Samenvatting Handbook of Attachment – Theory, research and Clinical
Applications (Jude Cassidy and Philip R. Shaver – third edition)
De hoofdstukken staan op volgorde van de bijbehorende colleges van het mastervak
Attachment, Parenting and Development aan de Universiteit Leiden.
Excuus voor eventuele spel- en/of typefouten.
Hoofdstuk 1 – The Nature of the Child Ties
Het begin van Bowlby’s werk aan de gehechtheidstheorie kan gezien worden snel
nadat hij afstudeerde van Cambridge University. Hij observeerde jongens in een huis
voor moeilijk aanpassende kinderen. Twee jongens die verscheurde banden hadden
met hun moeders maakte grote indruk op hem. Ook latere observaties bij jongens in
een justitiële inrichting maakte Bowlby ervan overtuigd dat grote verstoringen in de
relatie met de moeder voorspellend zijn voor latere psychopathologie. Bowlby begon
zich af te vragen wat het nou was dat de moeder zo belangrijk maakte voor een kind.
Zowel psychoanalytische theorieën als social learning theorieën stelde dat de relatie
met de moeder zo belangrijk is omdat zij het kind voedt en dat het stillen van de
honger geassocieerd wordt met de aanwezigheid van de moeder maar Bowlby
kwam er door studies met dieren (bijvoorbeeld door Lorenz en Harlow) achter dat dit
perspectief in twijfel kon worden getrokken. Latere studies met menselijke baby’s
bewezen dat de baby’s ook gehecht raakten aan mensen die hen niet voedden.
Bowbly kwam uiteindelijk uit op het voorstel dat de mechanismen die ten grondslag
lagen aan de band tussen moeder en kind origineel optreden als het resultaat van
evolutionaire druk (natuurlijke selectie).
Bowlby bracht zijn gehechtheidstheorie voor het eerst aan het ligt in een serie
artikelen, waarvan de eerste ‘’The Nature of the Child’s Tie to his Mother’’ genaamd.
Later breidde hij zijn ideeën verder uit in zijn trilogie ‘’Attachment and Loss’’.
Tijdens deze periode van formulering van de gehechtheidstheorie was Mary Salter
Ainsworth (Canada) een lid van het onderzoeksteam van Bowlby. Zij heeft veel
bijgedragen aan de verdere invulling van de theorie door observatiestudies te doen in
natuurlijke settings in Oeganda (1950’s) en Baltimore (1960’s). Later creëerde
Ainsworth the Strange Situation Procedure (SSP) als meetinstrument voor
gehechtheid. Dit was een belangrijke impuls voor empirische studies rondom de
gehechtheidstheorie.
Biological Bases of Attachment Behavior
Het meest fundamentale aspect van de gehechtheidstheorie is de focus op de
biologische basis van gehechtheidsgedrag (met als uitkomst de nabijheid van het
kind tot het gehechtheidsfiguur te vergroten).
,An Evolutionary Perspective
Bowlby stelde voor dat in de tijd dat mensen zich substantieel evolueerde,
gehechtheidsgedrag in het belang was voor genetische selectie omdat dit de kans op
dichtbijheid tussen moeder en kind vergroten en daarmee de kans op bescherming
en overlevingsvoordelen.
‘bescherming voor aanvallers’ is the ‘biological function’ van gehechtheidsgedrag.
Het is volgens hem aangeboren dat kinderen de nabijheid zoeken van een
gehechtheidsfiguur in tijden van dreiging of stress.
The Attachment Behavioral System
Gehechtheidsgedrag wordt georganiseerd in een ‘attachment behavioral system’
een soort-specifiek systeem van gedrag dat leidt tot voorspelbare uitkomsten, waarbij
er minimaal één bijdraagt aan overleving en reproductive fitness (het doorgeven van
goede genen door je voort te planten).
Verschillende gehechtheidsgedragingen zijn een reactie op bepaalde interne en
externe cues uit het verleden verschillende gedragingen hebben een gelijke
betekenis en een gelijke functie. De gedragingen die worden gekozen worden door
het kind op dat moment gezien als het meest nuttig voor zowel de situatie als de
specifieke opvoeder kind leert terwijl het opgroeit steeds meer verschillende
gedragingen en welke gedragingen passend zijn bij welke situatie en welke persoon.
Bowlby stelde voor dat een ‘control systems approach’ passend is voor de
gehechtheidstheorie net als een thermostaat een bepaalde temperatuur behoudt
willen baby’s een bepaalde nabijheid bij de moeder behouden het
gehechtheidssyteem wordt geactiveerd als de moeder niet meer dichtbij genoeg is.
Later stelde Bowlby dat het gehechtheidssysteem toch net wat anders werkt
dan een thermostaat en eigenlijk continu geactiveerd is, in plaats van dat het
op sommige momenten helemaal uit staat. Volgens Bowbly is het doel van het
kind niet een object (de moeder) maar een bepaalde staat van de verlangde
afstand tot de moeder ‘behavioral homeostasis’
The Role of Context
De mate van verlangde afstand tot het gehechtheidsfiguur verschilt tussen
verschillende omstandigheden.
Bowlby beschreef twee condities die bijdragen aan het activeren van het
gehechtheidssysteem, die beide gevaar of stress aantonen:
1. Condities van het kind (bijvoorbeeld ziekte, honger, pijn)
2. Condities van de omgeving (bijvoorbeeld de aanwezigheid van dreigende
stimuli)
Wat vooral belangrijk is, is de locatie en het gedrag van de moeder bij deze condities.
Soms is maar één conditie nodig om het gehechtheidssysteem te activeren en soms
meerdere. Interacties hiertussen zijn soms complex.
,Gehechtheidsgedrag stopt volgens Bowbly wanneer er een beëindigende stimulus
aanwezig is (bijvoorbeeld een geruststellende stem of knuffel van de moeder).
The Role of Emotion
Volgens Bowbly zijn emoties sterk gerelateerd aan gehechtheid en worden deze
opgeroepen tijdens het vormen, onderhouden, verstoren en vernieuwen van
gehechtheidsrelaties.
Emoties worden door Bowlby ook gezien als belangrijke regulerende mechanismen
in gehechtheidsrelaties. Uit onderzoeken is gebleken dat individuele verschillen in
gehechtheid veel te maken hebben met de manier waarop er ingespeeld wordt op
emoties, emoties gedeeld worden, er over emoties gecommuniceerd wordt en
emoties gereguleerd worden binnen een gehechtheidsrelatie.
The Role of Cognition
Volgens Bowbly bevat de organisatie van het gehechtheidssyteem verschillende
cognitieve componenten. Het gaat hierbij vooral om mentale representaties van het
gehechtheidsfiguur, zichzelf en de omgeving, welke allemaal grotendeels gebaseerd
zijn op ervaring herhalende gehechtheidsgerelateerde ervaringen worden
georganiseerd als scripts, die de bouwstenen vormen voor bredere representaties
representational models/internal working models deze modellen stellen een
individu in staat om te anticiperen op de toekomst en efficiënte plannen te maken,
bijvoorbeeld over welke gehechtheidsgedrag er is een bepaalde situatie en met een
bepaald persoon gebruikt zal worden.
Individual differences
Er bestaan vele grote verschillen in de mate waarin kinderen gehecht worden.
Ondanks dat bijna alle kinderen wel gehecht raken, is dit lang niet altijd veilig
gehecht.
Veilige gehechtheid ontstaat wanneer een kind goede verwachtingen heeft van de
gehechtheidsfiguur als beschikbaar en responsief wanneer nodig. Als kinderen dit
vertrouwen niet hebben worden ze vaak als onveilig gehecht beschouwd.
Bowlby beschouwt de mate waarin een moeder aanhankelijkheid en volgen en al het
gedrag dat hierbij hoort heeft toegestaan of geweigerd als een belangrijke factor voor
individuele verschillen in gehechtheid.
Attachment in Relation to Other Behavioral Systems
Het gehechtheidsysteem kan alleen volledig begrepen worden in termen van haar
complexe wisselwerking met andere biologische gedragssystemen. The exploratory
en the fear behavioral system zijn hier voornamelijk belangrijk bij. Activatie van het
angst systeem kan leiden tot activatie van het gehechtheidssysteem, terwijl activatie
van het onderzoekende systeem juist de activatie van het gehechtheidssyteem kan
verminderen, in bepaalde omstandigheden.
, The Exploratory System
Volgens Bowlby geeft het onderzoekende systeem overlevingsvoordelen aan het
kind door belangrijk informatie te verschaffen over hoe de omgeving werkt, hoe
gereedschap gebruikt moet worden, hoe je moet bouwen, hoe je voedsel kan
verkrijgen en hoe je fysieke obstakels van overkomen.
Door samenwerking van het onderzoekende systeem en het gehechtheidssyteem
gaat het kind niet zomaar op een gevaarlijk onderzoek uit maar wordt het beschermd
door de nabijheid van een gehechtheidsfiguur en leert het toch geleidelijk steeds
meer over de omgeving.
Het kind gebruikt het gehechtheidsfiguur als een veilige basis (voor het eerst
omschreven door Ainsworth, 1963) van waaruit het op onderzoek kan uitgaan.
The Fear System
Volgens Bowlby is de biologische functie van het angst systeem hetzelfde als die van
het gehechtheidssyteem: bescherming. Biologisch gezien is het handig voor kinderen
om bang te zijn voor bepaalde stimuli.
- ‘natural cues of danger’: stimuli die niet daadwerkelijk gevaarlijk zijn maar die
de kans op gevaar vergroten, zoals donker, harde geluiden en alleen zijn.
Activatie van het angstsysteem zorgt voor een activatie van het
gehechtheidssysteem een bang kind zal zijn/haar gehechtheidsgedrag vergroten
als het bang is om op deze manier bescherming te krijgen
De aan- of afwezigheid van het gehechtheidsfiguur wordt getracht een belangrijke rol
te spelen in de activatie en regulatie van het angstsysteem een beschikbaar en
toegankelijk gehechtheidsfiguur maakt het kind veel minder vatbaar voor angst
The Sociable System
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het gehechtheidssysteem en het sociale
gedragssysteem (affilitive).
Het sociale gedragssysteem gaat over gedragingen tussen een individu en elke
willekeurige andere, zoals leeftijdgenoten, vreemden etc. Het gaat over de
biologische neiging om sociaal te zijn met anderen. Dit is echter heel anders omdat
gehechtheid specifiek gaat om de relatie tussen kind en opvoeder, en niet gaat over
algemeen gedrag naar anderen toe.
Het sociale systeem is vaak geactiveerd wanneer het gehechtheidssysteem dit niet is
een kind in stress of dreiging wil nabijheid bij een gehechtheidsfiguur, een kind dat
een speelmaatje zoekt is daarentegen in staat om op onderzoek uit te gaan.
The Caregiving System