COPING
Competenties college 1:
1. De student kan benoemen wat 'life events' zijn.
2. De student weet hoe het beoordelingsproces van een life event werkt.
3. De student kent individuele verschillen in de beoordeling en beleving van life
events.
4. De student kan cultuurgebonden verschillen in de beoordeling en beleving van life
events benoemen.
5. De student kent de definitie van het begrip ‘coping’.
6. De student kent verschillende stijlen van coping.
7. De student kan benoemen wat adaptieve coping is.
8. De student kent de functies van verschillende copingstijlen.
College 1: Coping
Aan het eind van alle colleges:
1. Kennis van heftige situaties waar mensen in terecht kunnen komen;
2. Hoe mensen ermee om kunnen gaan (coping);
3. De verschillen manieren;
4. Weet je hoe een individu ermee om kan gaan;
5. Welke coping stijlen er zijn;
6. Welke omstandigheden invloed kunnen hebben;
7. Welke processen er zijn.
College 1: Gaat om wat coping nu eigenlijk is. In dit college wordt het volgende
besproken:
- Coping strategieën
- Coping stijlen
- Algemene theorieën
In de volgende colleges komen thema`s aan bod (pesten, huiselijk geweld, criminaliteit,
verslaving, ziekte en arbeid&gezondheid). Hierin krijg je het volgende:
- Uitleg wat thema`s inhouden;
- Achtergronden;
- Hoe mensen met die thema`s omgaan.
Intro:
Casus kans op ontslag, twee personen. Ieder persoon gaat verschillend om met zo een
life event. Er zijn allerlei gevoelens mogelijk maar mensen reageren niet hetzelfde op een
situatie. Er zijn grote individuele verschillen.
Een life event heeft verschillende impact op mensen waar dat hem nou in zit,
proberen we in kaart te brengen maar dat is niet zo simpel (hell of a job).
Zo hebben ze in het verleden in kaart gebracht welke life change units het meeste impact
hebben.
,Een life event zorgt voor een verandering vergt van jou een aanpassing. Het is geen
kwestie van stimulus respons reactie.
Hoe worden life events beoordeeld?
Is afhankelijk van meerdere factoren:
- Persoonlijkheid
- Omgeving
- Hoe was een relatie (bijvoorbeeld);
- De betekenis die iemand aan een life event geeft, wat doet dat met je gevoel;
- Verhouding (demands-resources = draagkracht en daadkracht). De ene kan meer
aan en voor een ander is een life event gewoon zwaarder.
Welke betekenis heeft een life event?
De persoon ervaart stress door het life event als het gezien wordt als bedreiging.
De stress kun je voelen maar sommige mensen voelen dit niet terwijl ze wel stress
hebben. Bij beiden schieten waarden omhoog (cortisol). Chronische stress tast van alles
aan, is heel slecht voor je.
Evaluatief proces: Is de eerste stap in coping, maar niet iedereen ervaart het als stress.
Daily hassles: Het kunnen ook dagelijkse, terugkerende, irritaties hoe ga je copen
(ermee om).
Model primary appraisal Lazerus
Lazerus was de grondleggen van dit model. Het is een theoretisch construct.
Het model bestaat uit 2 fenomenen.
1. Primary Appraisal
2. Secondary appraisal
Primary:
Dit gaat vrijwel van zelf. Je maakt iets mee, dit geeft stress.
Je bepaalt:
1. Is dit relevant voor mij?
2. Heeft het aandacht van mij nodig?
Je maakt de afweging of het de moeite waard is.
Dit ontstaat bij:
1. Dreigend verlies
2. Bedreiging
3. Uitdaging
4. ? = Uit literatuur blijkt dat het bij meer zaken kan ontstaan, zelfs al bij Daily
Hassles.
Secondary:
Dit is een cognitief proces. Je gaat nadenken:
1. Is dit onverwachts?
2. Is dit onvoorspelbaar?
3. Is het ambigue?
4. Is het ongewenst?
5. Heb ik controle?
6. Is het een levensverandering?
Het bepaald of je vindt dat dit een probleem is. Het is dus een bewuster proces maar het
gebeurt vaak niet bewust. Hierdoor krijg je al vaak stress door alleen al het gevoel en
weet je niet waarom.
Als het inderdaad voorspelbaar is, bekend en duidelijk zie het als Uitdaging
Als het nu inderdaad een dreiging is, slechte timing heeft en lang duurt zie het als
Bedreiging
Ga je iemand begeleiden die moeite heeft met een life event bijvoorbeeld, is het
belangrijk om dit inzichtelijk te maken. Je moet erover praten: “Wat zijn de life events die
het voor jouw veroorzaken”.
Een life event kun je dus als coping strategie aanzetten uitdaging aan gaan.
,Het is een proces en kan door elkaar lopen en is niet zwart/wit.
Heb je Primary en Secondary gehad ga je copen (je hebt besloten hoe je ermee om
gaat)
Het idee is dus:
Coping = manier met life event om te gaan die jij belangrijk vindt.
Lukt het bereiken van de aanpassing niet, geeft het in alle gevallen geeft het
stress
Lazerus zegt het ook “Je hebt stress, motivatie, appraissal & coping. Het is
allemaal onderdeel van een integraal proces”.
Uitleg op internet van het model van Lazarus: (bron:
http://www.hartenvaatgroep.nl/uploads/media/Rapport_Het_stressmechanisme_The_Missi
ng_link.pdf)
De overlap tussen de situationele definitie en de subjectieve definitie van stress wordt
beschreven in het stress-coping model van Folkman & Lazarus (1984). Binnen dit model is
de interactie tussen de persoon en de situatie bepalend voor de ervaren stress. De
benadering die Lazarus met een aantal collega’s ontwikkeld heeft, staat bekend als het
transactioneel model. In dit model wordt psychische gezondheid gezien als het resultaat
van een persoonlijk vermogen aan te kunnen passen aan veranderende omgevingseisen.
De invloed van deze benadering op de geschiedenis van het stress onderzoek is groot.
Stress is volgens Lazarus een ‘post-appraisal state’ waaraan een stressproces van
appraisal en coping ten grondslag ligt. Bij de zogenaamde ‘appraisal’ evalueert het
individu de waargenomen stimulus in termen van bedreiging of verstoring van het eigen
functioneren. Deze evaluatie wordt ‘primary appraisal’ genoemd. Vervolgens wordt er
beoordeeld welke mogelijkheden er zijn om met deze bedreiging om te gaan (secondary
appraisal). Primary en secondary appraisal bepalen samen of de stimulus een stressor
wordt. Ten slotte wordt er een manier gezocht om deze
bedreiging te hanteren. Het hanteren van, of omgaan met, stress wordt coping genoemd.
‘Appraisal en coping’ behoren inmiddels tot het standaardvocabulaire van
stressonderzoekers.
Coping is geen statisch kenmerk van een persoon maar een transactioneel proces,
waarbij externe of interne eisen gehanteerd worden onder invloed van steeds
veranderende cognitieve en gedragsmatige pogingen van de persoon. De manier van
coping wordt beïnvloed door de inschatting van een stressvolle situatie door een persoon:
de individuele beoordeling. Voorbeelden van coping (hoe je met omstandigheden kunt
omgaan) zijn: ontkenning, sociale steun zoeken. DeWCQ (Ways of Coping Questionnaire)
van Folkman en Lazarus (1988)
is de klassieke vragenlijst voor het meten van verschillende coping stijlen.
Algemene theorie coping
Wat is nu het doel van coping?
Minderen van schade;
, Positief zelfbeeld;
Behouden van de relatie met de omgeving of andere;
Aanpassen aan negatieve gebeurtenissen;
Emotioneel evenwicht behouden.
Hoe kun je dit vast stellen?
Aan de hand van:
Probleem gericht vs. Emotiegericht
Reactief, proactief en preventief
UCL-indeling
UCL-indeling
Dit is de Utrechtse coping lijst. (47 items) Die wordt veel gebruikt. Het is een vragenlijst
om een idee te krijgen hoe iemand zijn copigstijl vorm geeft.
Als je die afneemt (4 punts schaal – 15 min) dan vraag je aan mensen:
Of ze situatie in gedachte willen nemen tijdens het invullen.
Dit moet je wel meenemen in de nabespreking dat iedereen zijn eigen situatie voor ogen
had want het een geeft het ene effect en iets anders weer wat anders. Het is dus
afhankelijk van wat iemand in gedachte heeft.
Daar komen dan sub schalen uit copingstijlen, komt veel terug in literatuur en
onderzoek.
Act: Je hebt borstkanker gekregen en zegt “wat doen we nu? Opereren of chemo? “ Je
pakt het actief aan en confronteert. Zaken bekijken en analyseren. Doelgericht te werk
om de problemen op te lossen.
VER: Uit de weg gaan, afwachten. De zaak op zijn beloop laten. Proberen de situatie uit de
weg te gaan.
SOC: Praten en advies vragen, troost en begrip zoeken bij andere. Zorgen vertellen. Hulp
vragen.
EXP: Uiten emotiese. huilen, kwaad worden, humor gebruiken om met situatie om te
gaan.
GER: Je zegt “Het valt allemaal wel mee, het komt goed”. Relativeren. Zichzelf moed
inspreken. Niet meteen van het ergste uitgaan.
PAL: Je kiest een manier om afleiding te zoeken (ontspanning zoeken). Proberen niet aan
problemen te denken.
PAS: Je bent lam geslagen, je piekert en je bent somber, de moed is eruit. Door situatie in
beslag laten nemen.
, (Ezelbrug = PAPS VEG)
Al die stijlen kun je in een fase hebben. Denk aan iemand die kanker heeft, als je het net
te horen hebt gekregen kun je andere coping stijl hebben in vergelijking met 3 maanden
later.
Uitgangspunt coping UCL:
Kenmerk copinggedrag een zekere mate van stabiliteit MAAR het is wel veranderbaar.
Mw. I. Boelhouwer (docente) denkt dat het ook per situatie en individu afhankelijk is wat
voor coping gedrag je laat zien.
De UCL is omgevingsafhankelijk (woon, werk, leefomstandigheden en aard probleem)
& afhankelijk van welke situatie men in gedachten neemt bij het invullen van de
vragenlijst.
Probleemgerichte en emotiegerichte coping
Het zijn beiden coping stijlen.
Probleemgericht:
Het probleem te lijf gaan, hoe zit het en aanpakken. Informatie verzamelen.
Emotiegericht:
Emotie verminderen, verstoring van emotie. Minimale inspanning om het probleem zelf te
veranderen.
Iedereen gebruikt beiden soorten.
Het is wel afhankelijk van de stressor voor welke coping stijl je gaat. Is die controleerbaar
of niet.
Kosten & Baten:
Er is onderzoek naar gedaan.
Bij probleemgericht (problem focussed):
Het kost je wat want het is vermoeiend, kost energie en tijd maar je hebt er baat bij want
het kan de stressor verminderen. (veel kosten, wel baten)
Bij emotiegericht:
Je hebt op dat moment minder energie, je vraagt heel veel van jezelf. Je verandert niet in
gedachten en ook niet in wat je van de stressor vindt. Het tast coping-bronnen aan omdat
je er zo lang mee bezig bent (veel kosten, weinig baten).
Overeenkomst:
Beiden willen meer rust (reductie activatie), minder emoties en minder fysiologische
activatie.
Je wilt je in beiden gevallen beter voelen.
Coping stijl – reactief, proactief, preventief
Reactief: Het is zoals het is. Vreselijk maar het is niet anders. Bijvoorbeeld
rouwverwerking.
Proactief: Er zijn nog opties. Gedrag veranderen. Bijvoorbeeld je bent bang om te
presenteren je gaat mindfullnes doen om te relaxen zodat je het beter kunt.
Preventief: Probeert de gebeurtenis die jou stress geeft te ontwijken. Zorg dat de stress er
niet is want dan hoef je er niet mee te copen (om te gaan). Bijvoorbeeld afvallen bij
overgewicht om verdere gezondheidsproblemen te voorkomen.
Je bent je vaak niet bewust van de strategie. Het kan goed zijn om dit uit te zoeken en te
bespreken. Je kunt zelf het beste bepalen wat jou het minste stress geeft.
Verschillen tussen man en vrouw:
Zijn niet duidelijk omdat het wisselende resultaten zijn.
Cultuur & Coping:
Je coping stijl is afhankelijk van cultuur.