Week 1: Business en management onderzoek en dataverzameling
1.1 BUSINESS EN MANAGEMENT ONDERZOEK
Concept: Algemeen geaccepteerde verzameling van betekenissen of kenmerken die geassocieerd worden met
gebeurtenissen en situaties.
Construct: Een abstract concept (bv: ‘persoonlijkheid’), kan ook uit combinatie van verschillende concepten bestaan.
Conceptuele definitie: De definitie van wat er onder ieder concept in het conceptuele model verstaat wordt en waar het begrip precies
betrekking op heeft (theoretische literatuur).
Operationele definitie: Een definitie verwoord in specifieke test- of meetcriteria. De definitie moet meetbaar zijn en kenmerken bevatten
die geobserveerd kunnen worden en uit de praktijk komen.
Variabele = een symbool waar een bepaalde rangorde of waarde aan toegewezen wordt
Er zijn verschillende soorten variabelen:
1. Dichotome variabelen: kan twee waarden aannemen, het gaat hierbij om de aan- of afwezigheid van een eigenschap (geslacht)
2. Discrete variabelen: geeft een bepaalde categorie aan (religie)
3. Continue variabelen: hebben waarden binnen een bepaalde interval, altijd getal als waarde (leeftijd)
Onafhankelijke variabele: voorspellers, beïnvloedt afhankelijke variabele,
staat in een conceptueel model aan de linkerkant
Afhankelijke variabele: staat in een conceptueel model aan de rechterkant
Hypothese: de pijlen die van links naar rechts lopen, geven aan hoe de
onafhankelijke variabele invloed hebben op de
afhankelijke variabelen
Modererende variabele: Een tweede afhankelijke variabele die een significant effect heeft op de relatie tussen de originele afhankelijke
variabele en de onafhankelijke variabele.
Mediërende variabele: Een concept dat verklaart waarom de onafhankelijke variabele invloed heeft op de afhankelijke variabele.
Controlevariabelen: Variabelen die mogelijk van invloed zijn op de onafhankelijke variabele, maar niet worden meegenomen in het
onderzoek (in figuur aangegeven met onderbroken lijn, vb: geslacht).
Het is van belang om uit te sluiten dat de variabele geslacht dan geen invloed heeft op de concepten in het onderzoek.
Als blijkt dat geslacht toch van invloed is, noemen we dat een verstorende variabele.
Wanneer operationele defnities zijn opgesteld moeten deze worden omgezet in indicatoren.
Indicatoren: Beschrijven het totaal van het concept. Indicatoren breken de operationele definitie op en meten verschillende onderdelen
ervan. De indicatoren worden vervolgens omgezet in vragen voor de vragenlijst.
Propositie: Een uitspraak over een concept. Deze uitspraak kan waar of onwaar beoordeeld worden a.d.h.v. observerende criteria.
(Als een propositie geformuleerd is om empirisch getoetst te worden, wordt het ook wel een hypothese genoemd).
Hypothese: Heeft de vorm van een stelling, maar is nog van voorlopige aard. Het bevat een uitspraak waarin variabelen aan zaken
worden toegewezen. Een zaak is dan een entiteit of een ding dat de hypothese benoemt.
,Er zijn twee soorten hypothesen:
1. Beschrijvende hypothese: Beschrijft het formaat, het type of de verdeling van een bepaalde variabele. Een beschrijvende
hypothese doet een veronderstelling over het bestaan van een factor.
2. Relationele hypothese: Doet een uitspraak over de relatie tussen twee variabelen t.o.v. een bepaalde zaak.
Twee soorten:
Correlationele hypothese (verklaart dat de variabelen zich samen voordoen op een bepaalde manier zonder dat de een
de ander veroorzaakt)
Verklarende/causale hypothese (verklaart dat het bestaan of de verandering van de ene variabele leidt tot een verandering in
de andere variabele)
Een hypothese heeft de volgende functies
o Het geeft richting aan het onderzoek
o Het identificeert feiten die wel en niet relevant zijn voor het onderzoek
o Het suggereert welk onderzoeksdesign het meest gepast is
o Het voorziet in een duidelijke opzet voor de conclusies
Een goede hypothese voldoet aan drie voorwaarden
A. Het is toetsbaar
- er zijn geen technieke nodig die niet beschikbaar zijn
- er is geen verklaring nodig die wetten uitdaagt
- er zijn geen consequenties
B. Het is geschikt voor zijn doel
C. Het is beter dan zijn rivalen
- de hypothese heeft een groter bereik
- de hypothese geeft meer uitleg
- de hypothese legt meer andere feiten uit
Theorie: Een groep systematisch samenhangende concepten, definities en beweringen. Een theorie heeft als doel feiten te
voorspellen en te doorzien.
Een theorie is van waarde, want:
Beperkt het aantal feiten dat we moeten bestuderen
Suggereert welke onderzoeksbenaderingen de grootste betekenis zullen hebben
Suggereert een systeem voor de onderzoeker om gegevens op de meest zinvolle manier te classificeren
Vat samen wat bekend is over een object en vermeldt de eenheden die buiten onmiddelijke waarneming liggen
Kan worden gebruikt om toekomstige feiten te voorspellen
Model: Weergave van systeem met als doel het systeem te kunnen onderzoeken (hulpmiddel om theorie overzichtelijk te maken).
Er zijn drie soorten modellen
1. Beschrijvend model: beschrijft het gedrag van elementen in het systeem op de plekken waar de theorie ontoereikend is of
niet bestaat
2. Verhelderend model: breidt de toepassing van al ontwikkelde theorieën uit of verbetert het begrip van hun concepten
3. Simulatiemodel: verduidelijkt de structurele relaties tussen concepten
Een model kan statisch of dynamisch zijn
Statisch model: geeft het systeem weer op een specifiek moment in de tijd
Dynamisch model: geeft de ontwikkeling van het systeem door de tijd heen en weer
, 1.2 D ATAVERZAMELING
Er zijn drie dimensies die de dataverzamelingsmethode bepalen
1. Communicatie: de onderzoeker neemt het gedrag van de respondenten op en aanschouwt hun reacties
Observatie: de onderzoeker observeert responten zonder dat er direct contact is
2. Kwalitatief: informatie wordt verzameld aan de hand van individuele interviews of observatie van respondenten
Kwantitatief: informatie wordt verzameld aan de hand van gestructureerde interviews of gestructureerde observaties
3. Primair: informatie wordt door de onderzoeker zelf gegenereerd
Secundair: er wordt gebruik gemaakt van al bestaande informatie
Communicatieonderzoek: Het gedrag van mensen wordt opgenomen en de onderzoeker aanschouwt de reacties van deze mensen
Voordelen van communicatieonderzoek:
Het is een veelzijdige methode
Abstracte informatie kan verder geconcretiseerd worden door verder te vragen
De onderzoeker kan dieper ingaan op de overtuigingen van respondenten
Het kan toegepast worden wanneer er sprake is van onbewuste informatie
Nadelen van communicatieonderzoek:
Het kan zich voordoen dat de respondent niet over de juiste informatie beschikt
Het kan zich voordoen dat de respondent geen mening heeft over een onderwerp
Het kan zich voordoen dat de respondent vragen verkeerd interpreteerd
Het succes van het onderzoek is afhankelijk van in hoeverre de respondent meewerkt
Een succesvol communicatieonderzoek voldoet aan drie voorwaarden:
I. De respondent beschikt over de informatie waar naar gevraagd wordt
II. De respondent begrijpt zijn rol (=nauwkeurige informatie leveren)
III. De respondent is voldoende gemotiveerd om mee te werken
Om er zeker van te zijn dat de respondent voldoende gemotiveerd is, moet de onderzoeker het volgende zeker stellen:
De respondent ziet het nuut van het onderzoek in
De respondent moet zich volledig vrij voelen
Het onderzoek bevat een goede instructie
De band met de respondent is goed gedurende het onderzoek
Non-resons error: Als de reacties van respondenten op een systematische manier verschillen van de reacties van niet respondenten.
Er zijn twee soorten non-respons
1. Toevallige non-respons: de respondenten en de non-respondenten verschillen niet op belangrijke variabelen,
waardoor de resultaten van het onderzoek niet een ander beeld zullen geven
2. Systematische non-respons: de respondenten en de non-respondenten verschillen wel op belangrijke variabelen wat
resulteert in een vertekend beeld van de werkelijkheid
Een non-response error ontstaat wanneer:
de onderzoeker de respondent niet kan lokaliseren
de onderzoeker de respondent niet over kan halen tot deelneming
de respondent in een deel van het onderzoek niet reageert
Hierdoor wordt de uitslag van het onderzoek beïnvloed n het resultaat minder geloofwaardig
Non-response errors kunnen op drie manieren geminimaliseerd worden
1. Call-back procedures: de respondent herinneren mee te doen aan het onderzoek (brief, e-mail, telefoongesprek)
2. Nieuwe subpopulatie: de onderzoeker behandelt niet alle niet-respondenten als een nieuwe subpopulatie, kan leiden tot bias
3. Vervangen: de niet-respondent wordt vervangen door een andere respondent
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper leoniekoelma. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,99. Je zit daarna nergens aan vast.