De cultuur van het moderne
Moderniteit duidt op het verschijnsel van permanente verandering die het maatschappelijke en
culturele leven in de 20e eeuw overheerst. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet meer gebaseerd op het
verleden en verbreken traditie, bijv industrialisatie, automatisering en massaconsumptie. Deze
veranderingen zorgen ook voor verlies van waardevolle ervaringen, ontworteling en vervreemding.
Modernisme in de kunsten: ontstaan eind 19e / begin 20e eeuw. Kunstenaars zijn op zoek naar
vernieuwing, willen origineel zijn, unieke kunstwerken maken, onafhankelijk zijn en breken met het
verleden. Ze geloven dat kunst de maatschappij kan verbeteren (Utopie) en dat kunstenaars voorop
lopen in deze ontwikkeling (Avant-Garde). Ze doen onderzoek naar kunst (vormgeving, abstractie,
expressie en vervreemding) en wat het kenmerkende van elke kunstdiscipline is (grondslagen).
Kernpunten:
- Vernieuwing / modern zijn
- Uniciteit en autonomie -> uniek en zelfstandig zijn
- Utopie: nieuwe, betere maatschappij door kunst
- Zoeken naar essentie -> grondslagen
- Vorm onderzoek -> opsomming vormgeving, abstractie etc
- Abstractie
- Atonaliteit
- Expressie
- Angst en vervreemding
Belangrijke kunstenaars: niet kennen, wel handig om door te lezen
- Pablo Picasso, Wassily Kandinsky, Piet Mondriaan, Ernst Ludwig Kirchner, Constantin
Brancusi, Salvador Dali, Marcel Duchamp -> schilders
- Arnold Schönberg, Igor Strawinsky, Béla Bartók, Erik Satie -> componisten
- Isadora Duncan, Michel Fokine, Vaslav Nijinsky, Martha Graham, Oskar Schlemmer ->
choreografen
- Gordon Craig, Vsevolod Meyerhold, Konstantin Stanislavski, Erwin Piscator, Berthold Brecht -
> theater
- Robert Wiene, Sergei Eisenstein, Fritz Lang, Man Ray, Charles Chaplin -> film
Macht en moderne kunst
- Kunstenaars willen onafhankelijk hun werk maken (streven naar autonomie)
- Kunsthandelaren en verzamelaars
- Intendant (= artistiek leider): Sergej Diaghilev -> choreograaf van ballet
- Politieke relaties: futurisme – nationalisme; socialisme – internationalisme (Bauhaus, De
Stijl, Constructivisme)
- Verzet tegen de rede en de macht = surrealisme, Dadaisme, anti-kunst
, Functies van kunst
1. Levensbeschouwelijk:
• Breuk met het verleden
• Utopie
• Kunst heeft geestelijke waarde
• Abstracte kunst (kunst is universeel, heeft geen verhalen of verwijzingen nodig =
autonome kunst)
2. Esthetica
• Schoonheid = geestelijk
• Niet materieel (abstractie = structuur achter de zichtbare natuur)
• Expressietheorieën
• Morele aspecten van verwerpen van decoratie
• Grondslagen onderzoek
• Ritme als centraal aspect in dans en muziek
• Streven naar uniciteit en vernieuwing
3. Opdrachtgevers
• Nieuwe, experimentele opleidingen (Bauhaus)
• Zelfstandige dansgezelschappen
• Betrokken opdrachtgevers die onafhankelijkheid en experimenteren waarderen
• Breukvlak in maatschappij: nationalisme vs internationalisme en socialisme
4. Vermaak
• Hollywood film als amusement
• Theatershows
• Amusementsideeën van muziek en dans
5. Wetenschap
• Kunst probeert de werkwijze van wetenschap te hanteren
• Grondslagenonderzoek
• Muzikale bronnen (partituren)
• Kunst als laboratorium (Bauhaus)
• Onderzoek naar nieuwe materialen en hun eigenschappen
• Uitbreiding begrip klankkleur
6. Intercultureel
• Onderzoek volksmuziek
• Maskers, beelden en theater uit Afrika, Oceanië en Japan
• Exotische aspecten van Ballets Russes
• Jazz