Deze samenvatting gaat over hoofdstuk 17&18. De samenvatting is ingedeeld per paragraaf en dus makkelijk terug te vinden in het boek. Deze samenvatting is zowel handig voor SE's als voor je CE.
ECONOMIE
H17 & 18
Hoofdstuk 17
Paragraaf 1
De consumentenprijsindex
- Om in één handzaam cijfer te kunnen beoordelen hoe ‘het’ prijspeil zich ontwikkelt,
wordt de consumentenprijsindex (CPI) gebruikt, een gewogen gemiddelde van de
prijzen waarmee de consument te maken heeft.
- Partiële prijsindices → de prijsindexcijfers van de afzonderlijke producten of
productgroepen.
De meting van de CPI in de praktijk
- De CPI geef de prijsontwikkeling weer van een representatief pakket
consumptieproducten.
- Prijsindices en wegingsfactoren worden maandelijks vastgesteld en veranderen dus
voortdurend.
- Met behulp van de wegingsfactoren kunnen we berekenen op welke manier een
prijsstijging van één van de productgroepen het CPI beïnvloedt.
- Inflatie → stijging van CPI.
- Deflatie → daling van CPI.
Andere maatstaven voor inflatie
1. Geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP) → deze is gebaseerd op het
gemiddelde bestedingspatroon in de EU en wordt gepubliceerd voor alle
EU-landen.
- Omdat steeds hetzelfde ‘mandje’ goederen en diensten wordt gebruikt, zijn
de inflatiecijfers van de diverse landen onderling vergelijkbaar.
2. Persoonlijke inflatie → deze kan berekend worden door aan te geven hoe je
eigen consumptiepatroon er uitziet.
3. Producentenprijsindex (PPI) → index die het prijspeil meet van door
Nederlandse ondernemingen verkochte producten.
- PPI is breder dan CPI, dat meet alleen de prijzen van consumptieproducten.
- PPI wordt ook wel bbp-deflator genoemd.
Gevolgen inflatie
- Het algemeen prijspeil is vrijwel ooit stabiel.
1. Koopkrachtaantasting → de reële waarde van een nominaal bedrag wordt
minder als gevolg van inflatie.
2. Verandering internationale concurrentiepositie
- Wanneer prijzen in Nederland harder stijgen dan die van onze concurrenten
op de wereldmarkt, bestaat de kans dat onze buitenlandse klanten hun
aankopen in een ander land gaan doen. Onze E neemt dan af.
- De prijzen van exportproducten hoeven niet altijd gelijk op te gaan met de
prijzen van consumptieproducten.
3. Verandering verhouding schuldenaar en schuldeiser
- Wie een lening aangaat, moet na verloop van tijd de nominale waarde
terugbetalen. Dat bedrag is na 10 jaar inflatie reëel gezien minder waard
geworden.
4. Effect op inkomensverdeling
- Niet alle prijzen stijgen doorgaans even hard.
- Voorbeeld; een werknemer krijgt een prijscompensatie van 1% en zijn
tandarts verhoogt zijn tarief met 5%, zullen inkomensverhoudingen
veranderen.
, ECONOMIE
H17 & 18
5. Versnelde uitvoer aankopen
- Als de prijzen zeer snel stijgen, gaan mensen hun aankopen versneld
uitvoeren. Onder het mom van: morgen is alles duurder dan vandaag. Dat
effect doet zich voor in het geval van hyperinflatie.
- Hierdoor kan een samenleving ontwricht raken.
- Vertrouwen in munteenheid verdwijnt, mensen proberen van hun geld af te
komen door het in goederen om te zetten, waardoor de prijzen nog sneller
stijgen.
- Uiteindelijk: overschakling op vorm van directe ruil.
Waardevast en welvaartsvast
- Waardevast → inkomen is dit wanneer het jaarlijks evenveel toeneemt als
de consumentenprijsindex. Dankzij deze stijging behoudt inkomen zijn
koopkracht.
- Welvaartsvast → inkomen stijgt even snel als het gemiddelde loon in het
bedrijfsleven.
Gevolgen deflatie → omgekeerd van inflatie
1. Koopkracht van een gegeven nominaal bedrag neemt af.
2. De concurrentiepositie op de wereldmarkt kan verbeteren, als de Nederlandse
prijzen sneller dalen dan die van zijn concurrenten op de wereldmarkt.
3. Reële waarde van een geleend bedrag neemt toe.
4. Inkomensverhoudingen kunnen veranderen.
5. Aankopen worden uitgesteld, morgen is alles goedkoper.
- Deflatie heeft de neiging om de bestedingen te ontmoedigen.
Paragraaf 2
Bestedingsinflatie
- Kijkt naar vraagkant.
- Als de bestedingen toenemen wordt de output gap (Y -Y*) kleiner.
- Er kan zelfs overbesteding ontstaan (Y > Y*)
- Ondernemingen hebben meer moeite om aan de vraag te voldoen, met als gevolg
dat de prijzen gaan stijgen.
- Bestedingsinflatie; bestedingen trekken het prijspeil omhoog.
Kosteninflatie
- Kijkt naar aanbodkant.
- Als de kosten van de productie stijgen, zijn de aanbieders vaak gedwongen hun
prijzen te verhogen.
- Kosteninflatie → inflatie veroorzaakt door kostenstijgingen.
- De gestegen kosten duwen als het ware de prijzen omhoog.
1. Loonkosteninflatie
- Als de lonen sterker toenemen dan de arbeidsproductiviteit, stijgen de
loonkosten per product.
loonindex
- Berekenen:
index arbeidsproductiviteit
- Ontstaat als de ondernemers de stijgende loonkosten per product
doorberekenen in hun verkoopprijzen.
2. Winstmarge-inflatie
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper liekewalhout. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.