Samenvatting cognitie en gedrag
Deeltentamen 2
Inhoudsopgave
Goldstein - Hoofdstuk 8 Alledaags geheugen en geheugenfouten....................................................2
Cacioppo – Hoofdstuk 8 De adaptieve geest.....................................................................................6
8.1 Verschillende soorten leren.....................................................................................................6
8.2 Klassieke conditionering..........................................................................................................6
8.3 Operante conditionering..........................................................................................................8
8.4 Observationeel leren................................................................................................................9
Goldstein – Hoofdstuk 9 Kennis.......................................................................................................11
Goldstein – Hoofdstuk 11 Taal.........................................................................................................15
Goldstein - Hoofdstuk 12 Probleemoplossing..................................................................................19
Kalat – Hoofdstuk 12.3 Informatie opslaan in het zenuwstelsel......................................................24
Goldstein - Hoofdstuk 13 Oordelen, redeneren en keuzes maken..................................................27
Tekst neuropsychologie...................................................................................................................34
Tekst toegepaste cognitieve psychologie........................................................................................37
Tekst signaal-detectietheorie..........................................................................................................40
,Goldstein - Hoofdstuk 8 Alledaags geheugen en geheugenfouten
Het autobiografisch geheugen is eerder al gedefinieerd als het geheugen voor specifieke
ervaringen uit het leven, dat zowel episodische als semantische componenten bevat. Twee
andere kenmerken van het autobiografisch geheugen zijn (1) dat het multidimensionaal is en
(2) dat we sommige gebeurtenissen beter onthouden dan andere.
Autobiografische herinneren zijn multidimensionaal, omdat ze spatiele, emotionele en
sensorische componenten bevatten. Daarnaast bevatten ze elementen van zelfreflectie en
visuele beelden en ze zijn vaak meer gedetailleerd en levendig. Visuele stimuli speelt een
belangrijke rol bij het autobiografisch geheugen. Patiënten met schade aan de visuele
gebieden in de cortex waren herinneringen van hun autobiografisch geheugen kwijt,
waaronder herinneringen niet gebaseerd op visuele informatie. Daarnaast lokken
autobiografische herinneringen vaak ook meer intense emoties uit, waardoor de amygdala
wordt geactiveerd.
Persoonlijke mijlpunten steken er vaak uit en worden goed onthouden, zoals afstuderen of
een bruiloft. Ook sterk emotionele gebeurtenissen zoals een auto-ongeluk blijven vaak goed
in het geheugen. Gebeurtenissen die significant belangrijk worden in iemands leven worden
ook goed onthouden, zoals voor de eerste keer uit eten met iemand waarmee je uiteindelijk
een lange relatie krijgt. Mensen die ouder zijn dan 40 herinneren zich vaak het beste
gebeurtenissen uit de adolescentie en uit de jonge kindertijd. Dit heet ook wel de
reminiscence bump (herinneringsbult). Voor dit fenomeen zijn er drie mogelijke
hypotheses:
1. De zelfbeeld hypothese (self-image hypothesis) stelt dat gebeurtenissen die
voorkomen wanneer iemands zelfbeeld of levensidentiteit wordt gevormd beter
worden onthouden. Als mensen zichzelf moesten identificeren aan de hand van ‘ik
ben…’ stellingen, dan was het punt dat dit een onderdeel van hen werd meestal op de
leeftijd van 25. Dit punt valt in de tijdspanne van de reminiscence bump.
2. De cognitieve hypothese stelt dat periodes van snelle veranderingen gevolgd door
stabiliteit zorgt voor een sterkere encodering van herinneringen. De vaak vele
veranderingen in de adolescentie worden gevolgd door stabiliteit in de volwassenheid.
3. De culturele levensscript hypothese maakt onderscheid tussen de
levensgeschiedenis van een persoon (bestaande uit alle gebeurtenissen uit iemands
leven) en het culturele levensscript: de culturele verwachte gebeurtenissen die
voorkomen in een bepaalde tijd van het leven. Dit zijn gebeurtenissen zoals verliefd
worden (16 jaar), afstuderen (22 jaar), trouwen (27 jaar) en kinderen krijgen (28 jaar).
De meest genoemde gebeurtenissen vinden plaats voor de reminiscence bump.
Volgens de culturele levensscript hypothese zijn gebeurtenissen die plaats hebben
gevonden volgens het culturele levensscript makkelijker op te halen.
De meest memorabele herinneringen zijn de herinneringen die belangrijk zijn voor een
persoon en die, in de meeste gevallen, geassocieerd zijn met emoties. Emoties zijn vaak
geassocieerd met ‘speciale’ gebeurtenissen, zoals het beginnen of eindigen van een relatie.
De amygdala is een belangrijke structuur die hierbij een rol speelt. Emotie, bevestigd door
verhoogde activiteit in de amygdala, verbetert de activiteit die gerelateerd is aan het ophalen
van herinneringen in de hippocampus. Daarnaast lijken emoties bepaalde mechanismes in de
amygdala aan te sporen die ervoor zorgen dat we gebeurtenissen met emoties beter
onthouden. Verder zorgen stresshormonen, zoals cortisol, die worden vrijgelaten na
emotionele ervaringen dat de consolidatie van herinneringen wordt versterkt.
,Onder sommige omstandigheden zorgen emoties juist voor een slechter geheugen, zoals het
afleiden van de aandacht naar belangrijkere objecten, waardoor de andere objecten minder
goed worden onthouden.
Flash-bulb herinneringen zijn herinneringen die zeer levendig en langdurig zijn, zoals de
herinnering aan waar iemand precies was tijdens de aanslagen van 9/11. Deze herinneringen
refereren vooral naar de omstandigheden tijdens het gebeurde, en niet de gebeurtenis zelf.
Flash-bulb herinneringen lijken soms wel met een camera gemaakt en die niet weg lijken te
gaan. Ze worden gevormd onder zeer hoge emotionele omstandigheden en blijven langdurige
levendige en gedetailleerde herinneringen. Het vergelijken van latere herinneringen met
herinneringen meteen na een gebeurtenis heet herhaald ophalen (repeated recall).
Onderzoek met deze procedure laat zien dat flash-bulb herinneringen zeker niet hetzelfde zijn
als foto’s, omdat ze vaak over tijd veranderen en details missen. In de realiteit schijnt er
weinig verschil te zijn tussen flash-bulb herinneringen en alledaagse herinneringen, maar
mensen denken zelf wel dat hun flash-bulb herinneringen sterker en accurater zijn.
Volgens onderzoekers versterken emoties het subjectieve gevoel van herinneren, zoals de
levendigheid van de herinnering, en zorgen ze tegelijkertijd voor een vermindering van het
geheugen voor de details van een scene. Twee andere factoren die kunnen bijdragen aan het
beter onthouden van flash-bulb herinneringen zijn herhaling en berichtgeving in de media.
Volgens de narratieve repetitie hypothese herinneren we sterk emotionele gebeurtenissen,
zoals 9/11, beter, omdat we deze gebeurtenissen herhalen nadat het gebeurd is (zoals op tv en
in gedachten). Daarnaast kunnen mensen, gebaseerd op foto’s en nieuwsberichten, hun eigen
mentale film creëren, terwijl ze dit eigenlijk helemaal niet op tv hadden gezien. Dit is een
voorbeeld van bron misattributie.
De kenmerken van het geheugen reflecteren de constructieve natuur van geheugen: wat
mensen rapporteren als herinneringen zijn gevormd op basis van wat er echt is gebeurd en
andere factoren, zoals iemands kennis, ervaringen en verwachtingen. Eén van de eerste
onderzoeken die dit constructieve aspect voorstelde, was het “War of the Ghosts” experiment.
In dit experiment moesten deelnemers een verhaal lezen en vervolgens het verhaal zo
accuraat mogelijk navertellen. Vervolgens werd de techniek van herhaalde reproductie
gebruikt waarbij de deelnemers na steeds langere intervallen het verhaal moeten navertellen.
Naarmate het interval langer duurde, werden de navertelde verhalen korter en werd het steeds
minder accuraat. Belangrijker, de reproducties werden reflecties van de eigen cultuur van de
deelnemer. De deelnemers gebruikten het originele verhaal en kennis van soortgelijke
verhalen uit hun eigen cultuur om het verhaal na te vertellen. Het idee dat herinneringen
bestaan uit details van verschillende bronnen omvat onder andere het fenomeen source
monitoring.
Source monitoring is het proces van bepalen waar onze herinneringen, kennis en
overtuigingen vandaan komen. De daadwerkelijke bron van een herinnering kan erg
belangrijk zijn, zoals bij een ooggetuigenverslag. Als je de foute bron aanwijst, dan maak je
een source monitoring fout of een source misattributie. Hetzelfde gebeurt bij het denken
dat iemand iets tegen je had gezegd, maar dat het iemand anders bleek te zijn. Een andere
vorm van een source monitoring fout is cryptoamnesie. Hierbij pleegt iemand onbewust
plagiaat, zoals het gebruiken van een ‘zelfbedachte’ melodie terwijl deze eigenlijk al bestaat
in een ander lied.
Bij pragmatische inferentie verwacht een persoon hoe een bepaalde zin verloopt, terwijl het
niet per se zo geïmpliceerd wordt door de zin. Deze inferenties zijn gebaseerd op kennis die
, verkregen is door ervaring. Zo werd in een experiment de zin “De nieuwe baby was wakker
de hele nacht” verandert in “De nieuwe baby huilde de hele nacht” door deelnemers. Het lege
stuk zin werd door de deelnemers anders ingevuld en niet correct onthouden.
Een schema is iemands kennis over een bepaald aspect van de omgeving, zoals over een
supermarkt. Informatie in schema’s kunnen fungeren als een gids voor het maken van
inferenties over wat we herinneren. Schema’s kunnen ook leiden tot fouten en deze fouten
nemen toe over een langere periode. Het von Restorff effect stelt dat het geheugen juist goed
is voor onverwachte of onderscheidende objecten of situaties. Een script is onze verwachting
van een bepaalde volgorde van acties die meestal gebeuren in een bepaalde situatie, zoals bij
een bioscoop. Het DRM paradigma is ontstaan uit een experiment waarbij deelnemers
woorden moesten lezen en vervolgens moesten opschrijven welke woorden ze hadden
onthouden. Vaak zaten hier woorden bij die niet in de originele woordenlijst zaten, maar die
wel leken of te maken hadden met de woorden. Zo’n fout woord heet ook wel een critical
lure.
Het misinformatie effect is het effect waarbij er misleidende informatie gepresenteerd wordt
nadat een persoon een situatie heeft gezien, waardoor de beschrijving van de situatie
verandert. De misleidende informatie wordt omschreven als misleidende post-event
informatie of MPI. Een verklaring voor het MPI effect is retroactieve interferentie waarbij
meer recent geleerde informatie interfereert met oude informatie. Een andere verklaring is dat
de persoon een source monitoring fout maakt en denkt dat de informatie komt van de situatie,
en niet van de misleidende bron.
Een ooggetuigenis is een getuigenis van een persoon die aanwezig was bij de misdaad en
waarin diegene vertelt wat hij of zij heeft gezien hiervan. De acceptatie van een
ooggetuigenis is gebaseerd op twee dingen:
1. De ooggetuige heeft goed kunnen zien wat er is gebeurd
2. De ooggetuige was in staat om zijn observaties te vertalen in een accurate
beschrijving van het gebeurde en een accurate identificatie van de dader(s)
Er zijn veel situaties, helaas, waarin fouten van ooggetuigen hebben geresulteerd in de
veroordeling van onschuldige mensen. Zo is er veel bewijs dat identificaties moeilijk te
maken zijn, zelfs in experimenten waarin deelnemers is verteld veel aandacht te besteden aan
wat er gebeurd. Het wapen focus effect verwijst naar de observatie dat de aanwezigheid van
een wapen ervoor zorgt dat ooggetuigen minder details van de plaats delict kunnen
herinneren, waaronder het gezicht van de misdadiger. Een verklaring hiervoor kan zijn dat
een wapen een verbazend en ongewoon object is, waardoor de aandacht er naar toe wordt
getrokken als onderdeel van de orienting response. Angst speelt hier waarschijnlijk ook een
rol bij.
Misidentificaties kunnen ook voor komen doordat iemand er bekend uitziet, waardoor een
source monitoring fout (of source misattributie) optreedt. Suggestiviteit kan ook zorgen voor
misidentificatie van een misdadiger. Wanneer er vervolgens bevestigende feedback wordt
gegeven, stijgt de zelfverzekerdheid dat de juiste keuze is gemaakt. Dit heet het post-
identificatie feedback effect. Dit effect kan een serieus probleem veroorzaken, omdat jury’s
sterk worden beïnvloedt door de hoeveelheid zelfvertrouwen van de ooggetuigen in hun
getuigenissen.
Twee situaties waarvoor cognitieve psychologen oplossingen hebben bedacht om fouten te
voorkomen, zijn line-up procedures en interview procedures.