Sociologie.
Lesweek 1: Verhalend verzet tegen sociale ongelijkheid.
Pierre Bourdieu.
We maken kennis met het idee van sociaal lijden van Pierre Bourdieu. Bourdieu wil niet enkel de
sociale werkelijkheid begrijpen en verklaren, maar wil ook onze manier van denken en kijken
veranderen. Samen met 20 andere sociologen werd er gekeken naar sociaal lijden, wat zich uitte in
een boek. Bourdieu laat zien dat onder het persoonlijke altijd een maatschappelijk deel zit.
Volgens Bourdieu zien we alledaags lijden/ sociaal lijden/ klein lijden niet omdat we kijken naar
‘groot lijden’ zoals hongersnood of dodelijke armoede. Bij sociaal lijden gaat het om subtiele vormen
van ongelijkheid die gevoelens van overbodigheid en schaamte werken. Dit heet positioneel lijden:
omdat het lijden ten opzichte van de ander is.
Volgens Bourdieu moet je in gesprek met de mensen die sociaal lijden, om hen te helpen.
Ze hebben mijn vader vermoord.
Dit boek is geschreven om sociaal lijden te begrijpen, wat het is en hoe politiek beleid ongelijke
uitwerkingen kan hebben. Hier wordt aangehaald hoe ingrijpend politieke keuzes zijn voor mensen
die sociale uitsluiting ervaren.
Lesweek 2: De theoretische achtergronden van werken aan
netwerken.
Theorie: Hoofdstuk 6 over sociaal kapitaal. Repáraz L., R., (2020). Diversiteit in de samenleving: concepten, voorbeelden uit
de praktijk en methoden voor de diversiteitsbewuste professional.
Sociaal kapitaal = ingebed in het vertrouwen in je persoonlijke en zakelijke relaties.
1. Pierre Bourdieu omschrijft het als ‘het geheel van bestaande of potentiële hulpbronnen dat
voortvloeit uit het bezit van één of meer relaties van onderlinge bekendheid en
erkentelijkheid (lidmaatschap van een groep). Kortom: het omvat alle relaties die individuen
kunnen mobiliseren.
Sociaal kapitaal omvat informele en formele netwerken. Personen in je netwerk kunnen je allemaal
steun bieden; ze vormen hulpmiddelen waarover je beschikt om je doelen te bereiken.
Bourdieu: soorten kapitaal.
1. Economisch kapitaal.
Beschikbaarheid van financiën en eigendommen. Deze bepaalt de sociaaleconomische status. Het
gaat hier zowel om jouw eigen vermogen als vermogen uit je familie en netwerk.
2. Cultureel kapitaal.
Het geheel van culturele goederen die van generatie tot generatie wordt doorgegeven. Het
beheersen van de gewenste kennis en vaardigheden; en het hebben van een goede opleiding. Ook
het tonen en hoorbaar maken van je culturele kapitaal (bv. mee kunnen praten over kunst,
literatuur) geeft je aanzien en acceptatie, wat het gevolg heeft meer sociaal kapitaal te verwerven. Je
bereikt doelen makkelijker dan mensen zonder dit kapitaal.
3. Sociaal kapitaal.
Het geheel van bestaande of potentiële hulpbronnen die voortvloeien uit het lidmaatschap van meer
of minder geïnstitutionaliseerde netwerk van relaties (familie, vrienden, buren, collega’s, netwerkkennissen).
, Hulpbronnen die je helpen in het bereiken van doelen. Dat deel van het netwerk dat gemobiliseerd
kan worden, sociaal kapitaal is functioneel.
4. Symbolisch kapitaal.
Het hebben van status, erkenning en waardering (indrukwekkende achternaam tot winnen van prijzen of dragen
van dure kleren). De indruk die je maakt stelt je in staat om doelen te bereiken. Hiermee kan volgens
Bourdieu op een subtiele manier macht uitgeoefend worden.
5. Linguïstisch kapitaal.
Het vloeiend beheersen van de taal en je perfect kunnen uitdrukken in het uitspreken van jouw
wensen.
Maatschappelijke speelvelden. Bourdieu.
Bourdieu deelt de samenleving op in velden (champs) die elkaar overlappen
(Bv. politiek, arbeidsmarkt, onderwijs, wetenschap, zorg, media).
Deze velden zijn weer onder te verdelen in subvelden.
(Bv. lokale of landelijke politiek, basis- of middelbare scholen).
Binnen elk veld zijn er machtsmeerderen en machtsminderen. Machtsmeerderen hebben baat bij het
behouden van macht, status en kapitaal. Machtsminderen moeten deze zien te verwerven.
Machtsmeerderen worden zo genoemd omdat zij de regels van het veld bepalen.
Binnen elk van deze velden heerst een bepaalde machtsstrijd tussen de spelers in het veld. Strijden
om schaarse, beschikbare middelen. Omdat kracht ongelijk verdeeld is, wordt kapitaal door spelers
ingezet. Er gelden regels van het spel, waar iedereen zich aan moet houden.
Habitus is een sociaal, psychologisch concept, een systeem.
In elk veld ontwikkelen mensen onbewust een bepaalde habitus. Het wordt gevormd door de
socialisatie, interactie met mensen om je heen, onderwijs, cultuur en milieu. In dit proces leer je de
geschreven en ongeschreven regels van gedrag en omgang.
Doxa is een term om aan te geven dat iets vanzelfsprekend is in een bepaalde samenleving. Doxa
staat ook voor regels behorend bij habitus en veld die algemeen bekend en vanzelfsprekend zijn.
Mensen zijn hier niet bewust van; het is gewoon zo.
2. Robert Putnam omschrijft sociaal kapitaal als ‘kenmerken van sociale organisaties zoals
netwerken, normen en sociaal vertrouwen die de coördinatie en samenwerking
vergemakkelijken voor wederzijds voordeel’.
Bij sociaal vertrouwen hebben burgers het gevoel dat zij erbij horen in de gemeenschap. Hier is
polarisatie het tegenovergestelde van; buitengesloten of geïsoleerd voelen. Sociaal kapitaal wordt
gezien als een eigenschap van een collectiviteit.
Volgens Putnam zijn er 3 soorten kapitaal:
- Fysiek kapitaal.
- Menselijk kapitaal.
- Sociaal kapitaal. Twee aspecten: 1. Bonding social capital. Verbroederen binnen groep.
2. Bridging social capital. Bruggen bouwen naar andere groepen.
Het verschil tussen Bourdieu en Putnam is dat Bourdieu sociaal kapitaal ziet als bezit, Putnam niet.
Sociaal kapitaal maakt je kredietwaardig, daardoor kan je het omzetten in economisch kapitaal.
Volgens Putnam kenmerkt sociaal kapitaal zich door specifieke sociale netwerken, vertrouwen,
normen en morele verplichtingen.