Periode 1
Hoorcollege week 2:
Onderzoeken van de huid
Het onderzoek bestaat achtereenvolgens uit:
● Inspectie / observatie
● Palpatie
● Eventuele metingen
Observatie van de patiënt vindt deels al plaats tijdens binnenkomst van de patiënt en tijdens
het afnemen van de anamnese (houding, lichaamsbouw, lichaamstaal, vóórkomen,
motoriek, lichaamsverzorging, gedrag met betrekking tot de huid zoals manipuleren,
krabben, wrijven over de huid).
Inspecteren is het systematisch visueel beoordelen van huid en/of huidadnexen van de
patiënt met als doel het in kaart brengen van de voor de huidtherapeutische zorgverlening
relevante gegevens. Bij het onderzoek van de huid worden de huidafwijkingen ingedeeld
naar efflorescenties (‘opbloeisels’, dat wat geconstateerd wordt).
Naast het inspecteren van de efflorescenties wordt de huid als geheel beoordeeld en
uitgedrukt in ‘huidtype’ (zowel fototype als cosmetisch).
Handelingen inspectie
- Inspecteer de huid zonder aan te raken
- Zorg ervoor dat de laesie goed verlicht is
- Inspecteer voor een algemene indruk de huid eerst zonder loeplamp
- Inspecteer voor specifieke kenmerken de huid met loeplamp
- Inspecteer daarna eventueel met aanraking van de huid, bijvoorbeeld door de huid te
spannen
Palperen
Palperen is het gericht tasten met het doel via de tastzin inzicht te verkrijgen over de aard en
toestand van anatomische structuren en/of eigenschappen. Door palpatie van de huid en/of
de huidadnexen en/of onderliggende structuren wordt het volgende vastgesteld:
● Temperatuur: d.m.v. het voelen aan de huid met de buitenzijde van de vingers wordt
de tempratuur van de huid vastgesteld en eventuele temperatuurverschillen gemeten
(bijvoorbeeld: ontstekingen)
● Vochtigheid: door strijkingen te maken met de buitenzijde van de vingers wordt de
vochtigheid van de huid vastgesteld en eventuele verschillen in vochtigheid gemeten
(een verschil in vochtigheid betekend extra oplettendheid bij bepaald behandelingen)
● Verschuifbaarheid: de elasticiteit van de huid wordt gemeten. De huidlagen worden
ten opzichte van elkaar verschoven. Eventuele verklevingen worden op deze manier
achterhaalt.
, ● Oppakbaarheid: de huid wordt opgepakt om na te gaan hoever eventuele
verklevingen zich in de huid, dan wel aan spieren bevinden.
● Consistentie: hierbij wordt de huid opgepakt en de huidlagen ten opzichte van
elkaar gerold. Op deze manier wordt er een algeheel beeld gecreëerd over de
structuur van de huid. Extra onderzoek naar de verklevingen, liggen deze
oppervlakkig over in een diepere huidlaag.
● Sensibiliteit: Om de sensibiliteit te meten wordt met de nagel van de middelvinger
licht over de huid gestreken. (is nodig om te kijken of de patiënt het voelt en of het
pijn doet)
Iedere palpatie wordt (waar mogelijk) in drie banen uitgevoerd, waarbij van mediaal naar
lateraal wordt gewerkt. Bij het gelaat wordt de palpatie bij de kin gestart en eindigt de
palpatie bij het voorhoofd.
Verschillen in temperatuur kunnen ontstaan door:
- Bloedvaten (grote bloedvaten die oppervlakkig liggen kunnen invloed hebben op de
temperatuur).
- Pigmentatie (een zongebruinde huid is meer geactiveerd).
- Vetweefsel (de aanwezigheid van vetweefsel voelt kouder vanwege isolatie van vet
en minder doorbloeding).
- Ontstekingen (een ontsteking voelt warm aan).
Anamnese: de voorgeschiedenis en relevante omstandigheden die een patiënt kan
vertellen van zijn ziekte of aandoening. Komt tot stand doordat de zorgverlener specifieke
vragen stelt.
Efflorescenties: de bouwstenen waaruit huidafwijkingen zijn opgebouwd.
Provoke is een systeem of hulpmiddel om de belangrijke aspecten van een dermatose te
beschrijven. Elke letter van deze afkorting staat voor een aspect.
Efflorescenties en provoke zijn noodzakelijk bij:
1. Differentiaal diagnostiek = proces van afwegen van de waarschijnlijkheid van de ene
ziekte tegen één of meer andere ziekte om de verschijnselen van de patiënt te
verklaren.
2. Stellen huidtherapeutische diagnose
3. Besluitvorming terugverwijzen naar de arts
4. Besluitvorming behandelplan
, Provoke systeem:
P - Plaats - behaard hoofd, lippen, armen etc
- De plaats van een afwijking vormt samen met de efflorescentie vaak de sleutel tot de
diagnose.
- Veel huidaandoeningen hebben voorkeurslokalisaties
- Belangrijk of huidafwijkingen symmetrisch voorkomen of eenzijdig.
R - Rangschikking - gegroepeerd, solitair, samenvloeiend.
O - Omvang - aantal, grote, uitbreiding
- Aantal laesies: enkele, een tiental, vele
- Grootte van de laesies: puntgroot (mm), druppelgroot (mm)
- De uitgebreidheid van de laesie: de grootte van het gebied van de huid (solitair,
circumscript, gegeneraliseerd)
V - Vorm - rond, ovaal, etc.
O - Omtrek - scherp begrensd, onscherp
K - Kleur - rood, bruin, zwart
E - Efflorescenties - macula, vesikel, bulla, papel
NVH richtlijn dossiervoering belangrijk om door te nemen voor opdrachten
HMH: Huidtherapeutisch methodisch handelen
Indeling HMH
Screening
1. Verwijzing en aanmelding of screening
Diagnostisch deel
2. Anamnese
3. Huidtherapeutisch onderzoek (inspectie, palpatie, links en rechts)
4. Analyse
5. Behandelplan (SMART)
Therapeutisch deel
6. Behandeling
7. Evaluatie
8. Afsluiting
SMART staat voor specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden. Als je
doelstellingen met deze criteria opstelt, worden ze duidelijk en concreet. Bij een
samenwerking is dan voor iedereen helder waar je naartoe werkt.