Basistextiel 1.2 | Breien en
eigenschappen
Hoofdstuk 1
1e slide: linksboven is hartslagader (gebreid); banaan ding=hartklep, omhulsel is gebreid, wordt
ingekapseld en overgroeid met eigen weefsel
Gemiddelde auto +- 30 kg textiel
Tuften: zie je bij tapijten (niet uitgebreid behandeld in lessen)
Doekconstructies
Weven: 2 (of meer) draadsystemen die loodrecht kruisen. Wijze van kruisen = bindingsleer.
Kernmerken: stabiel, stevig, stug.
Breien: 1 draadsysteem, lussen houden elkaar vast. Kenmerken: rekbaar en stabiel, volumineus,
isolerend.
Vlechten (veters, riemen): 1 draadsysteem, draden kruisen diagonaal, waarbij een plat of buisvormig
vlechtsel ontstaat.
Non-woven: géén draadsysteem, vezels kriskras door elkaar > vormen een vlies. Kan verstevigd
worden door vernaaien of lijmen.
Breien = in lussen leggen van 1 of meer draden die elkaar onderling tot steken verbinden.
Kuleren = in lussen leggen van de draden.
Draad in breedterichting aangevoerd en verwerkt.
Inslag = breedterichting.
Kubleerbreien = Inslagbreien
Handbreimachine
2 dakvormig geplaatste naaldenbedden (hoek van 90
graden).
Voorbed (VB) is aan zijde waar machine wordt
bediend), achterbed (AB) andere zijde.
Stalen platen met groeven waar de breinaalden in
lopen. Naaldgroeven op vaste afstand van elkaar >
bepaalde fijnheid (deling) kan zo worden verkregen.
Deling van het naaldenbed
(Hoe hoger de deling, hoe fijner de naalden; hoe lager de deling, hoe grover de naalden.)
Engelse deling “E”, de Gauge is het aantal naalden per inch (2,54cm).
Zwitserse deling, de Jouge is de afstand tussen 2 naalden in tienden van mm.
Opdracht slide 14: E.d. > 10 naalden op 1 inch (E10/10’er deling) => 82/2,54=32,28. 10*32,28=322
naalden. Hiervan de z.d. > naaldafstand 2,5mm = 25’er deling.
Breinaalden
Bekendste: tongnaald en schuifnaald.
Tongnaalden: kleine koppen, grote koppen,
computergestuurde breimachine naalden etc.
, Lus over tong, via holte voor ruimte, draad in kop, lus over kop > nieuwe lus gemaakt.
Lepel zit aan uiteinde tong, beetje hol, sluit mooi
over kop aan > draad makkelijk overheen glijden.
Hoe langer de schacht is, hoe beter deze in de groef
zal glijden.
Nok zorgt voor besturing van de naald.
Het slot
Aantal driehoekige platen die over naaldenbed heen en weer
worden bewogen > stoten tegen nok naald aan (die
geselecteerd zijn) > gedwongen door de naaldgroef te
bewegen (4) > naalden bewegen omhoog en omlaag.
1 = oploopkam > beweging omhoog.
2 = steekregelkam > beweging omlaag.
3 = slotplaat, kammen die slot vormen hierop bevestigd.
4 = slotbaan, ruimte tussen de kammen.
Slotplaat over naaldenbed = 1 slag.
Heen en weer over naaldenbed = toer (2 slagen).
Machine 2 slotplaten met brug gekoppeld > geheel = slede (2
naaldenbedden gelijktijdig bedienen).
Steekvorming
Lus om naald en nieuwe draad in haak (2) > naald
naar beneden > tong gesloten (3) > naald door lus
getrokken (4) > naald omhoog (5) > tong naar
beneden (6) > lus over tong (1) > repeat.
Rechtse kant: V’tjes (legs)/X (face),
Linkse kant: boogjes (crowns)/O (back).
Boogje: kop, pootjes, voetjes. Onderdelen die bij
een lus gevormd worden.
Stekenrij (horizontaal, inslagrichting, aantal bepaald lengte) en stekenstaaf
(verticaal, kettingrichting, aantal bepaald breedte) maken het breisel.
Naald die actief is, is rechts en geeft rechtse steek.
Enkelbeds breimachine altijd aan naaldzijde rechtse steken en andere zijde linkse (RL)
Draadspanner(veer) en schotelrem, draadgeleiders
Garen van cone moet onder juiste garenspanning verwerkt
worden. Ideale spanning = 0, echter niet te realiseren.
Garenspanning in sterke mate bepaald door de schotel-rem
> bestaat uit 2 schotels die door veertje tegen elkaar
worden gedrukt, met gat tussenin waar garen doorheen
gevoerd wordt. Veer/draadhefboom = regelbaar door
draaiknop > draad op spanning houden zodat een strakke zelfkant ontstaat zonder lussen.
Op het slot zitten draadgeleiders-neusjes > garen tussen de naalden
leggen om te breien. Achterste neusje (enkel neusje) = enkele garens
breien, voorste neusje (plateerneusje voor 2 garens) = meerdere
garens breien. Plateerneusje: gaatje (2.1) voor garen zichtbaar R,
neusje/gleuf (2.2) voor garen zichtbaar L.