Samenvatting: Het elektrocardiografie
Inhoud
Hoofdstuk 1: Het elektrocardiogram.....................................................................................................2
Hoofdstuk 2: Supraventriculaire ritmestoornissen................................................................................6
Hoofdstuk 3: Ventriculaire ritmestoornissen.......................................................................................17
Hoofdstuk 4: Geleidingsstoornissen....................................................................................................23
Hoofdstuk 6: Dilatatie en hypertrofie..................................................................................................35
Hoofdstuk 7: Het pacemaker ecg.........................................................................................................38
Hoofdstuk 8: Diverse ecg-aspecten.....................................................................................................41
Hoofdstuk 5: Ischemie en het myocardinfarct.....................................................................................45
1
,Hoofdstuk 1: Het elektrocardiogram
Standaard ecg 12 afleidingen:
- Afleiding I, II en III (afleidingen van Einthoven)
- Afleiding aVR, aVL en aVF (afleidingen van Goldberger)
- Afleiding V1, V2, V3, V4, V5 en V6 (afleidingen van Wilson)
Extremiteitsafleidingen= afleidingen I, II, III en aVR, aVL en aVF
Borstwandafleidingen/ precordiale afleidingen= afleidingen V1 t/m V6
Driehoek van Einthoven= afleidingen I, II en III = bipolaire afleidingen= potentiaalverschil gemeten
tussen twee elektroden, een negatieve elektrode en een positieve elektrode
- Potentiaalverschil= hoeveelheid arbeid die per ladingseenheid verricht moet worden om een
elektrische lading van het eerste punt naar het tweede punt te verplaatsen.
Bedacht verwisseling elektroden afleiding aVR positieve P-toppen en positief QRS-complex
extreme hartas
Analyse ecg tien stappenplan te doorlopen:
1. Ritmebepaling
o Centraal vinden van P-toppen beste te vinden in afleiding II, V1
en aVR
Morfologie (vorm) van P-top
Alle P-toppen gelijk van vorm>?
Relatie met QRS-complex?
Plaats P-top t.o.v. QRS-complex
o Regelmaat ritme
2. Hartfrequentie
3. Elektrische hartas
4. P-top= activatie van atria op ecg
o P-top beste te beoordelen in afleiding II en afleiding V1
Afleiding II= normale P-top positief en egaal rond van vorm en maximaal 3mm
breed (0,12sec.) en 2,5mm hoog (0,25mV)
Verbrede P-top = linkeratriumvergroting
Hoge P-top = rechteratriumvergroting
V1 = P-top bifasisch, positief eerste deel (activatie rechteratrium) en negatief
tweede deel (activatie linkeratrium) afmetingen moeten gelijk zijn, beide
1mm breed en 1mm diep sinusknoop hoog in rechteratrium gelegen en eerst
rechteratrium activeert en daarna linkeratrium
5. PR-interval = maat AV-geleiding, begin P-top tot begin QRS-complex = (0,12 – 0,20sec.)
o PR-interval < 0,12 sec.= ergens een andere verbinding behalve bundel van His
waarlangs elektrische prikkel van atrium naar ventrikels lopen
o Via elektrische verbinding bereikt elektrische impuls sneller ventrikels dan normaal
bijv. WPW-syndroom
o PR-interval > 0,20 sec = vertraging van geleiding van elektrische impuls, in
rechteratrium, AV-knoop, bundel van His of bundeltakken zijn
2
,6. QRS-top
o Breedte QRS-complex = activatie ventrikels
Q= activatie ventrikelseptum
R= van beide ventrikels
S= van late activatie van bovenste deel van septum (baso-septaal) en van
uitstroombaan rechterventrikel
Gemeten begin Q-golf tot einde S-top = < 0,12sec.
QRS-complex verbreed ergens in ventrikel geleidingsprobleem, vaak in
bundeltakken naar V1 of V6 gekeken sprake is van bundeltakblok
Afleiding V1:
Rechterbundeltakblok afleiding V1 positief en kenmerkende rSR’-
configuratie
Afleiding V6:
Linkerbundeltakblok in afleiding V1 diep negatief, rS- of QS-complex en
afleiding V6 is positief met brede R-top (eerste piek is activatie
rechterventrikel, tweede piek is activatie linkerventrikel) of gespleten R-
top. Q is in V6 verdwenen.
o Pathologische Q-golven
Normale Q geeft septumactivatie weer, verloopt van links naar rechts
afleidingen linkerzijde van hart gelegen, zijn afleiding I, aVL, V5 en V6, een
negatieve uitslag, de q-golf
Afleidingen die aan rechterzijde hart zijn gelegen (V1, V2, V3) ontstaat kleine r
afleidingen activatie naar zich toe komen
Pathologische Q, een van volgende criteria:
Brede Q: ≥ 1 mm breed
Indien Q < 1 mm diepe Q ≥ 1/3 van hoogte van R-top
Q in afleiding waar normaal geen Q aanwezig is (V2 – V3)
o Voltages van QRS-complexen
Erg hoge amplituden QRS-complex vermoeden ventrikelhypertrofie of LBTB
Laag voltage ecg extremiteitsafleidingen > 5mmen en precordiale afleidingen
> 10mm
Oorzaken: pneumothorax, cardiomyopathie, obesitas, pericardvocht,
COPD en myxoedeem
Ecg geijkt 1 mV = 10mm
o R-top progressie in precordiale afleidingen
7. ST-segment
o Overeen met fase 2 van actiepotentiaal
o ST-depressie= ST-segment onder iso-elektrische lijn
Horizontaal of aflopend ST-segment: J-punt 0,5 mm of > onder iso-elektrische
lijn blijft
ST-segment oplopend: 2mm voorbij J-punt gemeten 1mm of > onder iso-
elektrische lijn
Oorzaken: ischemie, repolarisatiestoornissen en digitalisgebruik
o ST-elevatie= ST-segment boven iso-elektrische lijn
3
, J-punt 1mmm of > boven iso-elektrische lijn in alle afl., behalve V1 en V2 J-
punt 2 mm of meer
o Ijkpunt ST- veranderingen (ST-deviatie) = J –punt, punt waar S-top overgaat in ST-
segment
o Oorzaken: ischemie, myocardinfarct, ventriculaire geleidingsstoornissen, hyperkaliëmie,
ventrikelhypertrofie, pericarditis
o ST-segment vorm:
Concaaf (hol), conves (bol) of recht (gestrekt)
8. T-top
o Overeen met fase 3 van actiepotentiaal
o Beoordeling T-top:
Polariteit (positieve of negatieve T-toppen)
Afleiding III mag T-top negatief, mits afl. II en aVF positief, aVR is T-top
negatief
T-top V1 negatief of positief, net als in V2
V1 negatieve T-top V2 negatief of positief zijn
V1 positieve T-top V2 positief negatieve T-top V2= afwijkend
Symmetrie (symmetrisch ( ischemie) of asymmetrisch= normaal)
Hoogte T-top:
T-top extremiteitsafleidingen niet < 1 – 2mm en niet > 5 – 6 mm
Precordiale afl. T-toppen niet < 2- 3mm en niet > 10mm
T-top afleiding aVL alleen beoordeeld R-top > 5mm is
- Ischemie invloed op ST-segment en T-top = primaire repolarisatiestoornissen
- Andere oorzaak veranderingen in ST-segment en T-top is abnormale depolarisatie van ventrikels,
zoals bij bundeltakblok abnormale repolarisatie = secundaire repolarisatiestoornissen
9. QT-interval = begin activatie ventrikels tot einde herstelfase van ventrikels begin QRS-
complex tot einde T-top
o Lengte afhankelijk van:
Geslacht en hartfrequentie (stijgen HF QT-interval korter; langer QT trage
HF)
QT-interval gecorrigeerd te worden naar HF van 60/min
QTc (QT-corrected) – interval = formule van Bazett= QTc = QT/ (√RR(in sec.)
QTc-interval onder- als bovengrens:
Vooral bovengrens gekeken; mannen 0,44sec en vrouwen 0,46sec
gem. waarden 0,45sec. als bovengrens
Ondergrens; rond 0,32sec
Verlengd QTc-interval verhoogd risico ventrikeltachycardie of
ventrikelfibrilleren
10. Conclusie
4