iko grounded theory tekstslides gebaseerd op het engelstalige boekhoofdstuk op ufora en de slides gegeven door professor peter stevens
inleiding tot kwalitatieve onderzoektechnieken
Gekoppeld boek
Titel boek:
Auteur(s):
Uitgave:
ISBN:
Druk:
Meer samenvattingen voor studieboek
Samenvatting IKO (DEEL 2: CRITICAL DISCOURS ANALYSIS)
Samenvatting IKO (DEEL 1: ETNOGRAFIE)
Samenvatting IKO (DEEL 3: THEMATIC ANALYSIS)
Alles voor dit studieboek
(16)
Geschreven voor
Universiteit Gent (UGent)
Bachelor In Communicatiewetenschappen
Inleiding Tot Kwalitatieve Onderzoekstechnieken (K000931)
Alle documenten voor dit vak (10)
Verkoper
Volgen
EllenUgent
Voorbeeld van de inhoud
IKO: GROUNDED THEORY
Grounded Theory (GT) is een goed ontwikkelde, maar vaak verkeerd begrepen benadering van kwalitatieve
data-analyse. Het is geschikt als je verder wilt gaan dan beschrijving en in plaats daarvan een meer diepgaande
verklaring van een bepaald fenomeen wilt opbouwen. Het vereist een open geest aangezien deze naar
verwachting zullen veranderen naarmate je vordert met de analyse van de gegevens.
ONTWIKKELING EN KEY FEATURES
Grounded Theory is momenteel een van de meest populaire benaderingen van kwalitatieve data-analyse in de
sociale wetenschappen.
- voor het eerst in de wereld werd geïntroduceerd door de publicatie "The Discovery of Grounded
Theory" van Glaser en Strauss in 1967
- citaties naar GT begonnen pas na de publicatie van het zeer invloedrijke boek van Strauss en Corbin in
1990: "Basics of Qualitative Research”.
- Een andere sterke toename volgde na de publicatie van Charmaz' even invloedrijke benadering van GT
in 2006 ('Constructing Grounded Theory').
De meeste GT-publicaties zijn te vinden in de disciplines verpleegkunde, gezondheidswetenschappen en
psychologie. Ook afkomstig uit de onderwijswetenschappen en in mindere mate uit de disciplines sociologie,
politieke wetenschappen, communicatiewetenschappen, antropologie en maatschappelijk werk.
Aanvankelijk werd GT ontwikkeld als reactie op een sociologie die bijna uitsluitend theorie opbouwde door
deductief of "top-down" redeneren en het gebruik van kwantitatieve methoden, waarbij
middenafstandstheorieën werden afgeleid uit grote theorieën en werden getest of geverifieerd door middel
van statistische technieken op grote datasets. Glaser en Strauss (1967) beweerden dat theorie ook bottom-up
kon worden ontwikkeld, d.w.z. inductief en op een manier die geldige en betrouwbare verklaringen of een
begrip van de sociale werkelijkheid opleverde. Hoewel zij betoogden dat GT zowel op kwantitatieve als op
kwalitatieve gegevens kon worden toegepast, werd het vooral naar voren geschoven voor kwalitatieve
gegevens. Gezien de dominantie van het positivisme in die tijd, conceptualiseerden Glaser en Strauss GT als
een benadering van data-analyse die ons (delen van) de werkelijkheid kon laten zien zoals die werkelijk is, zij
het met een focus op het ontwikkelen van theorie bottom-up in plaats van het testen van hypotheses op basis
van bestaande theorie.
Hood stelt dat: "Voor sommige auteurs is het gebruik van de term 'grounded theory' gewoon een
rechtvaardiging om zich bezig te houden met een kwalitatieve data-analyse of een vorm van codering te doen".
Dit staat in contrast met het oorspronkelijke idee van GT om duidelijke richtlijnen en procedures te
ontwikkelen voor onderzoekers die kwalitatieve onderzoeksmethoden willen toepassen en nieuwe theorieën
willen opbouwen.
Er zijn verschillende versies van GT die in de loop van de tijd zijn ontwikkeld. Glaser en Strauss zagen GT met
een meer post-positivistische benaderingen. Maar daarnaast ontwikkelden andere auteurs eigen versies van
GT, zoals Charmaz' constructivistische GT en Clarke's (postmoderne) situationele analyse.
Tegelijkertijd hebben verschillende GT-benaderingen vergelijkbare uitgangspunten die, samen genomen, de
formulering van een bepaalde GT-benadering mogelijk maken. Hood (2007) vergelijkt een GT-benadering met
wat zij het Generic Inductive Qualitative Model (GIQM) noemt, gebaseerd op Maxwell (2005), dat een
algemene benadering van kwalitatieve data-analyse vertegenwoordigt die vaak ten onrechte met GT wordt
verward.
,Volgens Hood (2007) wordt een GIQM aanpak gekenmerkt door:
Een focus op processen in plaats van op het verklaren van variantie (of hoe in plaats van of, in welke
mate en waarom iets gebeurt).
Een onderzoeksopzet die voortdurend wordt aangepast naarmate analyse en dataverzameling elkaar
in verschillende cycli informeren.
Steekproeven die doelbewust worden geselecteerd, op basis van theoretische gronden.
Een beroep op literatuur voor het definiëren van onderzoeksvragen en het interpreteren van
gegevens.
Onderzoekers die memo-achtige syntheses schrijven bij het analyseren van de gegevens.
Codering van gegevens die gericht is op thema's en soms op theoretische categorieën.
Dataverzameling die stopt wanneer bijkomende gevallen niet langer nieuwe informatie toevoegen.
Hoewel deze kenmerken relevant lijken voor de meeste kwalitatieve data-analyse benaderingen, wordt GT
gekenmerkt door een bepaalde, gedeelde opvatting over hoe je je data moet bemonsteren, hoe je cases moet
vergelijken en wanneer je theoretische saturatie hebt bereikt. Bovendien hebben GT-onderzoekers een
bepaalde, maar niet altijd gedeelde opvatting over wat het eindproduct van een GT-analyse moet zijn, het
belang van het gebruik van bestaande literatuur bij een GT-analyse en hoe je je gegevens moet coderen.
DOING GROUNDED THEORY STEP-BY-STEP
In de volgende punten worden de verschillende essentiele stappen van een GT-analyse toegelicht.
SAMPLING, COMPARING CASES AND REACHING THEORETICAL SATURATION
GT maakt gebruik van een vorm van theoretische steekproeftrekking die vaak niet wordt toegepast in op
GIQM geïnspireerd onderzoek. In navolging van GIQM bepaal je vaak al aan het begin van je onderzoek wie je
gaat interviewen, observeren en/of welke soorten documenten je gaat analyseren. Hoewel deze vorm van
steekproeftrekking vaak op theorie is gebaseerd, wordt de steekproef vaak niet gewijzigd gedurende het
onderzoek en worden bijzondere vergelijkingen tussen gevallen/contexten vaak a priori in de onderzoeksopzet
ingebouwd door middel van steekproeftrekking. In GT zou je uw steekproef blijven aanpassen zolang dat
nodig is om een theorie over een bepaald fenomeen te ontwikkelen.
Terwijl de toepassing van een constante vergelijkende benadering in de kwalitatieve data-analyse een
gemeenschappelijk kenmerk is, in die zin dat je je data analyseert door voortdurend bijkomende interviews,
veldnota's of andere vormen van tekst te vergelijken met de eerder geanalyseerde, is dit proces in GT meer
open ended en gestuurd door de opkomende theorie. Meer bepaald vergelijk je in het begin de gegevens in
hun geheel, en ja maakt steeds meer vergelijkingen volgens categorieën die meer inductief worden ontwikkeld.
Terwijl een GIQM-benadering van gegevensanalyse vaak stopt met het analyseren van gegevens wanneer de
analyse van aanvullende gegevens geen nieuwe inzichten oplevert (met andere woorden, u hebt het gevoel
dat "u het allemaal al eerder hebt gehoord"), stopt GT pas met het analyseren (en verzamelen) van gegevens
wanneer u het gevoel hebt dat u een alomvattend begrip of een alomvattende verklaring van een bepaald
fenomeen hebt ontwikkeld (dit wordt theoretische verzadiging genoemd).
Misvattingen over deze drie kwesties verklaren vaak waarom onderzoekers hun studie een voorbeeld van GT
noemen, terwijl wat zij doen in feite beter kan worden geclassificeerd als een GIQM-studie.
Naast deze drie kenmerken van kwalitatieve data-analyse, willen we nog drie andere kenmerken van GT
belichten: de focus op het opbouwen van een theorie, het gebruik van bestaande literatuur en de specifieke
procedures die worden gebruikt om data te coderen.
, Verschil tussen GENERIC INDUCTIVE QUALITATIVE MODEL en GROUNDED THEORY
Het meer algemene inductieve kwalitatieve analysemodel Grounded theory
(GIQM)
Een focus op processen of hoe iets gebeurt en minder op Het ontwikkelen van een nieuwe theorie: GT moet leiden
‘of’ iets gebeurt en waarom tot nieuwe theoretische inzichten, louter toetsen van
bestaande theorieën en/of concepten is onvoldoende.
Data-verzameling en analyse beïnvloeden elkaar continu Constant-vergelijkende methode: Betekent niet dat je
en worden aangepast doorheen het onderzoeksproces. vooraf gedefinieerde concepten, groepen of contexten gaat
vergelijken, maar de data in zijn geheel en pas in latere
fases meer gefocust op meer inductief (!) ontwikkelende
concepten, groepen of contexten .
Steekproeven worden doelgericht gekozen op basis van Theoretische steekproeftrekking: Je steekproef kan niet op
theoretische motivaties. voorhand worden bepaald, maar moet veranderen in
functie van de ontwikkelende theorie.
De literatuur kan worden gebruikt om onderzoeksvragen Bestaande literatuur: Ambivalente / achterdochtige
op te stellen en data te interpreteren. houding t.a.v. bestaande literatuur. Literatuur mag
onderzoek nooit determineren m.b.t. de focus en
interpretatie van de data, het kan hoogstens inspirerend
werken.
Rol van literatuur staat nu wel centraler in GT dan vroeger:
‘There is a difference between an open mind and an empty
head’ (Day, 1999, p.251).
Onderzoeksvragen;
Meer doen dan louter beschrijven of exploreren: volledig
verklaren of begrijpen van fenomenen. Bovendien gaan de
onderzoeksvragen quasi altijd veranderen in termen van
focus gedurende het onderzoek.
Onderzoekers gebruiken memo’s als synthesetool in het
analyseren van data.
Coderen is gefocust op thema’s en soms op meer
(abstracte) theoretische categorieën.
Het verzamelen van data stopt als je geen nieuwe Theoretische saturatie: Je stopt niet met het verzamelen en
informatie meer kunt verzamelen. analyseren van data als je ‘niets nieuws meer hoort’ (in bv.
een interview), maar enkel als je bepaalde processen of
fenomenen volledig kunt verklaren of begrijpen (en dus je
concepten volledige zijn ontwikkeld).
THEORIE IN GT
Doel van GT = het opbouwen van een theorie. Verschillen tussen GT-auteurs wat betreft hun filosofische
uitgangspunten leidt echter tot verschillen in wat zij beschouwen als 'theorie' of een valide eindproduct van
een GT-analyse.
Uitgaande post-positivistische benadering (Straus en Corbin): het doel voor GT-analyse is om verklarende
modellen te ontwikkelen die ons helpen te begrijpen hoe de werkelijkheid is. Zij benadrukken het belang van
het ontwikkelen van dicht op elkaar staande theorieën die de complexiteit van sociale fenomenen laten zien en
om theorieën te ontwikkelen die alle waargenomen variatie in de steekproef verklaren. (hoe werkt de wereld).
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper EllenUgent. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.