Bedrijfseconomie VWO
Domein B: van persoon naar rechtspersoon
Keuze voor een opleiding:
Kosten opleiding
o Cursus of collegegeld
o Studieboeken
o Gemiste inkomsten, omdat er niet fulltime gewerkt kan worden
Opbrengsten opleiding
o Persoonlijke opbrengsten, hogere verdiencapaciteit
o Maatschappelijke opbrengsten, hogere belastinginkomen
Verzekeringen
Kenmerken van verzekeringen
o Er wordt premie betaald, premie = kosten van de verzekering
o Er is geen zekerheid, bijvoorbeeld over uit te keren bedrag of de
duur van de premiebetaling
o Er wordt geld uitgekeerd, een bedrag of een reeks bedragen
Verzekeringsbegrippen
o Verzekeraar = verzekeringsmaatschappij
o Verzekeringsnemer = betaalt de verzekeringspremie
o Verzekerde = ontvangt de uitkering
Polis = verzekeringsovereenkomst
Soorten verzekeringen
Levensverzekering = keert een bepaald bedrag uit bij leven of overlijden
van een persoon
o Overlijdensverzekering, uitkering aan nabestaanden als verzekerde
overlijdt.
o Overlijdensrisicoverzekering, uitkering aan nabestaanden bij
hypothecaire lening
o Lijfrenteverzekering, jaarlijks uitgekeerd bedrag uit een verzekerde,
al of niet levenslang
Schadeverzekering = dekt geleden schade
o Reisverzekering, dekt schades opgelopen tijdens een reis
o Inboedelverzekering, dekt schade aan goederen in huis
o Opstalverzekering, dekt schade door brand aan opstal en is verplicht
bij een woning waar hypotheek op rust
o Aansprakelijkheidsverzekering, dekt bijvoorbeeld de schade die hun
kinderen bij derden veroorzaken en waarvoor ouders aansprakelijk
zijn
o Zorgverzekering, dekt gemaakte ziektekosten
o Rechtsbijstandverzekering, dekt kosten voor juridische hulp en
proceskosten
o Bedrijfsschadeverzekering, dekt de schade als bedrijf stil ligt door
bijvoorbeeld brand
Hypothecaire leningen, aflossingsplan
Hypothecaire lening = lening met onroerend goed als onderpand, geeft
zekerheid
Bruto maanduitgave = maandelijks te betalen bedrag aan aflossing +
interest
, Netto maanduitgave = bruto maanduitgave - maandelijks
belastingvoordeel
Belastingvoordeel = belastingvermindering omdat de bruto hypotheek
interest aftrekbaar is
Aflossingsplan = schema met aflossings- en interestbedragen over een
aantal perioden
Hypothecaire leningen: soorten
Lineaire hypotheek, kenmerken
o Aflossingsbedrag blijft gelijk
o Schuld daalt regelmatig, iedere periode wordt een gelijk bedrag
afgelost
o Bruto interestbedrag daalt, omdat de schuld daalt
o Belastingvoordeel daalt, omdat bruto interestbedrag daalt
o Bruto- en netto maanduitgaven dalen
Annuïteitenhypotheek, kenmerken
o Aflossing + bruto interestbedrag = annuïteit
o Schuld daalt, omdat er wordt afgelost
o Bruto interestbedrag daalt, omdat de schuld daalt
o Belastingvoordeel daalt omdat bruto interestbedrag daalt
o Bruto maanuitgaven blijven gelijk, netto maanduitgaven stijgt, minder
belastingvoordeel
Consumptief krediet, soorten leningen + kenmerken
Persoonlijke lening
o Terugbetalen met vaste bedragen/ termijnen
o Aflossingsplan ligt vast
o Ongedekte lening
Doorlopend krediet
o Afgeloste bedragen kun je weer opnemen, flexibel krediet
o Duur krediet
o Gevaar: lening wordt nooit afgelost
o Interestpercentage is variabel, interestuitgaven kunnen stijgen
Koop op afbetaling
o Bij aankoop van duurzame consumptiegoederen
o Totale prijs= aanbetaling + totaal van de termijnbedragen
o Koper wordt eigenaar bij aankoop
Huurkoop
o Variant van koop op afbetaling
o Koper is eigenaar na betaling van laatste termijn
Private lease = variant van koop op afbetaling, zonder aanbetaling
Hypothecaire krediet en consumptief krediet, verschillen
Looptijd, consumptief heeft meestal een kortere looptijd
o Consumptief: kort: 1 tot 10 jaar
o Hypothecair: lang: 10 jaar of meer
Bestemming
o Consumptief: roerende goederen