Colleges Langdurige Zorg (LZ) samengevoegd
In deze samenvatting staan mijn uitwerkingen van de colleges van het blok Langdurige Zorg. Dit is blok 3 of 4
van leerjaar 1 van de HBO-V aan Hogeschool Viaa. Het gaat om de volgende colleges:
Inhoud
HC CVA (BS4, week 9)......................................................................................................................................2
HC Diabetes en Farmacologie (BS4, week 1)...................................................................................................5
HC Ervaringsordeningen (BS4, week 3).........................................................................................................10
HC Fouten in de zorg (BS4, week 6)...............................................................................................................11
HC Gevolgen van ouder worden (BS4, week 2).............................................................................................14
HC Gezamenlijke besluitvorming en proactieve zorgplanning (BS4, week 6)................................................17
HC Gezondheidsbevordering en Healthy Ageing (BS4, week 2)....................................................................21
HC Longen / COPD (BS4, week 2)..................................................................................................................23
HC Markering van palliatieve zorg (BS4, week 6)..........................................................................................26
HC OMAHA (BS4, week 6).............................................................................................................................28
HC Oncologie (BS4, week 8)..........................................................................................................................30
HC Oorzaken handicaps: pre-/peri-/postnataal en epidemiologie (BS4, week 3)..........................................34
HC Psychofarmaca en therapietrouw (BS4, week 4).....................................................................................37
HC RET (BS4, week 1)....................................................................................................................................42
HC Revalidatiecentrum (BS4, week 6)...........................................................................................................44
HC Samenlevingsvraagstukken (BS4, week 4)...............................................................................................46
HC Spijsvertering en voeding (BS4, week 7)..................................................................................................49
HC Sunrise-model (BS4, week 8)...................................................................................................................54
HC Urologie en incontinentie (BS4, week 6)..................................................................................................57
HC Verpleegkundig rekenen (BS4, week 8)...................................................................................................59
HC Wetgeving (BS4, week 2).........................................................................................................................61
HC Zenuwstelsel (BS4, week 6)......................................................................................................................64
HC Ziektebeelden/Psychiatrie/Schizofrenie (BS4, week 4)............................................................................68
HC Zingeving (BS4, week 1)...........................................................................................................................73
HC Zorgvrager met een verstandelijke beperking (BS4, week 3)...................................................................75
Bonus: Begrippen uit het boek ‘De verpleegkundige in de zorg aan Chronische zieken’..............................78
,HC CVA (BS4, week 9)
1. De student kan alle onderdelen va het zenuwstelsel beschrijven ;
Bloedvoorziening van de hersenen:
De bloedvoorziening van de hersenen is op een mooie manier
geregeld. Belangrijk in de bloedvoorziening van de hersenen is de
cirkel van Willis (dat cirkelvormige stukje bovenaan de bloedvaten in
het plaatje).
De bloedvoorziening van de hersenen komt van twee kanten. De
eerste is de arterie carotis interna. Deze loopt door je hals naar boven
en splits in arterie interna en externa en lopen richting je hersenen.
De 2 arterie vertebralis lopen over je ruggenwervels naar boven.
Bovenaan komen ze samen, waar ze de arterie basalis vormen. Die
twee grote bloedvaten samen komen in een cirkel, waardoor er altijd
bloedvoorziening is. Vanuit de cirkel ontspringen een aantal
bloedvaatjes. De belangrijkste zijn: de arterie cerebri anterior
(voorste), de arterie cerebri media (middelste) en de arterie cerebri
posterior (achterste).
Er is dus een netwerk, waarbij van twee kanten uit bloedvoorziening
is.
2. De student kan benoemen wat een CVA is en welke gevolgen het
kan hebben voor de patiënt.
CVA: Cerebro Vasculair Accident. Het is het plotseling optreden van neurologische verschijnselen door een
doorbloedingsstoornis van de hersenen. Het wordt ook wel een beroerte, stroke of attaque genoemd. Een
hersenbloeding, herseninfarct en TIA zijn allemaal vormen van een CVA.
TIA: de neurologische verschijnselen treden plotseling op, maar ze zijn kortdurend. Binnen 24 uur moeten de
klachten weer verdwenen zijn. Als dat niet het geval is spreek je van een herseninfarct.
FAST: Face, Arm, Speech, Time. Met de eerste 3 kun je een beroerte herkennen, met de Time geef je
belangrijke informatie aan de hulpverleners. Bij face hangt 1 mondhoek naar beneden. Bij arm laat je de
persoon zijn armen horizontaal naar voren strekken met de handpalmen naar boven, één arm zakt vaak weg
of valt naar binnen toe. Speech gaat over de spraak, iemand praat onduidelijk of kan niet meer uit zijn
woorden komen.
Indicaties voor een spoedverwijzing:
- de uitvalsverschijnselen zijn korter dan 4,5 uur geleden ontstaan;
- gebruik van orale anticoagulantia;
- een verlaagd bewustzijn;
- een insult.
Bij de klachten van een TIA, binnen 24 uur. Start anders alvast ascal 160mg.
Cerebrale ischemie:
Cerebrale ischemie is een herseninfarct. Een herseninfarct komt veel meer voor dan een hersenbloeding. Bij
een herseninfarct zit er een bloedvat verstopt (een embolus). Er komt dan geen bloed meer langsheen,
waardoor er ook geen zuurstof kan komen. Als er geen zuurstof bij een weefsel kan komen, gaat het dood.
Als het bloedvat kapot gaat spreek je van een hersenbloeding.
Zo’n bloedpropje kan ontstaan door verschillende redenen. Een reden kan zijn boezemfibrilleren, waarbij de
boezems niet meer kloppen maar meer trillen. Daar gaat bloed in circuleren en mogelijk even stilstaan,
waardoor je een bloedpropje kan krijgen. Dit kan zich dan via de kamer en de aorta naar de hersenen
,verplaatsen. Daar blijft hij op een gegeven moment zitten, waarna er geen zuurstof meer kan komen in het
weefsel na het propje. Uit de arterie carotis zelf komen ook veel bloedpropjes, die vaak de arterie zelf
afsluiten. Dit is in principe geen probleem, omdat er ook bloed van de andere kant kan komen, maar er
kunnen wel kleine stukjes afbreken die wel naar de hersenen afdwalen en daar vast komen te zitten.
Oorzaken ischemisch CVA (75%):
- Embolus:
• Hart (atriumfibrilleren, klepafwijkingen, recent myocardinfarct)
• Cerebrale vaten (m.n. carotis)
- Atherosclerose van de cerebrale vaten:
• Hypertensie, roken, hypercholesterolemie, alcohol, diabetes, obesitas, migraine aura.
- Zeldzame oorzaken:
• Arteriële dissectie, cerebrale vasculitis, verhoogde stollingsneiging, vaatspasmen, migraine
met aura, bloeddrukdaling.
Oorzaken bloeding CVA (25%):
Ruptuur van een verzwakte vaatwand:
• Langdurig bestaande hypertensie;
• Amyloïdangiopathie: specifieke aandoening waarbij eiwitten neerslaan in de
vaten. Hierdoor krijgen de vaten zwakke plekken.
• Arterioveneuze malformatie: in de aanleg is er iets niet goed in de hersenen,
waardoor er een zwakke plek is.
• Tumoren;
• Trauma;
• Vasculitis: ontsteking van je vaten
• Eclampsie: zwangerschapsvergiftiging, komt hele hoge bloeddruk bij kijken.
• (iatrogene) stollingsstoornis.
Verzorgingsgebieden en uitval:
Welk gebied uitvalt is afhankelijk van welke arterietak is uitgevallen. Dit zijn de mogelijke gebieden bij uitval:
- Motorisch;
- Sensorisch;
- Zintuigen;
- Spraak- en taal;
- Stoornissen in cognitieve functies;
- Balansstoornissen;
- Vitale functies.
Als je aterie cerebri anterior is aangedaan, dan is je frontaalkwab dus meer aangedaan. Dan zal je meer
mensen zien met gedragsproblemen en cognitieve functiestoornissen hebben. Zit het meer in het media-
gebied, dan zie je meer de klassieke uitval, zoals een arm of een been. Ook zit hier je taalcentra. Zit het in het
achterste gebied, dan zie je meer uitval in de visuele cortex.
Behandeling CVA:
- Infarct: trombolyse / endovasculaire behandeling: binnen 6 uur!
• Trombolyse: propje weghalen, bijvoorbeeld met sterke antistollingsmiddelen of met een
doorlichting.
- Stenose van carotis interna: carotisdesobstructie.
- cardiale emboliebron: start coumarines of directe anticoagulantie
- geen cardiale emboliebron: start clopidogrel of ascal + dipyridamole
- Belangrijk: behandelen cardiovasculaire risicofactoren (als dat het geval is).
- In eerste fase is RR vaak reflectoir verhoogd.
, Restverschijnselen:
1) Zichtbaar:
a. (spastische)parese: verlamming, mogelijk met verstijving.
b. Spraak-taalstoornissen;
c. Slikstoornissen;
d. Verlies van controle over blaas en defecatieproblemen;
e. Vermoeidheid en vermindering van het uithoudingsvermogen.
2) Complicaties:
a. Inadequate inname van voedsel en vocht en/of verslikpneumoniën;
b. Schouderpijn of oedeem aan de hand als gevolg van een verkeerde houding bij zitten en/of
liggen en het overstrekken van de hand en pols;
c. Valincidenten;
d. Epilepsie;
3) Onzichtbaar (neuropsychologisch):
a. Cognitieve stoornissen (aandacht, geheugen, oriëntatie, apraxie (handelingen));
b. Stoornissen in de waarneming (neglect);
c. Verandering in emotioneel opzicht of gedrag (initiatief, emotionele labiliteit, impulsiviteit,
ontremming, egocentriciteit, aandacht vragend gedrag, aggressiviteit, angst, prikkelbaarheid,
veranderingen in seksualiteit);
d. Depressie (30%).