HOORCOLLEGES
RECHT VAN DE EUROPESE UNIE
2024
,INHOUDSOPGAVE:
Week 1 blz. 3
Week 2 blz. 17
Week 3 blz. 29
Week 4 blz. 46
Week 5 blz. 60
Week 6 blz. 69
Week 7 blz. 86
2
,WEEK 1
HOORCOLLEGE 1A:
Vandaag
Drie karakterisLeken van het EU-recht
De interne markt: wat, waarom, hoe?
o PosiLeve en negaLeve integraLe
De consLtuLonalisering van de Verdragen:
o De autonomie van het EU-recht
o Rechtstreekse werking
o Voorrang
o Prejudiciële vraagprocedure
Bevoegdheidsverdeling tussen lidstaten en EU:
o Het a[ribuLebeginsel
o Bevoegdheden van de EU
o Het begrip ‘rechtsgrondslag’
o Casus: Tabaksreclamerichtlijn
Drie karakterisLeken van het EU-recht
1. Gelaagde structuur: onderscheid tussen primair recht (EU-verdragen) en secundair recht (wet-
geving en overige handelingen van de EU-instellingen op grond van de EU-verdragen)
wij gaan voornamelijk kijken naar het primaire recht, dus de verdragen. Hoe moet je deze ver-
houding nou precies begrijpen? Je kunt zeggen dat het primaire recht een soort van Europese
grondwet is. Het is geen grondwet maar zo hebben een beetje dezelfde funcLe als een grond-
wet. Dat secundaire recht is wetgeving die door de Europese wetgever is aangenomen en de
wetgever heec de bevoegdheid daartoe op grond van de VEU en VWEU. Wat is het gekke aan
het Europees recht? Het gekke is dat die verdragen in ons dagelijks leven een veel belangrij-
kere rol hebben dan bijvoorbeeld de grondwet in Nederland. Dat komt omdat die regels over
de interne markt en over het mededingingsrecht in die verdragen zelf zijn opgenomen. En die
bepalingen worden op dagelijkse basis toegepast door rechters in de hele EU.
2. Veel open normen en sterke focus op rechtspraak: voornamelijk rechtersrecht
- in vergelijking met veel Nederlandsrechtelijke vakken veel meer nadruk op jurisprudenLebun-
del
3. Verdragsherzieningen en bijbehorende hernummering van de verdragen
De interne markt: wat en waarom?
Wat is de interne markt?
o Art. 26 lid 2 VWEU; de interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije
verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen
van de verdragen.
Waarden en beginselen van de interne markt
o Art. 3 lid 3 VEU; waar is de interne markt dan op gebaseerd? De Unie brengt een interne markt
tot stand en die zet zich in voor de duurzame ontwikkeling van Europa etc. Let op: die interne
markt hoec niet alleen maar te gaan over vrije handel, maar ook over niet-economische waar-
den. Denk bijvoorbeeld aan milieubescherming of sociale vooruitgang.
Waarom hebben we een interne markt?
o Art. 1 en 3 lid 1 VEU; hierin staan doelstellingen van de interne markt
3
,Waaruit bestaat de interne markt?
1. Vrij verkeer van goederen, art. 30/34-36/110 VWEU
2. Vrij verkeer van personen
a) werknemers, art. 45 VWEU
b) zelfstandigen en bedrijven, art. 49 VWEU
3. Vrij verkeer van diensten, art. 56-62 VWEU
4. Vrij verkeer van kapitaal, art. 63-65 VWEU
5. Unieburgerschap, art. 20/21 VWEU
6. Een systeem van onvervalste mededinging, art. 101-109 VWEU en protocol 27
PosiLeve en negaLeve integraLe:
NegaLeve integraLe: de verboden in het verdrag; je mag niet discrimineren. Die verboden zijn onder-
deel van het verdrag en worden rechtstreeks toegepast in de naLonale rechtsordes voor de naLonale
rechters. Wat doen die bepalingen dan? Die bepalingen vertellen de lidstaten (en in sommige gevallen
parLculieren) wat ze wel en vooral NIET mogen doen.
o De verdragen vertellen lidstaten (en soms parLculieren) door middel van de verboden wat ze
NIET mogen doen
o Focus op naLonale regelgeving die het funcLoneren van de interne markt belemmert
PosiLeve integraLe (harmonisaLe): secundair EU-recht; hier wordt naLonale regelgeving eigenlijk hele-
maal weggenomen en die wordt vervangen door uniforme EU-wetgeving.
o NaLonale regelgeving wordt vervangen door uniforme EU-standaarden
o Focus op EU-regels die het funcLoneren van de interne markt bevorderen
Geen harmonisaLe? à de verboden in de Verdragen vormen het beoordelingskader van naLonale re-
gels
HarmonisaLe? à de Europese secundaire wetgeving vormt het beoordelingskader van naLonale re-
gels
ConsLtuLonalisering van het EU-recht
Wat is nodig om Europese integraLe daadwerkelijk te doen slagen?
Context: het falen van het internaLonaal recht in de voorafgaande decennia om oorlog te voorkomen
De methode van het Hof: integraLe door recht, ocewel de consLtuLonalisering van de verdragen: dit
betekent eigenlijk dat het Europees recht een soort van consLtuLonele funcLe krijgt binnen de lidsta-
ten. Deze drie begrippen hieronder zijn alleen verwerkt in jurisprudenLe en zul je dus ook niet terug-
vinden in de verdragen/arLkelen.
o Autonomie; autonomie is een doctrine die het Hof heec ontwikkeld in het arrest Van Gend en
Loos
o Rechtstreekse werking
o Voorrang
EssenLeel hierin is de prejudiciële vraagprocedure
Autonomie: Van Gend en Loos
o “Het EEG-verdrag is meer dan een overeenkomst welke slechts wederzijdse verplichLngen tus-
sen de verdragsluitende mogendheden schept”
o “Dat … de Gemeenschap in het volkenrecht een nieuwe rechtsorde vormt ten bate waarvan de
staten, zij het op een beperkt terrein, hun soevereiniteit hebben begrensd en waarbinnen niet
slechts deze lidstaten, maar ook hun onderdanen gerechLgd zijn.”
o “Dat het gemeenschapsrecht derhalve, evenzeer als het, onalankelijk van de wetgeving der
lidstaten, ten laste van parLculieren verplichLngen in het leven roept, ook geëigend is rechten
te scheppen welke zij uit eigen hoofde kunnen geldig maken.”
4
,Autonomie en rechtstreekse werking:
“Dat het gemeenschapsrecht derhalve, evenzeer als het, onalankelijk van de wetgeving der lidstaten,
ten laste van parLculieren verplichLngen in het leven roept, ook geëigend is rechten te scheppen
welke zij uit eigen hoofde kunnen geldig maken.”
à monisme en dualisme zijn niet relevant voor de inroepbaarheid van het Unierecht in de lidstaten
o Monisme: gewoon internaLonaal recht waarbij geldt dat de wijze waarop internaLonaal recht
in de naLonale rechtsorde ingeroepen kan worden, wordt bepaald door de naLonale rechts-
orde zelf
o Dualisme: betekent dat het internaLonaal recht volledig gescheiden blijc van het naLonaal
recht. Dus als een verdragsbepaling werking wil hebben in de naLonale rechtsorde, dan moet
die eerst geïncorporeerd worden.
Volgens het Hof in Van Gend en Loos is die wetgeving van de lidstaten volstrekt irrelevant. Dus het
maakt niet uit of je een monisLsch of dualisLsch land bent, want het is alLjd het Europees recht dat
zelf bepaalt op welke manier het Europees recht doorwerkt in de rechtsorders van de lidstaten.
Waarom is dit zo?
Van Gend en Loos: “Dat de waakzaamheid der belanghebbenden op de verzekering van hun rechten
een doelmaLge controle verschac, die zich paart aan het toezicht dat de arLkelen 258/259 VWEU aan
de Commissie en de lidstaten opdragen.”
Met andere woorden: individuen die zorgen ervoor dat op het moment dat Nederland het Europees
recht schendt, dat dan vervolgens de Nederlandse overheid wordt teruggefloten. Dat kan alleen maar
op het moment dat die doorwerking van het Europees recht in de naLonale rechtsorde ook onalan-
kelijk is van de wetgeving van de lidstaten.
Wat betekent rechtstreekse werking in prakLjk?
Een bepaling van Unierecht kan door een individu worden ingeroepen voor de naLonale rechter.
Met andere woorden: het Europees recht werkt rechtstreeks door in de naLonale rechtsorde zodat je
het ook bijvoorbeeld voor de rechterbank in Groningen kan gebruiken. En dat is dus weer onalankelijk
van de vraag of het volgens het Nederlands recht zo is dat Europees recht direct onderdeel is van de
Nederlandse rechtsorde.
Welke bepalingen kunnen individuen inroepen?
Van Gend en Loos: algemene criteria voor rechtstreekse werking
o Voldoende duidelijkheid
o Onvoorwaardelijkheid
Wat hiermee wordt bedoeld is dat die bepaling een voldoende duidelijk recht geec aan een individu
om vervolgens ook af te dwingen bij de naLonale rechter. Niet alle bepalingen van de verdragen heb-
ben dus rechtstreekse werking!
Tegen wie kan de bepaling worden ingeroepen?
o VerLcaal: tegen de staat
o Horizontaal: tegen een ander individu
Autonomie en voorrang: Costa/ENEL:
Na Van Gend en Loos wisten we nog niet wat er moest gebeuren als een naLonale wet in strijd is met
een regel van Europees recht. Nou in onze grondwet hebben we art. 94 en die zegt dat bij zo’n conflict
het internaLonaal recht voorrang. Maar er zijn dus ook veel lidstaten die zo’n dergelijke bepaling niet
in hun grondwet hebben en daar heec het arrest Costa/ENEL een antwoord op:
o “ … dat het verdragsrecht, dat uit een autonome bron voortvloeit, op grond van zijn bijzonder
karakter niet door enig voorschric van naLonaal recht opzij kan worden gezet, zonder zijn ge-
meenschapsrechtelijk karakter te verliezen en zonder dat de rechtsgrond van de gemeenschap
zelf daardoor wordt aangetast.” Met andere woorden: op het moment dat je een naLonale
5
, wet hebt die in strijd is met een bepaling uit het verdrag, dan moet die naLonale bepaling bui-
ten werking worden gezet. Hij wordt niet ongeldig en blijc gewoon onderdeel van naLonaal
recht, maar die naLonale rechter heec de plicht om de naLonale bepaling opzij te ze[en.
o “Dat … latere eenzijdig afgekondigde naLonale we[elijke voorschricen, die tegen het stelsel
van de gemeenschap ingaan, iedere werking ontberen.”
Met andere woorden:
o De voorrang van Unierecht is absoluut
o Bovendien: lidstaten hebben een plicht tot loyaliteit (art. 4 lid 3 VEU), die geldt voor alle enL-
teiten van de lidstaten (naLonale rechters, bestuursorganen, …) à dus de lidstaten zijn ver-
plicht zich loyaal op te stellen tegenover het Europees recht.
Prejudiciële vraagprocedure:
Art. 267 VWEU: “Hof is bevoegd, bij wijze van prejudiciële beslissing, een uitspraak te doen
a. Over de uitlegging van de verdragen
b. Over de geldigheid en de uitlegging van de handelingen van de instellingen, de organen of de
instanLes van de Unie
Indien deze vraag te dien aanzien wordt opgeworpen voor een rechtelijke instanLe van een der lidsta-
ten, kan deze instanLe, indien zij een beslissing op dit punt noodzakelijk acht voor het wijzen van haar
vonnis, het Hof verzoeken over deze vraag een uitspraak te doen.”
Bevoegdheidsverdeling tussen lidstaten en EU
A[ribuLebeginsel:
Art. 4 lid 1 VEU: de EU heec de bevoegdheden die de lidstaten aan haar hebben toegedeeld
Art. 5 lid 1 en 2 VEU: de EU handelt slechts binnen de grenzen van haar bevoegdheden om de
daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken
Dat vertaalt zich in 3 soorten bevoegdheden:
o Exclusieve bevoegdheden, art. 3 VWEU; dit is exclusieve bevoegdheid van de Unie. Op die ge-
bieden hebben de lidstaten dus geen enkele bevoegdheid meer zolang zij lid zijn van de Euro-
pese Unie
o Gedeelde bevoegdheden, art. 4 VWEU; dit zijn bevoegdheden waar zowel de Unie als de lid-
staten bevoegd zijn. Dit betekent dus dat de lidstaten bevoegd blijven om allerlei dingen te re-
gelen, tenzij de Europese Unie zijn bevoegdheden heec uitgeoefend. Dus op het moment dat
de Europese wetgever een richtlijn aanneemt op bijvoorbeeld het gebied van milieubescher-
ming, dan mogen lidstaten vervolgens niets doen wat strijdig is met die richtlijn.
o Ondersteunende bevoegdheden, art. 6 VWEU; deze onderwerpen liggen poliLek wat gevoeli-
ger en daarvoor geldt de EU maar een paar dingetjes kan en vaak een hele beperkte bevoegd-
heid daarin heec.
Rechtsgrondslag:
De verboden in de verdragen (negaLeve integraLe) kunnen meteen worden toegepast op maatregelen
van lidstaten
Maar voor posiLeve integraLe is nadere (secundaire) wetgeving van de EU nodig binnen de grenzen
van de bevoegdheidsverdeling
Secundaire wetgeving vereist een specifieke rechtsgrondslag in de verdragen
Let op: een rechtsgrondslag is alleen maar relevant in het kader van posiLeve integraLe.
Een rechtsgrondslag is een bepaling die voorschrijc:
1. Welk soort maatregel mag worden aangenomen (inhoud en doel)
2. Welke EU-instelling(en) deze maatregel kunnen aannemen
3. Welke procedure hiervoor gebruikt moet worden
6
,Casus: Tabaksreclamerichtlijn:
Richtlijn 98/43 betreffende de onderlinge aanpassing van de we[elijke en bestuursrechtelijke bepa-
lingen van de lidstaten op het gebied van reclame en sponsoring voor tabaksproducten.
o Die richtlijn verbiedt dus als het ware alle reclame voor tabaksproducten.
Rechtsgrondslag = art. 114 VWEU à harmonisaLe van de interne markt
o Maar gaat deze richtlijn wel over het verbeteren van de interne markt voor producten waarin
of waarop tabaksreclame is afgebeeld?
Beroep tot nieLgverklaring van Duitsland: deze richtlijn heec niets te maken met markLntegraLe
o Totaal reclameverbod maakt de vrijheden van de interne markt t.a.v. tabaksreclame nagenoeg
geheel ongedaan
o Geen bewijs voor verstoringen van de interne markt voor tabaksproducten
- onbeperkte bevoegdheden van de EU?
o Eigenlijke doel is bescherming van de volksgezondheid
- maar zie het harmonisaLeverbod in art. 168 lid 5 VWEU
Wat zegt het Hof hierover?
R.o. 95: “Derhalve moet worden onderzocht, of de richtlijn werkelijk ertoe bijdraagt dat de belemme-
ringen van het vrije verkeer van goederen en van de vrijheid van dienstverrichLng worden weggeno-
men en de mededingingsverstoringen worden opgeheven.”
o Maatregelen moeten naLonale regelgeving harmoniseren, dat wil zeggen verschillen tussen
naLonale regels wegnemen
o Het enkele feit dat naLonale regels verschillen is niet voldoende om art. 114 VWEU als rechts-
grondslag te rechtvaardigen, r.o. 84
o ToekomsLge belemmeringen moeten waarschijnlijk zijn, r.o. 86
Draagt deze richtlijn bij aan het vergemakkelijken van het handelsverkeer? R.o. 96-105
o Van Ljdschricen en kranten met tabaksreclame? R.o. 97-98
o Maar ook van affiches, parasols, asbakken, reclamespots? R.o. 99
Conclusie: de richtlijn mocht niet worden vastgesteld op grond van art. 114 VWEU
7
,HOORCOLLEGE 1B:
Vandaag
Wat zijn goederen?
Tarifaire/fiscale maatregelen van lidstaten:
o Verbod op in- en uitvoerrechten (douanerechten) à art. 30 VWEU
o Verbod op discriminerende en beschermende binnenlandse belasLng à art. 110 VWEU
Non-tarifaire/niet-fiscale maatregelen van lidstaten:
o Verbod op kwanLtaLeve invoerbeperkingen en maatregelen van gelijke werking à art. 34/36
VWEU
Wat zijn goederen?
Zijn hoogwaardige Italiaanse kunstwerken goederen?
Ja, want “op geld waardeerbaar en als zodanig het voorwerp van handelstransacLes”
Andere omschrijving: “tastbare fysieke eigenschappen”
Dus ook: afval, menselijke stoffelijke overscho[en, elektriciteit
Onderscheid met diensten lasLg te maken
Tarifaire/fiscale maatregelen van lidstaten
1. Art. 30 VWEU: verbod op in- en uitvoerrechten (douanerechten) en heffingen van gelijke wer-
king; gaat meer om een plicht die een importeur of exporteur heec om een belasLng te beta-
len voor het over de grens brengen van een goed. Dit arLkel verbiedt die belasLng en alle hef-
fingen van gelijke werking
2. Art. 110 VWEU: verbod op discriminerende en protecLonisLsche binnenlandse belasLngen;
hier gaat het om belasLngen die niet worden geheven op het over de grens brengen van een
product, maar belasLngen in het algemeen worden geheven door een lidstaten over bepaalde
goederen in een lidstaat.
Art. 30 VWEU: in- en uitvoerrechten (douanerechten):
1) Reikwijdte van art. 30 VWEU:
Wat is een “in- of uitvoerrecht” of “heffingen van gelijke werking”?
Alle belasLngen of verkapte belasLng die wordt geheven op het overschrijden van een grens
Heffing van gelijke werking betekent dat het niet uitmaakt of een lidstaat een bepaalde belasLng een
douanerecht noemt, maar dat het echt gaat om het effect wat die belasLng heec. Dus als het effect
van een belasLng is dat er een belasLng wordt geheven op het overschrijden van een grens, dan is dat
een heffing van gelijke werking als een in- of uitvoerrecht in de zin van art. 30 VWEU.
2) Wat verbiedt art. 30 VWEU?
Absoluut verbod op alle in- en uitvoerrechten en heffingen van gelijke werking
o Geen minimumgrens
o Geen rechtvaardigingen; dit betekent dat het niet uitmaakt hoe hoog het belasLngtarief is, het
mag gewoon niet! Dus je kunt het ook niet rechtvaardigen.
Maar wel 2 uitzonderingen:
o Heffingen op grond van EU-recht
o Betalingen voor geleverde diensten
Art. 110 VWEU: verbod op discriminerende en protecLonisLsche binnenlandse belasLngen:
1) Reikwijdte van art. 110 VWEU:
Binnenlandse belasLng:
o Onderscheid met art. 30 VWEU (Outokumpu) à belasLng is niet alleen van toepassing op ge-
importeerde producten
Heffingen op producten à alleen van toepassing op indirecte belasLngen, zoals BTW en accijnzen
8
,2) Wat verbiedt art. 110 VWEU?
Alinea 1: verbod op discriminerende belasLngen
Alinea 2: verbod op beschermende belasLngen (protecLonisme)
Uitgangspunt van art. 110 VWUE: alle belasLngen differenLëren (discrimineren) tussen producten
o Toegestaan mits buitenlandse producten niet worden benadeeld
Een lidstaat mag differenLëren in de belasLngheffing op verschillende typen producten om daarmee
economisch beleid te voeren of andere vormen beleid te voeren, bijvoorbeeld bescherming van de
volksgezondheid. Dat is dus toegestaan zolang buitenlandse producten niet worden benadeeld.
Alinea 1: verbod op discriminerende belasLngen:
GelijksoorLge producten: waar het om de eerste plaats om gaat is om vast te stellen of twee pro-
ducten/goederen wel of niet gelijksoorLg zijn. Als ze gelijksoorLg zijn en de ene groep producten komt
uit het buitenland en de andere groep producten komt niet uit het buitenland, dan moeten ze ook ge-
lijk worden behandeld. Er zijn 2 manieren om zo’n vaststelling te maken:
o ProductkarakterisLeken en producLeprocessen
o Consumentenvoorkeuren
Als die twee producten gelijksoorLg zijn, dan mag er niet worden gediscrimineerd in het belasLngstel-
sel en in dit vak onderscheiden we dan twee vormen van discriminaLe:
Verbod op directe discriminaLe (Outokumpu) à dit betekent dat je in de wet een onderscheid maakt
Indirecte discriminaLe (Humblot) à dit gaat om de situaLe waarbij de wet op zich (de le[er van de
wet) geen onderscheid maakt tussen binnenlands geproduceerde producten en geïmporteerde pro-
ducten, maar in prakLjk worden de geïmporteerde producten zwaarder getroffen.
o De zaak Humblot ging over een motorrijtuigenbelasLng in Frankrijk. Die belasLng verschilde in
hoogte alankelijk van de motorcapaciteit van de auto. Waar komt het nou op neer? Die
Franse wet maakt een onderscheid tussen auto’s met een fiscaal vermogen van 16 pk of min-
der en auto’s met een fiscaal vermogen van 16 pk of meer. Als je maximaal 16 pk of minder
had, dan was er een gedifferenLeerd belasLngtarief van toepassing. Kort gezegd: hoe groter
het vermogen tot aan 16 pk, hoe meer belasLng je moest betalen. Als je een fiscaal vermogen
had van meer dan 16 pk, dan gold er een soort van uniform tarief en dit tarief was 5 keer zo
hoog als de hoogste belasLngschijf in de andere categorie. Wat was er zo bijzonder? Hof zegt:
het blijkt zo te zijn dat alle in Frankrijk geproduceerde auto's eigenlijk maximaal 16 pk fiscaal
vermogen hebben, en dat de auto’s die in Duitsland worden geproduceerd meer dan 16 pk
hadden. Dat betekent dus dat Duitse auto’s in prakLjk ten minste 5 keer zoveel belasLng moes-
ten betalen dan Franse auto’s. Hof zegt dit is vast geen toeval. Hiermee zorgde de Franse over-
heid voor indirecte discriminaLe tegen de in het buitenland geproduceerde auto’s.
o De zaak Outokumpu ging om een belasLng over de producLe van energie. Dat belasLngsys-
teem in Finland wild een onderscheid maken tussen groene energie en grijze energie. Zoals in
alle lidstaten wordt een deel van de energie geïmporteerd uit andere lidstaten en het pro-
bleem daarmee (volgens de Finse overheid) is dat het heel moeilijk is om vast te stellen of die
buitenlandse energie groen of grijs is. En dus zei de Finse overheid: wat we gaan doen is dat
we op buitenlandse energie een uniform tarief op leggen dat ongeveer in het midden ligt. Dit
klinkt wel redelijk, maar het probleem is dat hiermee direct wordt gediscrimineerd omdat er in
de wet zelf onderscheid wordt gemaakt tussen geïmporteerde en binnenlands geproduceerde
energie. En dus was deze belasLng direct discriminerend en niet toegestaan.
Alinea 2: verbod op beschermende belasLngen (protecLonisme):
Producten die niet gelijksoorLg zijn maar wel met elkaar concurreren:
o Bijvoorbeeld fietsen en elektrische fietsen
o Bier en (bepaalde soorten) wijn
9
, ConcurrenLeverhoudingen in prakLjk vaak lasLg vast te stellen, Commissie vs. VK (bier/wijn); in het
Verenigd Koninkrijk wordt er weinig wijn geproduceerd en behoorlijk veel bier. In deze zaak ging het
om het verschil in de belasLng die wordt geheven op bier en wijn. Eigenlijk ging het hier om 2 vragen:
1) Zijn bier en wijn concurrerende producten?
2) En als dat zo is, is het verschil in belasLngheffing protecLonisme?
Bij de eerste vraag komt het Hof tot conclusie dat bepaalde soorten wijn concurreren met bier en dus
onder alinea 2 van art. 110 VWEU vallen. Hof zei: die hele dure wijnsoorten concurreren eigenlijk niet
met bier, maar die goedkope soorten wel. Voor die goedkopere soorten wijn en bier moeten we dus
kijken of het belasLngtarief in VK beschermende werking geec aan de binnenlandse bierproducten.
Dat is behoorlijk lasLg vast te stellen, omdat het alcoholpercentage van bier en wijs verschilt en ook de
hoeveelheid die je bij 1 consumpLe drinkt verschilt ook. Uiteindelijk komt het Hof tot de conclusie: de
belasLngheffing op wijn is in ieder geval zwaarder. Wat is het idee hiervan? Doordat die belasLng op
wijn hoger is, is bier relaLef goedkoper voor de consument en dus zijn consumenten meer geneigd om
bier te blijven drinken en niet over te stappen naar de geïmporteerde producten. Dit is dus niet toege-
staan omdat dit beschermende werking geec aan binnenlandse producLe.
Non-tarifaire/niet-fiscale maatregelen van lidstaten
1. Art. 34 VWEU: kwanLtaLeve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn
tussen lidstaten verboden; het begrip kwanLtaLeve invoerbeperkingen is op zich vrij makkelijk
te begrijpen, want dat gaat gewoon om een beperking van het aantal producten dat je in een
lidstaat mag importeren.
2. Art. 36 VWEU: rechtvaardigingen voor maatregelen die onder art. 34 VWEU vallen
Structuur van art. 34 VWEU:
1) Reikwijdte van art. 34 VWEU
o Gaat de casus over ‘goederen’?
o Is er harmonisaLewetgeving van toepassing? Als er dus harmonisaLe is, dan is art. 34 VWEU
niet van toepassing want dan moet je naar die richtlijn/verordening kijken bijvoorbeeld. Voor
vrij verkeer van goederen zullen wij geen harmonisaLe toepassen in dit vak.
o Bevat de casus een grensoverschrijdend element?
o Rechtstreekse werking: kan eiser zich op art. 34 VWEU beroepen tegenover de wederparLj?
2) Is sprake van een kwanLtaLeve inboerbeperking of een maatregel van gelijke werking?
3) Kan de beperking gerechtvaardigd worden?
Is er een rechtvaardigingsgrond voor de maatregel, en is de maatregel evenredig?
1) Reikwijdte van art. 34 VWEU:
Is hier sprake van een goed?
o Op geld waardeerbaar
o Vatbaar voor handelstransacLe
Grensoverschrijdend element?
Art. 34 VWEU is alleen van toepassing op situaLes met een grensoverschrijdend element
Ocewel: art 34 VWEU is niet van toepassing op:
o Omgekeerde discriminaLe; hierbij worden binnenlandse producten benadeeld ten opzichte
van geïmporteerde producten.
o Andere situaLes waarvan alle aspecten zich binnen een lidstaat afspelen
10