SAMENVATTING HOORCOLLEGES BAS 4
1.01 - KRAAKBEEN
De richting van spongieus botweefsel wordt bepaald door de belasting die op het
gewricht rust. De beenbalkjes van spongieus botweefsel zijn heel goed in staat om
compressiekrachten op te vangen. Hierbij werkt het spongieus botweefsel heel goed
samen met het gewrichtskraakbeen.
Bij een aantasting (artrose) van het kraakbeen, kan kraakbeen de
compressiekrachten niet goed meer weerstaan. Doordat het kraakbeen helemaal
vervormd en afgebroken is komen de compressiekrachten terecht op botweefsel. Dat
botweefsel is ook niet in staat om de krachten op te vangen, waardoor het
langzamerhand aangetast gaat worden. Naast het verdwijnen van bot door artrose
kan bot door artrose ook op andere plekken weer aangroeien. Dit is overigens niet
bevorderend voor de werking van een gewricht
,De algemene opbouw van kraakbeen en bindweefsel:
Kraakbeen bestaat uit cellen. De zogeheten kraakbeencellen bestaan uit twee
soorten cellen: de chondroblasten en de chondrocyten. “Blast” staan voor een
jonge, actieve cel. “Cyt” staat voor een minder actieve cel. Chondrocyten komen
het meest voor in het volwassen kraakbeen. In dit gewrichtskraakbeen delen de
chondrocyten zich niet meer. Chondrocyten vervangen wel onderdelen van het
kraakbeen, alleen dat gaat in een heel laag tempo.
Tijdens de groei wordt kraakbeen groter. Bij dit proces heb je actieve cellen nodig. In
dit geval zijn de chondroblasten vooral actief. Chondroblasten komen ook in
volwassen kraakbeen voor, maar dan vooral in het vezelige kraakbeen.
De chondrocyten en de chondroblasten maken de tussenstof/matrix. Dit is de
collagene substantie die zich tussen de cellen bevindt. In deze matrix heb je de
grondsubstantie en de vezels. De grondsubstantie bestaat uit water en
proteoglycanen. De vezels bestaan uit collegene vezels en elastine vezels.
Het verschil tussen het collagene bindweefsel en het kraakbeen-bindweefsel zit hem
vooral in de bouw van de proteoglycanen en het percentage water dat aanwezig is.
Ook is er een variatie in de hoeveelheid collagene en elastine vezels die in het
weefsel aanwezig is.
, TYPEN KRAAKBEEN
Het eerste type kraakbeen is hyalien kraakbeen. Dit is ook wel het
gewrichtskraakbeen. Dit kraakbeen heeft als functie om de druk -en schuifkrachten
op te vangen. Gewrichtsoppervlakken glijden tijdens belasting namelijk langs elkaar.
Hyalien kraakbeen bestaan uit veel collagene vezels. Het type collageen in hyalien
kraakbeen is daarentegen anders dan in collageen bindweefsel. In hyalien
kraakbeen zit vooral collageen type 2, dit is een veel dunner type collageen. Verder
zitten er veel proteoglycanen. Die collagene vezels en proteoglycanen zijn geladen.
Door de lading die ze hebben trekken ze water aan. Vooral proteoglycanen hebben
een hele watermantel om hun heen. Hyalien kraakbeen kan zich niet aanpassen en
herstellen.
Het tweede type kraakbeen is het vezelig kraakbeen (fibrocartilage). Vezelig
kraakbeen bestaat uit veel collagene vezels, het kan dus veel weerstand bieden
tegen rek. In tegenstelling tot hyalien kraakbeen, kan vezelig kraakbeen zich wel
herstellen. In vezelig kraakbeen zitten dus ook meer chondroblasten. Vezelig
kraakbeen bevindt zich in het kaakgewricht, in de meniscus en aan de
aanhechtingen van pezen en ligamenten aan bot.
Ten slotte heb je nog elastisch kraakbeen. In elastisch kraakbeen zitten veel
elastine vezels. Elastisch kraakbeen is heel goed vervormbaar en komt ook makkelijk
weer terug in de oorspronkelijke positie. Elastisch kraakbeen zit bijvoorbeeld in de
oorschelp en in het tussenschotje van je neus.
Hyalien kraakbeen
Rondom een chondrocyt zit een hofje. In dat hofje
bevinden zich veel proteoglycanen en weinig
vezels. De proteoglycanen hebben, zoals gezegd,
grote watermantels. De vezels die in het hofje
ontbreken, zitten vooral tussen de chondrocyten in.
De bovenste laag van het plaatje is het
perichondrium. Dit is een bindweefselvlies
rondom het kraakbeen. In het perichondrium
bevinden zich daarom ook fibroblasten. In
gewrichtskraakbeen is het perichondrium afwezig.
In vezelig kraakbeen zijn de
collagene vezels in grotere
hoeveelheden en ook dikker
aanwezig. In vezelig kraakbeen zit
vooral collageen type 1.
Vezelig kraakbeen
,Gewrichtskraakbeen is uitermate geschikt om compressiekrachten op te vangen.
Gewrichtskraakbeen bevat daarentegen geen bloed -en lymfevaten. Dit omdat
iemand dan te veel bloedingen zou krijgen als er compressiekrachten op een
gewricht uitgeoefend zouden worden. In gewrichtskraakbeen zitten er verder ook
geen zenuwvezels. Ook dit heeft een reden. Mochten er wél zenuwvezels zich
bevinden in het kraakbeen, dan zou het uitoefenen van compressiekrachten
vervolgens ook pijnklachten veroorzaken.
Gewrichtskraakbeen is heel veerkrachtig, vormherstellend en stevig.
Gewrichtskraakbeen vangt compressiekrachten op, samen met het spongieuze
botweefsel. In het gewrichtskraakbeen bevindt zich veel intercellulair water. Dit water
dit daarentegen gebonden en gevangen. Hierdoor dient het als een soort elastisch
stootkussen. Slijtage van gewrichtskraakbeen wordt voorkomen door een nagenoeg
perfect gewrichtsprofiel en door optimale smering. Deze smering wordt verzorgd door
het synoviale membraan, die synoviaal vloeistof aanmaakt.
Bewegen is belangrijk voor het gezond houden van kraakbeen. Bewegen stimuleert
namelijk de voeding en de smering van het kraakbeen. Bewegen stimuleert de
voeding van de chondrocyten. Bij een beweging vindt er een afvlakking van
kraakbeen plaats. Daardoor verplaatst het water dat onder het kraakbeen zit zich.
Tussen dat water zitten voedingsstoffen. Dus doordat het water als het ware een
zetje krijgt, worden die voedingstoffen ook verspreid en komen ze makkelijker terecht
bij de chondrocyten, deze voeding gaat daarentegen erg traag. De afvalstoffen
worden door de beweging vervolgens de andere kant op gestuurd. Door het
bewegen wordt ook het smeermiddel beter verspreid doordat de kop en de kom ten
opzichte van elkaar bewegen.
SCHEMATISCHE BOUW GEWRICHTSKRAAKBEEN – HET ARCADENMODEL
1. Zona superficialis
- Absorbeert schuifkrachten en reduceert
wrijvingskrachten
2. Zona intermedia
3. Zona radiata
- Absorbeert compressiekrachten
4. Zona calcificata
- Stabiliseert gewrichtskraakbeen door
verbinding met spongieus bot
Chondrocyten
,In de matrix van gewrichtskraakbeen bevinden zich proteoglycaanagregaten
(aggrecanen) en collagene fibrillen. Door de negatieve lading van de
glycosaminoglycanen, die aan de eiwitketen vastzitten, hecht water zich aan de
aggrecanen. Hierdoor hoort water ook nog bij de matrix van gewrichtskraakbeen.
Verder zijn de collagene fibrillen positief geladen, waardoor zij ook aan de
glycosaminoglycanen hechten.
De collagene fibrillen remmen de zwelling omdat de aggrecanen het water opnemen.
Er ontstaat daarentegen wel een zwelling. Deze zwelling brengt de collagene fibrillen
op rek, waardoor ze als een soort stootkussen gaan fungeren.
Het gewrichtskapsel bestaat uit twee lagen. Het membrana fibrosa en het
membrana synovialis. Het membrana fibrosa bestaat uit collageen bindweefsel en
is de buitenste laag. Het membrana synovialis is de binnenste laag. De membrana
synovialis bestaat uit allemaal plooien. Door deze plooien kan er een groter
oppervlakte aanwezig zijn. Dit is voordelig voor het produceren van voedingsstoffen
en het afvoeren van afvalstoffen. Het membrana synovialis produceert en resorbeert
dus synovia via de cellen binnenin haar eigen laag.
De membrana synovialis
bestaat dus nog uit twee
lagen: de intima en de
subintima.
In de intima zijn twee typen
cel aanwezig. De ene cel is
gespecialiseerd in het
produceren van synovia,
terwijl de andere
gespecialiseerd is in het
resorberen van synovia.
De subintima is losmazig bindweefsel. In de subintima is een goede doorbloeding
aanwezig. Deze goede doorbloeding is nodig in verband met de productie van de
synovia.
,Gewrichtskraakbeen is niet zo glad als dat het met het blote oog lijkt. In
gewrichtskraakbeen bevinden zich allemaal kleine putjes die gevuld zijn met synovia.
Synovia zorgt ervoor dat de belasting op het gewricht verminderd wordt. Het zorgt er
immers voor dat de kop beter glijdt ten opzichte van de kom.
Synovia vormt een eenheid met het gewrichtskraakbeen. Het zorgt voor de voeding
van de chondrocyten en het verbetert de smering tussen de kop en de kom van een
gewricht. Synovia is een heldere en stroperige vloeistof. Het dient dus als een soort
smeermiddel tussen gewrichtsuiteinden. Synovia zorgt voor een variabele
viscositeit. Dit betekent dat de stroperigheid van de synovia niet altijd hetzelfde is.
- De viscositeit daalt als gevolg van afschuifkrachten (kop beweegt t.o.v.
kom). Hierdoor krijg je minder wrijving door de beweging
- De viscositeit stijgt op de plekken waar er minder beweging in een
gewricht plaatsvindt. Mocht dit niet gebeuren wordt er synovia tussen de
gewrichtsuiteinden uitgeperst.
,Bij artrose is er een aantasting van het gewrichtskraakbeen en het onderliggende
bot. Artrose wordt ook wel arthrosis deformans genoemd omdat het op den duur leidt
tot de vervorming van een gewricht. Artrose is ook wel een gewrichtsontsteking.
Artrose wordt gerekend tot een reumatische aandoening. Het ziektebeeld is
daarentegen niet te vergelijken met het ziektebeeld met dat van onstekingsreuma.
Epidemiologie artrose
Artrose is een chronische progressieve gewrichtsaandoening. De belangrijkste
symptomen van artrose zijn:
- Pijn
- Stijfheid
- Beperkte ROM
- Spierzwakte (secundair)
▪ Pijn en stijfheid leiden ertoe dat een persoon minder gaat bewegen.
Hierdoor worden de spieren zwakker en neemt de belastbaarheid
van een persoon af
Artrose is dus een gewrichtsaandoening, niet alleen een aandoening van het
kraakbeen. Door artrose gaat een gewrichtsfunctie achteruit. Een gewricht bestaat uit
drie delen. Hieronder de invloed van artrose op die delen
- Kraakbeen
▪ Eerst lokale laesies, later progressief verlies
- Spongieus bot
▪ Vervorming, woekering en fissuur als gevolg van de
compressiekrachten
- Kapsel
▪ Rek en secundaire ontsteking van de membrana synovialis door
kraakbeenfragmenten
▪ Hierdoor ontstaat er pijn en een verminderde kwaliteit van de
synovia
,Door artrose wordt de gewrichtsfunctie verstoord. De kop schuift meer dan dat het
rolt in de kom. Hierdoor komt een gewricht eerder in de eindstand, wat verder weer
leidt tot een bewegingsbeperking. Ook komen het kapsel en de ligamenten eerder op
rek te staan, wat ook weer leidt tot een bewegingsbeperking.
Artrose kent verschillende risicofactoren, deze staan hieronder op een rijtje:
- Leeftijd, geslacht (vrouwen krijgen eerder artrotische verschijnselen) en
erfelijkheid
- Obesitas
▪ Gewichtsverlies leidt tot artrosepreventie
- Beroep of sport
- Trauma
▪ Bijvoorbeeld bij meniscusletsel, de aanpassing van het kraakbeen
aan de veranderde belasting kan beperkt zijn
- Ontwikkelingsstoornis
- Reuma
▪ Kraakbeen raakt beschadigt door ontsteking
- Diabetes en andere metabole stoornissen
- Blessures
Bij artrose is er een beschadiging van de collagene vezels, dit heet ook wel fibrillatie.
Deze fibrillatie wordt door verschillende dingen veroorzaakt:
- De collagene vezels houden normaalgesproken het water in de matrix
keurig op zijn plaats. Als deze vezels daarentegen beschadigd zijn, wordt
de zweldruk van het water te groot en treden er blaren op.
- Er komen fragmenten door beschadiging van de proteoglycanen en het
water in de gewrichtsholte. Hierdoor gaat de smeringskwaliteit omlaag en
treedt er meer rollen op in het gewricht
- Kleine stukjes proteoglycaan nestelen zich tussen de kop en de kom
waardoor er wrijving ontstaat
- Er komen meer en kleinere proteoglycanen (door de chondrocyten)
waardoor kraakbeen beter indrukbaar wordt
Weefselbeschadiging zorgt voor een ontstekingsreactie in het kraakbeen waardoor
de kans op artrose ook nog eens toeneemt
Als er kleine kraakbeenlaesies zijn, dan worden deze laesies opgevuld met matrix.
De kwaliteit van dat matrix is daarentegen minder. Hierdoor ontstaat er een zwakke
plek. Deze zwakke plekken raken weer makkelijker beschadigd bij bewegen,
waardoor artrose ook sneller optreedt.
Bij grote kraakbeenlaesies zakt het spongieuze bot in en gaat woekeren. Hierdoor
wordt het gewrichtsprofiel verstoort waardoor de kans op artrose groter wordt.
Ten slotte komt er door veroudering minder water en meer cross links tussen de
matrixmoleculen. Hierdoor wordt het kraakbeen stijver en brozer en raakt het sneller
beschadigd. Vanzelfsprekend ligt artrose dan sneller op de loer.
,Wat te doen bij artrose:
, HC 1.02 – RICHTLIJN DEEL 1
Voor artrose aan de heup en de knie zijn er enkele classificatiecriteria. Aan de hand
van deze criteria kan je artrose in- of uitsluiten. Hieronder de classificatiecriteria voor
heup- en knieartrose van de ACR:
Artrose kent verschillende risicofactoren, deze staan hieronder op een rijtje:
- Leeftijd, geslacht (vrouwen krijgen eerder artrotische verschijnselen) en
erfelijkheid
- Obesitas
▪ Gewichtsverlies leidt tot artrosepreventie
- Beroep of sport
- Trauma
▪ Bijvoorbeeld bij meniscusletsel, de aanpassing van het kraakbeen
aan de veranderde belasting kan beperkt zijn
- Ontwikkelingsstoornis
- Reuma
▪ Kraakbeen raakt beschadigt door ontsteking
- Diabetes en andere metabole stoornissen
- Blessures
Risicofactoren voor knieartrose zijn vooral overgewicht, spierzwakte, zitten in
hurkhoudingen en laxiteit (hypermobiliteit).
Risicofactoren voor heupartrose zijn vooral etniciteit en genetische aanleg.