Onderwijsgroep 3. Interculturele pedagogiek
Leerdoelen bij probleem 1.
Gelezen bronnen:
Bucx & De Roos (2015) H2, 3 en 6
Durgel et al. (2012)
Mesman et al. (2011)
Pels et al. (2009) H1 t/m 4
Super & Harkness (1986)
Yaman et al. (2010)
1. Wat zijn de verschillen in opvoeding tussen culturen?
Bucx & De Roos (2015) H2
Vooral aandacht voor gezinnen met een TU, MA, SU en AN afkomst.
Bijna een kwart van de ouders in NL heeft een migratieachtergrond, waarvan twee derde van niet-
westerse afkomst is. Dat betekent dat één op de zeven ouders in NL een niet-westerse achtergrond
heeft. Aflopend in volgorde bestaat de grootste groep uit TU, MA, SU en AN ouders. Meer dan vier
op de vijf behoort tot de eerste generatie, de tweede generatie is vaak nog te jong om gezinnen
gevormd te hebben.
Gezinsstructuur niet-westerse migrantengezinnen
8/10 ouders hebben één of twee thuiswonende kinderen, grote gezinnen van drie of meer
kinderen komen bijna niet voor (net als bij ouders met NL achtergrond!)
Verschil eerste generatie MA: 4/10 ouders hebben 3 of meer thuiswonende kinderen
Verschil in aantal kinderen tussen migratieachtergrond en NL achtergrond is kleiner geworden
(NL mensen meer kinderen, migranten minder door integratie/ontw in herkomstland)
Alle groepen krijgen op latere leeftijd kinderen (behalve eerste generatie)
Kinderen die opgroeien in een eenoudergezin hebben vaker psychische en fysieke problemen
en doen het minder goed op school. Eenoudergezinnen komen vaker voor onder niet-westerse
gezinnen, met onderlinge verschillen (1/7 TU en MA, 1/3 SU en AN). Verschillen tussen
eerste en tweede generatie zijn vooral zichtbaar bij AN gezinnen (5/10 1 e, 3/10 2e). Dit kan
liggen aan een cultureel component afwezigheid vader normaal CA landen.
Ongehuwd samenwonen is bij TU en MA mensen zeer ongebruikelijk, maar bij SU en AN
mensen juist zeer gebruikelijk
Gemengde relaties zijn in de minderheid, maar komen vaker voor bij SU (4/10) en AN (6/10)
mensen dan bij TU en MA mensen (10%)
Tienermoederschap komt vaak voor bij meisjes met een SU of AN achtergrond, vooral bij
eerste generatie
Sociaaleconomische omstandigheden
Niet-westerse kinderen groeien drie-en-een-half keer zo vaak op in armoede. Armoede is een
bedreiging voor de ontw van kinderen, maar kan ook leiden tot spanning bij ouders
Met name de eerste generatie migranten is laag opgeleid. Ook probleem aansluiting tussen
onderwijs en arbeidsmarkt: migrantenjongeren zijn vaker werkloos (bij zelfde kwalificaties)
Niet-westerse moeders werken minder vaak buitenshuis dan NL moeders, maar de
meerderheid blijft wel werken na komst kind en er zijn verschillen tussen de generaties
Migranten zijn negatiever over de buurt waarin zij wonen (mindere kwaliteit van woningen
door lager inkomen; minder sociale cohesie; verhuizen vaak)
Bucx & De Roos (2015) H3
In niet-westerse landen is een autoritaire opvoedstijl vaak de norm, waar deze in NL (en veel andere
westerse landen) autoritatief is.
Opvoedingsdoelen
, Goede schoolprestaties staat bovenaan bij veel niet-westerse gezinnen (TU, MA & SU), waar
NL gezinnen dit op de vierde plek zetten
Het hebben van een eigen mening is zeer belangrijk voor NL en AN gezinnen
Religieus persoon worden is vooral belangrijk voor MA, gevolgd door TU
Gedragen zoals het hoort neemt een middenpositie in en is vooral belangrijk voor SU
Rekening houden met anderen werd door de migrantenouders minder belangrijk gevonden
Beleving van de opvoeding
SU ouders het meest positief; 3/10 ervaart de opvoeding als moeilijk
Van de AN, MA en NL ouders vinden 4/10 de opvoeding zwaar
Van de TU ouders ervaren de meeste ouders de opvoeding als zwaar; 6/10. Dit kan komen
door veel sociale controle en druk om het goed te doen
Opvoedingsgedrag
Een kleine minderheid zegt fysiek te straffen, de meeste ouders zeggen bij straf uitleg te geven
4/5 ouders let erop vaste regels te hanteren, ruim 2/3 zegt hierin consistent te zijn
9/10 ouders zegt veel te monitoren. SU ouders minder en MA en SU ouders minder bij oudere
kinderen
Perspectief van de kinderen
Ruim de helft v/d migrantenkinderen geeft aan dat hun ouders veel toezicht houden, TU en
AN kinderen geven dit het meest aan (net als de ouders)
Meisjes en jongere kinderen ervaren meer toezicht en zeggen dat ouders meer weten van hun
doen en laten vergeleken met jongens respectievelijk oudere kinderen, terwijl ouders juist
aangeven geen verschillen te maken in jongens en meisjes
NL kinderen geven aan dat hun ouders vaker weten wat ze doen
Pels et al. (2009)
Jongeren over hun opvoeding
Over het algemeen een positief beeld
Veranderingen: meer bewegingsvrijheid en (openheid in de) communicatie
Jongeren vinden hun ouders vaak weinig responsief (komt vermoedelijk door hoge
kindertallen binnen gezinnen)
CH kinderen ervaren de meeste barrières, hier is ook de grootste generatiekloof
Een factor die wellicht de waardering van jongeren voor hun ouders beïnvloedt, is het
familiecollectivisme. Dat draagt ertoe bij dat jongeren doorgaans veel respect hebben voor
hun ouders, waardoor zij geneigd zijn tot ‘rekening houden met’ en het vermijden van
conflicten
Bucx & De Roos (2015) H6
Sekseverschillen in de opvoeding
Gezinnen met TU of MA achtergrond
Minder inbreng in opvoeding door vaders vergeleken met NL vaders
Over het algemeen krijgen kinderen mee dat de moeder zorgt en dat de vader
kostwinner is
Meisjes hebben meer taken in huis, meer restricties in de bewegingsvrijheid en
maagdelijkheid erg belangrijk. Steeds meer belang aan onderwijs voor dochters.
Sterke kwetsbaarheid meisjes door druk om zich te conformeren
Jongens staan er vaker alleen voor en kunnen minder terugvallen op hun ouders
Gezinnen met SU of AN achtergrond
Veel eenoudergezinnen, vader veel minder vaak inwonend dan andere etniciteiten
Toenemend belang betrokken vader, toch vooral moeder belast met de zorg
Minder scherp sekseonderscheid dan bij TU en MA kinderen
Voorkomen van te los seksueel gedrag (en tienermoederschappen) vooral bij meiden
Bij dochters nadruk op financiële en emotionele onafhankelijkheid
Pels et al. (2009)
,Seksespecifieke opvoeding
Allochtone ouders blijven naar verhouding meer verschil maken in opvoeding tussen jongens
en meisjes. Daarbij zijn er wel verschillen tussen herkomstgroepen.
TU en MA meisjes meer restricties, minder bewegingsvrijheid, meer taken in huis. Neemt af
bij jongere generaties, maar niet bij islamitische gezinnen.
Minder onderscheid in SU en AN gezinnen.
Minste sekseverschillen in opvoeding onder CH gezinnen.
Bucx & De Roos (2015) H6
Opvoeding en school
Ondanks vooruitgang blijven achterstanden in cito-scores en doorstroom bestaan
Of er wordt gepraat over school hangt eerder af v/h opleidingsniveau dan v/d etniciteit
Migrantenouders zijn sterk oververtegenwoordigd in de categorie van doorgaans
laagopgeleide ‘onzichtbare’ ouders. Zeker bij de eerste generatie kan wantrouwen meespelen
jegens de school, omdat zij hun sociale en morele waarden onvoldoende zien terugkomen
Ouderbetrokkenheid in het voortgezet onderwijs en mbo blijkt lastiger dan in het
basisonderwijs omdat de afstand tussen ouders en school of opleiding vaak groter is, mede
vanwege de toegenomen zelfredzaamheid van kinderen
Religieuze opvoeding
Het overgrote deel van de moslims in NL is van TU of MA afkomst. Wel is er veel variatie
binnen de groepen. MA praktiseren meer en de eerste generatie is over het algemeen strikter.
Uit onderzoek bij MA blijkt dat ouders meer bezig zijn met een islamitische opvoeding in NL
Ouders ervaren onzekerheid bij een islamitische opvoeding in een land waarin de islam niet
dominant is
Volgens kinderen verdienen ouders veel respect. Hun steun wordt echter als inadequaat
gezien. Dit komt door de autoritaire houding waardoor open communicatie lastiger wordt
Een klein percentage van moslimkinderen zit op een islamitische school, hoewel tussen 1/4 en
1/3 van de ouders van MA en TU afkomst hun kinderen naar zo’n school zou sturen als die in
hun buurt gevestigd was
Mogelijk is de rol van moskeeën bij de opvoeding in het afgelopen decennium groter
geworden gezien het groeiende aantal moskeeën in NL en de toename van moskeebezoek
onder de tweede generatie migranten.
Het religieuze onderwijs in een moskee dient voor veel ouders als compensatie voor de
gebreken die zij zien in dominante wijzen van opvoeden in Nederland.
Pels et al. (2009)
Religieuze opvoeding
Terwijl ouders voorheen eerder in culturele of normatieve termen over de opvoeding van hun
kinderen spraken, vormt opvoeden als moslim in de context van migratie in toenemende mate
een onderwerp van bewuste reflectie. Menig ouder, ook van TU afkomst en uit vluchtelingen-
gezinnen, ervaart echter onzekerheid en onkunde bij de opvoeding op dit punt. Als bijkomend
knelpunt ontbreekt het hun vaak aan adequate hulpbronnen, in de vorm van op hun behoeften
toegesneden informatie en van (in)formele sociale steun. Ouders hebben vaak geen antwoord
op de ‘waarom’-vragen van hun kinderen, mede gezien de ‘verarming’ van religieuze kennis
door de migratie naar een omgeving waarin de religie niet is ingebed
Enerzijds ervaren jongeren eenrichtingsverkeer en een taboe op ‘waarom’-vragen, anderzijds
zijn zij wegens het voor hun ouders vereiste respect ook minder geneigd om met hen in
gesprek en onderhandeling te gaan
Taakverdeling tussen moeders en vaders
Vaders met migratieachtergrond hebben minder inbreng in de opvoeding dan NL vaders
Moeders wensen meer betrokkenheid te zien, maar willen de opvoeding niet volledig delen
Vaders hebben een ideaalbeeld van meer openheid en aandacht, maar in de werkelijkheid
ervaren kinderen vaders als strenger en minder open in het contact (want schaamte)
Verschillen tussen en binnen groepen vaders!
, Durgel et al. (2012)
Doel van het onderzoek
Identificeren van cross-culturele verschillen en overeenkomsten in de
ontwikkelingsverwachtingen van moeders en opvoedingspraktijken, terwijl de associaties van
deze variabelen met etniciteit, immigratie en educatieve achtergrond worden ontward.
Methode
111 NL moeders, 111 TU moeders in NL, 242 TU moeders in TU met allemaal minstens 1
kind van voorschoolse leeftijd (= de doelgroep). De drie groepen moeders verschilden
significant op leeftijd, jaren educatie en de rangorde waarin het ‘doelkind’ zich bevindt. NL
moeders waren significant ouder en TU moeders in TU significant lager opgeleid dan de rest.
Sociodemografische vragenlijst (voor achtergrondkenmerken moeder en kind),
opvoedingsvragenlijst (voor de moeders; vijf-punt schaal) & schaal voor ontw.verwachtingen
Afhankelijke variabelen = ontwikkelingsverwachtingen en opvoedingspraktijken;
onafhankelijke variabelen = etniciteit, immigratie en educatieve achtergrond
Alle moeders werden thuis geïnterviewd in hun voorkeurstaal, dit duurde ongeveer 40 min
3 hypotheses:
1) Elke achtergrondvariabele voorspelt verwachtingen en ‘practices’ van moeders
Aangenomen: elke variabele had op zichzelf staand invloed op de verwachtingen en
op het opvoedgedrag van moeders
2) NL en hoger opgeleide moeders verwachten eerdere ontwikkelingen dan TU en lager
opgeleide moeders. Bovendien werd verwacht dat NL niet-immigranten en hoger opgeleide
moeders meer gebruik zouden maken van kindgericht ouderschap zoals inductief redeneren en
minder gebruik van oudergericht ouderschap zoals gehoorzaamheidseisend gedrag, vergeleken
met TU, allochtone en laagopgeleide moeders.
Het eerste deel is aangenomen: NL en hoger opgeleide moeders verwachtten
prestaties in de ontwikkeling op eerdere leeftijd dan TU en lager opgeleide moeders
In lijn met de tweede verwachtingen vertoonden hoger opgeleide moeders meer
kindgerichte praktijken en minder oudergerichte praktijken dan lager opgeleide
moeders. Echter, in tegenstelling tot de hypothese, werden kindgerichte praktijken
meer gerapporteerd door TU moeders dan door NL moeders.
3) Er is een significante associatie tussen opvoedingspraktijken en verwachtingen van moeders:
moeders met eerdere ontwikkelingsverwachtingen zullen eerder kindgericht opvoeden
Aangenomen: er werd een kleine, maar significante associatie gevonden tussen de
verwachtingen en opvoedingspraktijken van moeders
Limitaties
De meeste gevonden associaties hadden een kleine ‘effect size’
Zelfrapportages en geen observaties (ander beeld v/d werkelijkheid of sociale wenselijkheid)
Steekproef trekken o.b.v. sneeuwbaleffect kan zorgen voor bias generalisatieprobleem
Mesman et al. (2011)
Doel van het artikel
Systematische literatuurreview van studies die onderzoek doen naar sensitiviteit van ouders bij
kinderen van 0 tot 5 jaar in etnische minderhedengezinnen. Focus op verschillen met
meerderheden, associaties met sociaaleconomische factoren en associaties met kinduitkomsten
Methode
O.b.v. bepaalde criteria zijn 39 artikelen geselecteerd, die 34 individuele studie representeren.
27 studies waren afkomstig uit de VS, 6 uit NL en 1 uit Canada. Onderscheid gemaakt in de
VS en Canadese studie en de NL studies, vanwege verschillen in achtergronden van
minderheden
Resultaten/discussie
VS
Sensitiviteit van de ouders: Aziatische < Afro < Latino < Europees
Ouders uit minderheidsgroepen vaak lagere SES
SES had in sommige onderzoeken meer invloed op sensitiviteit dan etniciteit