Leerstof T-stroom medicatieveiligheid
Nursing.nl:
Een arts schrijft medicijnen voor, op basis van indicatie, rekening houdende met contra-indicaties en
mogelijke interacties. Als de patiënt de medicatie niet zelf kan beheren, is de verpleegkundige
verantwoordelijk voor het aanreiken, toedienen, uitzetten, klaarzetten en beheren van medicijnen,
Medicatieveiligheid:
Medicatieveiligheid gaat over alle activiteiten die zijn gericht op juiste voorschrijving, aflevering en
gebruik van geneesmiddelen. Met als doel dat:
- De juiste cliënt;
- Het juiste medicijn;
- Op de juiste tijd;
- In de juiste hoeveelheid en dosering;
- En op de juiste wijze krijgt toegediend.
Medicatiefout:
Een medicatiefout is elke fout in het proces van voorschrijven, ter hand stellen/afleveren,
opslag/beheer, gereedmaken, toedienen/registreren en evalueren, ongeacht of er schade is opgetreden.
Veelvoorkomende oorzaken zijn:
- Geen duidelijke toedienlijst: niet weten wat te moeten geven;
- Zelf maken van een medicijnlijstje: de gegevens zijn niet goed overgenomen;
- Storingen tijdens het werken met medicatie: onvoldoende aandacht bij de voorbereidingen en
het toedienen van de medicijnen;
- Geen duidelijke afspraken in het zorgleefplan: voor de toediener is niet duidelijk waar hij/zij
verantwoordelijk voor is;
- Geen goede toedienregistratie: er is niet afgetekend, dus is het niet duidelijk of de cliënt
medicatie heeft gekregen;
- De instructie is niet duidelijk: toediener weet niet waarop te letten;
- Geen kennisgenomen van de bijsluiter: toediener weet niet wat hij/zij geeft;
- Geen volledig ingevuld uitvoeringsverzoek bij injecties: er zijn onvoldoende gegevens om
verantwoord te handelen.
Bijwerkingen en interactie:
Omdat de werkzame stoffen van een geneesmiddel door het hele lichaam zitten, kan er ook een
ongewenste lichamelijke reactie op een niet beoogde plek optreden. Veel voorkomende bijwerkingen
zijn duizeligheid, hoofdpijn en maag- en darmklachten, zoals diarree en buikpijn. Ook kan iemand
allergisch of overgevoelig zijn voor geneesmiddelen, wat zich kan uiten in jeuk, huiduitslag of
benauwdheid.
,Bij gelijktijdig gebruik van meerdere medicijnen kunnen deze elkaars werking positief of negatief
beïnvloeden (interactie). Dit kan ook gebeuren tussen receptmedicijnen en zelfzorgmedicijnen en tussen
zelfzorgmedicijnen onderling. Ook interactie met voedsel of dranken is mogelijk, zoals alcohol, melk of
grapefruitsap. Een probleem – vooral bij ouderen – is polyfarmacie: het gebruik van meerdere
medicijnen.
Afhankelijkheid en verslaving:
Volgens de DSM 5 TR2 is afhankelijkheid of misbruik van een middel een patroon van onaangepast
gebruik van een middel dat significante beperkingen of lijden veroorzaakt. Zoals: het midden wordt
langer – of in hogere dosering – gebruikt dan gepland. Soms treden ook fysiologische verschijnselen op,
zoals tolerantie: de patiënt heeft steeds meer nodig om hetzelfde effect te bereiken. Er kan ook sprake
zijn van selectieve tolerantie, bijvoorbeeld: na enkele dagen opioïd gebruik blijft het pijnstillend effect
en verdwijnt de misselijkheid. Bij gebruik van een middel dat alleen gericht is op vermindering van een
gezondheidsprobleem, zoals pijn, is geen sprake van verslaving. Wel kan lichamelijke afhankelijkheid
ontstaan. Dit betekent dat bij plotseling staken van het middel lichamelijke ontwenningsverschijnselen
zijn te verwachten.
Oplaaddosis, insluipen, uitsluipen:
Bij een medicamenteuze behandeling moet de gewenste concentratie van het geneesmiddel zo snel
mogelijk de bloedbaan bereiken. Soms is daarvoor een hogere aanvangsdosering (oplaaddosis) nodig
(zoals bij digoxine, en anticoagulantia, zoals acenocoumarol, fenprocoumon, warfarine).
Insluipen is het geleidelijk verhogen van de dosis in de loop van dagen of weken. Onder meer om de
kans op bijwerkingen te verminderen. Doorgaans is bij het stoppen met medicatie de plasmaspiegel na
vijf keer de halfwaardetijd zo laag dat geen effecten meer optreden. Bij sommige geneesmiddelen is
uitsluiping (geleidelijk verlagen van de dosis) nodig om onttrekkingsverschijnselen of het
reboundfenomeen te voorkomen. Bijvoorbeeld bij anti-epileptica en corticosteroïden. Het
reboundeffect houdt in dat na staken van het middel, de symptomen waarvoor het middel werd
gebruikt (tijdelijk) terugkeren, soms in hevigere mate.
Halfwaardetijd:
De halfwaardetijd is de tijd waarna nog maar de helft van het geneesmiddel in het bloed is. Enige tijd na
inname wordt een evenwicht bereikt: de ‘steady state’. De opgenomen hoeveelheid geneesmiddel is
dan gelijk aan de hoeveelheid die wordt uitgescheiden. Als de steady state hoger wordt – bijvoorbeeld
door het verhogen van de dosis -, kan dat ertoe leiden dat je buiten het therapeutisch gebied komt.
Hiermee stijgt het risico op toxiciteit, en dus ernstige bijwerkingen.
NHG veilige principes van medicatietoediening VVT:
Totaal overzicht:
Stap 1, voorschrijven en algemeen:
o Cliënt heeft relevante informatie aan arts en apotheker.
, o Arts stelt diagnose en schrijft een recept met inachtneming van actueel
medicatieoverzicht.
o Apotheker verwerkt recept en voert medicatiebewaking uit.
o Arts, apotheker en/of zorgmedewerker signaleren en bespreken zo nodig met cliënt of
zij zijn eigen medicatie wil en kan beheren.
o Er is een procedure om met de cliënt in gesprek te gaan over medicatiebeheer en
besluitvorming over beheer.
o Met de cliënt is besproken en er zijn afspraken vastgesteld in het dossier wat de
verantwoordelijkheid is van de cliënt en/of van de zorgverleners bij (gehele of
gedeeltelijke) overname van medicatiebeheer.
o Er zijn afspraken tussen zorgorganisatie, apotheker en arts over het medicatieproces.
o De zorgorganisatie heeft een medicatiebeleid opgesteld met o.a. taken en
verantwoordelijkheden.
o Cliënt, arts, apotheker, zorgorganisatie, zorgmedewerker dragen zorg voor overdracht
van medicatiegegevens.
Stap 2. Ter hand stellen (afleveren):
o Apotheker draagt zorg voor actueel medicatieoverzicht en toedienlijst.
o Apotheker levert medicatie zoveel mogelijk aan via GDS.
o Er zijn afspraken gemaakt tussen apotheker en cliënt (bij thuiszorg) of zorgorganisatie
(intramurale zorg – verzorgingshuis/verpleeghuis) over logistiek van medicatie, inclusief
1e uitgifte.
o Er zijn afspraken tussen arts, apotheker, cliënt of zorgorganisatie over verwerken van
wijzigingen in de medicatie.
o Medicatie (met medicatieoverzicht en toedienlijst) wordt door de apotheker thuis
bezorgd, indien de cliënt of mantelzorger niet in staat is deze zelf op te halen.
Stap 3, opslag/beheer:
o Apotheker en thuiszorg-cliënt (indien cliënt niet zelf kan terugbrengen) of intramurale
zorgorganisatie hebben afspraken gemaakt over ophalen van retourmedicatie.
o Thuis: cliënt bewaart medicatie op passende wijze conform bewaaradvies van apotheek;
huisarts en/of zorgmedewerker signaleren eventueel problemen en bespreken deze met
cliënt.
o Intramuraal: de zorgorganisatie draagt zorg voor een ruimte waar medicatie veilig en op
passende wijze kan worden opgeslagen conform bewaaradviezen apotheek.
o Intramuraal met behandeling: er is een beleid voor een werkvoorraad niet-op-naam-
gestelde geneesmiddelen, en er wordt conform dit beleid gewerkt.
Stap 4, gereed maken:
o Zorgorganisatie, arts en apotheker hebben afspraken gemaakt over de procedure ‘voor
toediening gereed maken’.
o De zorgmedewerker maakt medicatie gereed volgens de geldende voorschriften.
o De zorgorganisatie draagt er zorg voor dat medicatie wordt gereed gemaakt en
toegediend door medewerkers die bekwaam en bevoegd zijn.
o Zorgmedewerkers dragen daarnaast ook zelf zorg voor het op peil houden van hun
bekwaamheid en bevoegdheid.