Woordkoppelingen bijvoorbeeld wit-zilver-gespikkeld
- Synesthesie, een vermenging van zintuigelijke indrukken, bijvoorbeeld zwaarddrukkende
stilte, bruinzwart
- Een afwijkende, ‘verbrokkelde’ zinsbouw
5.2 Poëzie van de Tachtigers
Estheticisme Levenshouding waarin schoonheid vergoddelijkt wordt. Kunst dient
schoonheid te verwezenlijken
L’art pour l’art Letterlijk vertaald ‘kunst om de kunst’; autonome kunst
Autonome kunst Onafhankelijke kunst; kunst niet als middel, maar als doel in zichzelf
Sonnettencyclus Reeks van samenhangende sonnetten
,Belangrijkste uitgangspunten op poëzie van de Beweging van Tachtigers:
1. Het estheticisme. Er is een intens verlangen naar schoonheid en niets anders dan de
schoonheid, die verheerlijkt, zelf vergoddelijkt wordt.
2. Kunst om de kunst (l’art pour l’art/autonome kunst). Kunst mag geen ander doel hebben
dan kúnst te zijn, een voorwerp van schoonheid. Kunst mag dus nooit tot doel hebben een
morele les te verkondigen.
3. Het individualisme. De kunstenaar moet alleen zijn persoonlijke emoties uiten. Kloos brengt
het zo onder woorden: ‘’kunst moet zijn de allerindividueelste expressie van de
allerindividueelste emotie’’
4. De zintuigelijke waarneming: kunst moet beeldend zijn. Men moet uitgaan van de
zintuigelijke waarneming, waarbij alle zintuigen betrokken zijn: oog, oor, reuk, smaak en
gevoel.
5. Kunst is passie. Passie is sterkste emotie. Alleen vanuit sterke emotie kan kunst voortkomen.
3 Dichters van Tachtig:
Jaques Perk, een verliefde dichter
Jaques maakt een sonnettencyclus, de zogenaamde Mathilde-cyclus. Hij verheerlijkt de schoonheid
van Mathilde en geeft zo uiting aan zijn gevoelens voor haar. (estheticisme)
Willem Kloos, een zwaarmoedige denker
Willem Kloos leert Jaques kennen, met wie hij vriendschap sluit. Een jaar later verbreekt Jaques de
vriendschap, die hij als benauwd ervaart. Kloos schrijft daarna een reeks weemoedige sonnetten.
Verdrietige persoonlijke ervaringen brengen deze dichter tot het schrijven van poëzie. Hij is de
belangrijkste (later de enige) redacteur van De Nieuwe Gids. (het individualisme)
Herman Gorter, een gevoelig jong mens
Het lange, verhalende gedicht Mei maakt Herman Gorter als dichter bekend. Mei bestaat uit 3
zangen. Het vertelt van het meisje Mei, dat vanuit zee het strand betreedt en in het duinlandschap
de lente brengt en viert. Ten slotte sterft ze om plaats te maken voor Juni, haar zuster. Dit gedicht is
een duidelijk voorbeeld van impressionistisch taalgebruik. (zintuigelijke waarneming). Na 1980 kiest
Gorter voor het socialisme. Hij verwerpt het schoonheidsideaal van de Beweging van Tachtig en zet
zich, ook met zijn dichtkunst, in voor de klassenstrijd. Hij dient de arbeiders met zijn dichtkunst.
Het negatieve beeld dat de Tachtigers hebben van de 19 e-eeuwse literatuur, wordt het gebruikelijke
beeld in de literatuurgeschiedenis. Men heeft de 19 e eeuw lange tijd afgedaan als een periode van
middelmatigheid en gezapigheid. Pas aan het eind van de 20 e eeuw komt er meer waardering voor
de letterkunde van de 19e eeuw.
5.3 Naturalisme: Louis Couperus, De binocle
Determinisme Leer die ervan uitgaat dat het karakter van de mens wordt bepaald door
erfelijkheid en milieu en dus in wezen vastligt
Noodlot Macht die onverbiddelijk bepaald hoe iemands leven verloopt
Leidmotief Regelmatig terugkerend element in een verhaal, dat zelf geen deel uitmaakt
van de handeling, maar dient om de gedachten van de lezer in een bepaalde
richting te leiden
, Kenmerken van het naturalisme:
1. Het naturalisme gaat uit van het determinisme. Het karakter van de mens ligt in wezen vast
en wordt bepaald door erfelijkheidsfactoren en door de omstandigheden waarin hij leeft
(milieu).
2. De hoofdpersoon heeft een nerveus karakter en reageert vaak overgevoelig, bijvoorbeeld op
muziek.
3. Er is een conflict tussen de fijngevoelige hoofdpersoon en de nuchtere, niet-begrijpende
omgeving. Uit het verhaal spreekt afkeer van de zelfgenoegzame burgerij met haar
kleingeestige moraal.
4. Er is een grote belangstelling voor seksualiteit. De schrijver wil het hele leven in beeld
brengen, dus ook wat verborgen is. De burgerlijke seksuele moraal wordt als schijnheilig
ontmaskerd.
5. Een naturalistisch verhaal is altijd het verhaal van ontnuchtering. Eerst lijkt het met de
hoofdpersoon nog wel goed te komen, maar uiteindelijk loopt het slecht af.
6. De gebeurtenissen in het verhaal zijn objectief beschreven: geen auctoriale verteller die
commentaar geeft op de gebeurtenissen, maar een personaal perspectief. De lezer ziet de
gebeurtenissen dus door de ogen van een verhaalpersonage.
7. Om objectiveit te bereiken, zijn de gesprekken zo natuurgetrouw mogelijk weergegeven.
Vloeken en ruwe taal mijdt de auteur niet. Daarnaast leven auteurs zich uit in woordkunst,
het schilderen met woorden. Soms combineert een auteur woordkunst met een dialoog in
spreektaal.
8. In het werk van sommige schrijvers is de macht van het noodlot bepalend: het blinde
noodlot, wartegen de mens niets kan doen, bepaalt onverbiddelijk hoe iemand leven
verloopt. Deze visie is ontleend aan de klassieke oudheid, en moet niet verward worden met
het geloof in Godsvoorzienigheid. Christenen wijzen de noodlotsgedachte af, omdat zij
geloven dat door Gods voorzienigheid alle dingen niet bij toeval of door het noodlot, maar
van Zijn Vaderlijke hand hun toekomen.
Veel van deze kenmerken zijn in De binocle terug te vinden:
- De hoofdpersoon is zachtzinnig trots (ondanks) zijn tropisch bloed. Hij heeft dus een erfelijke
aanleg die het tegendeel van zachtzinnigheid doet verwachten.
- Hij heeft een enigzinds nerveus karakter en reageert overgevoelig op muziek.
- De binocle is een verhaal van ontnuchtering: het loopt slecht af.
- er is geen verteller die commentaar geeft op de gebeurtenissen, maar een objectieve
beschrijving met personaal perspectief
- het leven van de jongeman wordt bepaald door het noodlot: een macht die de
gebeurtenissen vooraf vastlegt en hem onverbiddelijk swingt tot de fatale handeling. Ook zijn
slachtoffer wordt ‘noodlottig getroffen’.
Hoe bouwt Louis Couperus in de binocle de spanning op?
- Hij heeft een bijzondere woordkeus. Zo gebruikt Couperus bij de beschrijving van de opticien
het woord vogeltronie. De lezer vermoedt daardoor al dat er onheil in de lucht hangt.
- Hij maakt gebruik van herhalingen. De geschiedenis dreigt zich na 5 jaar te herhalen. Het
verhaal telt enkele leidmotieven. Het element ‘vogel’ bijvoorbeeld duikt steeds op. Andere
leidmotieven zijn: de blinkende kale schedel van de heer, de zwaarte van de binocle en de
afgrond tussen de plaats op de eerste rij en de zaal.
- Hij stelt ontknopingen uit. In het eerste deel kan de jongeman nog ontsnappen aan zijn
obsessie door zijn plaats en binocle te verlaten en zich te concentreren op de muziek. Je
vraagt je als lezer af of het hem zal blijven lukken om zich te beheersen.
Couperus is een van onze belangrijkste romanschrijvers, met een geheel eigen stijl. Hij behoort niet
tot de kring van de Tachtigers. Nooit heeft hij een bijdrage voor De Nieuwe Gids ingezonden. Hij heeft