HC 1
1.de basisbegrippen in de oncologie uitleggen;
Tumor; kan betekenen:
Zwelling weefsel, dat uit normale cellen bestaat, neemt toe in volume,
bijvoorbeeld bij een ontsteking ontstaat zwelling door vochtophoping in de weefsels.
Gezwel ook wel neoplasma of nieuwvorming genoemd, woekering van
abnormale cellen.
Hypertrofie: volumevermeerdering van weefsels of organen zonder vermeerdering
van het aantal cellen, ontstaan door bijvoorbeeld overmatig gebruik
(bodybuilders)
Hyperplasie: volumevermeerdering van weefsels of organen met vermeerdering van
het aantal cellen: tumoren
Atrofie: volume afname van weefsels of organen: het aantal cellen blijft echter
gelijk, bijvoorbeeld door ouderdom (huid) of niet meer gebruiken
(verlamming van een extremiteit)
Adjuvanstherapie: wanneer het bekend is dat een tumor toch op de duur metastasen geeft,
geeft men na de primaire lokale therapie een aanvullende behandeling
om eventuele micrometastasen te doden.
Carcinoom in situ: van bepaalde carcinomen is bekend dat de tumor een tijd beperkt blijft
tot het oppervlakte-epitheel zonder dat zij het basaalmembraan
doorbreken. Na verloop van tijd gaat de tumor wel infiltratief groeien.
Een carcinoom in situ is meestal gemakkelijk te verwijderen.
Exponentiele groei: vermenigvuldiging van cellen volgens een bepaalde lijn. 1mm=106,
1cm=109, 1kg=1012.
Precancereus: er is een aantal beginnende aandoeningen, waarvan het te verwachten is
dat deze maligne zullen degenereren.
2. verschillende manieren van indeling van tumoren beschrijven;
Naar de aard van de tumor
o Benigne (goedaardig)
o Maligne (kwaadaardig)
Naar de plaats van de tumor
o Pancreastumor
o Longtumor
o Maagtumor
o Etc.
Naar celtype of weefsel waaruit zij zijn ontstaan
3. kenmerken van benigne en maligne aandoeningen noemen;
Goedaardig (benigne) = niet levensbedreigend
Lijken op oorspronkelijk weefsel
Differentiatie gevolgd
Functiebehoud
, Langzame groei
Expansieve groei
Omgeven door bindweefselkapsel
De tumor metastaseert niet, zaait niet uit.
Soms wordt een goedaardige tumor toch kwaadaardig: maligne ontaarding of maligne
degeneratie.
Kwaadaardig (maligne) = wel levensbedreigend
Duidelijke afwijking
Differentiatie? (Goed, weinig, anaplastisch)
Infiltrerende groei, dringt het omgevende weefsel binnen met talrijke uitlopers.
Metastase-vorming, de tumor zaait uit: vreet een bloed- of lymfevat aan, cellen laten los
en worden elders vervoerd, waar zij kunnen uitgroeien tot dochtergezwellen.
Destructieve groei, verwoest het omgevende weefsel.
4. metastaseringspatronen beschrijven;
lymfogeen:
via de lymfebanen: de losgelaten tumorcellen lopen vast in het eerstvolgende klierstation
(regionale lymfeknopen); uiteindelijk komt de lumfe, en de daarmee versleepte cellen cia de
ductus thoracicus in de vena cava terecht en metastaseert het verder volgens het hematogene
type; bijvoorbeeld een mammatumor: lymfeafvoer naar de okselklieren: daar zullen dus de
eerste metastasen ontstaan.
Hematogeen:
Via de bloedvaten; de tumor groeit door de venewand heen en tumorcellen worden met de
bloedstroom vervoerd.
a. vena cava type:
de tumor metastaseert via de vena cava naar de longen, primari tumor zit bijvoorbeeld
in benen, armen, testis, nieren, blaas; vanuit de longen is weer metastasering mogelijk
volgens het vena pulmonalis type.
b. Vena porta type:
De tumor metastaseert via de vena cava naar de longen, de primair tumor ligt in het
stroomgebied van de vena porta: maag, pancreas, colon.
c. Vena pulmonalis type:
De tumor metstaseert via de vena pulmonalis naar de grote bloedsomloop (aorta en
vertakkingen) dus metstasen in de hersenen, lever (via de arteria hepatica),
extremiteiten (botten); de primaire tumor zit in de long.
5. naamgeving van tumoren uitleggen;
Uitgaande van dekweefsels; het epitheel en het daaruit ontstane klierweefsel:
Maligne: achtervoegsel ‘-carcinoom’ bijvoorbeeld adenocarcinoom
Benigne: achtervoegsel ‘-oom’ bijvoorbeeld adenoom, papilloom, epithelioom
Uitgaande van steun- en vulweefsels:
, Maligne: achtervoegsel ‘-sarcoom’ bijvoorbeeld fibrosarcoom, osteosarcoom,
chondrasarcoom
Benigne: achtervoegsel ‘-oom’ bijvoorbeeld fibroom, chondroom, lipoom, hemangioom,
osteoom.
Uitgaande van spierweefsel:
Maligne: achtervoegsel ‘-sarcoom’ bijvoorbeeld myosarcoom
Benigne: achtervoegsel ‘-oom’ bijvoorbeeld myoom
Uitgaande van zenuwweefsel: hierbij is het onderscheid benigne/maligne aan de hand van het
achtervoegsel minder duidelijk.
Maligne: meningeosarcoom, neuroblastoom
Benigne: meningeoom, neurinoom
Verruca (wrat); een goedaardige epitheeltumor veroorzaakt door een vius
Poliep: een gesteelde tumor, uitgaande van het slijmvlies: blaas, cervix, darm, neus; het
gevaarlijke hieraan is dat ze maligne kunnen degeneren, vooral de darmpoliepen.
Naevus (moedevlek); pigmentophoping in de huid (niet te verwarren met sproeten); ze kunnen
maligne ontaarden; je spreekt van een onrustige naevus wanneer hij groter wordt en/of
gemakkelijk bloedt.
6. theorieën over het ontstaan van tumoren benoemen;
Irritatie
Herhaalde prikkeling veroorzaakt een versnelde delingsfrequentie wat grotere kans op
ontsporing geeft.
Bijvoorbeeld:
o Fistel (chronische osteomyelitis)
o Lipkanker bij pijprokers
o Colitis ulcerosa
o Reflux oesofagitis
Embryonale hypothese
Soms doen tumoren aan embryonaal weefsel denken.
Infectie theorie
Oncogene virussen
Deze virussen drgen de informatie om de gezonde cel te transformeren in een
kankercel. In de meeste gevallen sluimert het virus in de cel en is er een andere factor
(zoals straling) nodig om de cel tot kankercel te transformeren.
Oncogene bacterie/parasiet
Bijvoorbeeld: maaglymfoom, -carcinoom: helicobacter pylori. Blaascarcinoom door de
parasiet schistosoma haematobium (bilharzia)
Chemische kanker theorie
Hiervan zijn er zo’n duizend bekend, waarvan er honderd carcinogeen zijn, zoals asbest
en koolwaterstoffen.
Hormonale theorie
Sommige tumoren groeien onder invloed van hormonen.