Literatuur A&F
LESWEEK 1: Grégoire, L. (2020), Anatomie en Fysiologie van de mens (5e druk). Houten: Thieme
Meulenhoff, hoofdstuk 1 en 4.
Dudink, L., Bouwes, A., Portiér, C., Groenewoud, H., & Van Meeteren, J. (2021) Pathologie voor
verpleegkundigen, Amsterdam: Pearson, hoofdstuk 1
LESWEEK 2: Grégoire, L. (2020) Anatomie en Fysiologie (5e druk), Amersfoort: Thieme Meulenhoff,
hoofdstuk 2, hoofdstuk 3 Inleiding en 3.1, hoofdstuk 5 Inleiding tot 5.1, 6.9 en 10.4
Dudink, L., Bouwes, A., Portiér, C., Groenewoud, H., & Van Meeteren, J. (2021) Pathologie voor
verpleegkundigen, Amsterdam: Pearson, paragraaf 2.1, paragraaf 3.1 t/m 3.6.
LESWEEK 3: Dudink, L., Bouwes, A., Portiér, C., Groenewoud, H., & Van Meeteren (2021),
J. Pathologie voor verpleegkundigen. Amsterdam: Pearson, Paragraaf 16.4.4 en 17.7.1.
Grégoire, L. (2020) Anatomie en Fysiologie (5e druk). Amersfoort: Thieme Meulenhoff, paragraaf
3.2.3, 6.9, 10 t/m 10.2.4, 14.1 t/m 14.2 en 14.5.
LESWEEK 4: Grégoire, L. (2020), Anatomie en Fysiologie (5e druk). Amersfoort: Thieme Meulenhoff,
paragraaf 5.1 t/m 5.3, Hoofdstuk 11 Inleiding, 11.2, 11.8.1, 11.8.2, Hoofdstuk 12 t/m 12.3.2.
LESWEEK 5: Grégoire, L. (2020), Anatomie en Fysiologie (5e druk). Amersfoort: Thieme Meulenhoff,
Hoofdstuk 9 Inleiding t/m 9.1.1 en van paragraaf 9.1.5 t/m 9.4.3
Dudink, L., Bouwes, A., Portiér, C., Groenewoud, H., & Van Meeteren, J. (2021) Pathologie voor
verpleegkundigen, Amsterdam: Pearson, paragraaf 8.5.3.
LESWEEK 6: Grégoire, L. (2020) Anatomie en Fysiologie (5e druk). Amersfoort: Thieme Meulenhoff,
hoofdstuk 6 (6.1 t/m 6.2.1, 6.2.4 t/m 6.5.5 en 6.7)
LESWEEK 7:
Lesdoelen week 1
kent de begrippen anatomie en fysiologie en weet wat daaronder verstaan wordt:
Anatomie (ontleedkunde): ‘ana’ (uiteen) & ’temnein’ (snijden). De anatomie houdt zich bezig
met de bouw van het menselijk lichaam.
Fysiologie: ‘phuris’ (natuur) & ‘logos’ (leer). De wetenschap van het functioneren van een
levend organisme
kan de anatomische houding beschrijven;
Anatomische houding: een bepaalde, gedefinieerde houding. In deze houding;
staat de persoon rechtop
houdt de persoon het hoofd rechtop
houdt de persoon de armen gestrekt naast het lichaam
zijn de handpalmen naar voren gekeerd
zijn de voeten iets gespreid
kan aangeven welke drie lichaamsvlakken en -doorsneden worden onderscheiden en
kan deze beschrijven;
Er worden 3 typen lichaamsvlakken onderscheiden:
, 1. frontaal vlak: verdeelt het lichaam of delen daarvan in voor en achter; ontstaan door een
frontale doorsnede
2. transversaal vlak: verdeelt het lichaam of delen daarvan in boven en onder; ontstaan door
een transversale doorsnede (dwarsdoorsnede) door het lichaam
3. sagittaal vlak: verdeelt het lichaam of delen daarvan in links en rechts; ontstaan door een
sagittale doorsnede
Kent de belangrijkste plaatsaanduidingen;
- Ventraal/anterior (aan de buikzijde)
- Dorsaal/posterior (aan de rugzijde)
- Centraal (in het midden)
- Perifeer (aan de uiteinden)
- Craniaal/superior (aan de kant van de schedel)
- Caudaal/inferior (aan de kant van de staart)
- Lateraal (aan de zijkant)
- Mediaal (naar het midden toe)
- Proximaal (aan de kant van de romp)
- Distaal (ver van de romp)
- Sinister (links)
- Dexter (rechts)
- Internus (inwendig)
- Externus (uitwendig)
kent de richtingaanduidingen die worden gebruikt om plaatsveranderingen van
bewegende lichaamsdelen te beschrijven;
- flexie (buiging)
- extensie (strekking)
- anteflexie (buiging naar voren)
- retroflexie (buiging naar achteren)
- lateroflexie (buiging naar opzij)
- dorsale flexie (buiging naar de handrug/voetwreef)
- palmaire flexie (buiging naar de handpalm)
- plantaire flexie (buiging naar de voetzool)
- Supinatie (buitenwaartse draaiing van horizontaal gehouden hand/voet waardoor de
handpalm/voetrand naar boven draait
- pronatie (tegengesteld aan supinatie)
- Abductie (beweging van de middellijn af)
- Adductie (beweging naar de middellijn toe)
- exo-rotatie (buitenwaartse draaiing rond een lengteas)
- endo-rotatie (binnenwaartse draaiing rond een lengteas)
- Opponeren (plaatsing van de duim tegenover de andere vingers van dezelfde hand)
- Reponeren (tegengestelde van opponeren)
Lesdoelen week 2:
kan de betekenis van orgaanstelsels voor een meercellig organisme als de mens
beschrijven en de begrippen orgaan en weefsel daarmee in verband brengen
Orgaanstelsels bij meercellige organismen zijn opgebouwd uit organen en vervullen een of
meerdere afzonderlijk te beschouwen taken in het organisme. Organen zijn opgebouwd uit
weefsels, die weer opgebouwd zijn uit cellen met dezelfde functie en bouw.