Dictaat Farmacotherapie
HC-1 Introductie
• Farmacie = de wetenschap van de geneesmiddelen.
• Farmacologie = de wetenschap naar de effecten van geneesmiddelen in het menselijk
lichaam (humaan).
• Farmacotherapie (geneesmiddelentherapie) = het voorschrijven van geneesmiddelen.
o Hoeft niet betrekking te hebben op slechts 1 geneesmiddel: interacties,
dubbelmedicatie.
o Hoeft niet betrekking te hebben op slechts 1 aandoening: contra-indicaties.
Waarom farmacotherapie?
Farmacotherapie is belangrijk voor medicatieveiligheid en het voorkomen van geneesmiddel-
gerelateerde ziekenhuisopnamen. We kijken naar leeftijd, gewicht, precieze indicatie, bijwerkingen,
interacties (geneesmiddel-geneesmiddel), contra-indicaties (geneesmiddel-aandoening). Er wordt
dus meer rekening gehouden met de kenmerken, bijzonderheden en de conditie van de individuele
patiënt.
Doel = de optimale behandeling van patiënten met geneesmiddelen. Kennis farmacotherapie, begrip
en ervaring (toepassen in praktijk komt later) → geïndividualiseerde farmacotherapie.
Streven = een zo gunstig mogelijk interactie tussen de patiënt en een geneesmiddel met als doel een
maximum aan gewenst effect en zo min mogelijk bijwerkingen.
Wat maakt toepassing van optimale farmacotherapie complex?
• Toename van het aantal geneesmiddelen → meer mogelijkheden voor therapie op maat.
• Zoveel geneesmiddelen: welke kies ik en welke is de beste?
• Keuzeproces geneesmiddelen wordt steeds complexer:
o Prescriptiebeleid varieert – voorbeeld: antibioticum beleid varieert per regio.
o Kosten van geneesmiddelen zijn hoog: wat wordt wel vergoed en wat niet?
Een probleem bij farmacotherapie is dat het onderzoek in bijzondere patiëntengroepen vaak
minimaal is. Jonge mannen van een westerse afkomst worden meestal onderzocht, terwijl dit niet
altijd de mensen zijn die de geneesmiddelen gebruiken. Bijzondere patiëntengroepen zijn kinderen,
ouderen of een specifieke doelgroep met een bepaalde aandoening (zwangere vrouwen). Deze
groepen worden minder goed onderzocht in klinisch onderzoek en dus is farmacotherapie lastig.
Formularia: veelal gestandaardiseerde aanbevelingen gebaseerd op klinisch-farmacologisch
onderzoek. Naar schatting moet bij 30-50% van de patiënten worden afgeweken.
Tentamen: per ziektebeeld de samenvatting van de NHG-standaard leren.
,HC-2 Pathofysiologie Diabetes Mellitus
Fysiologie
Diabetes heeft te maken met een te lage of te hoge bloedsuikerspiegel. Glucose is hierbij het
belangrijkst. Glucose zit in onze voeding, als we eten gaat de bloedsuikerspiegel omhoog. Te veel
suiker in de bloedbaan is niet goed voor je, dus wordt opgeslagen in je vetcellen of in spieren. Om dit
glucose hierin op te slaan, hebben we insuline nodig.
Insuline productie
Insuline wordt geproduceerd in de alvleesklier, in de eilandjes van Langerhans, door de bètacellen.
Het is een eiwitketen of peptidehormoon wat relatief groot is. Bij diabetes patiënten is er een
probleem met het eiwit insuline, kan insuline niet worden geproduceerd of wordt het op de
verkeerde manier geproduceerd.
Insuline secretie (belangrijk)
Er moet iets gebeuren om de productie van insuline op gang te laten komen. Als je glucose in de
bloedbaan hebt, kan dit via de GLUT2 (glucose transporter 2) de bètacel in gaan. Via een aantal
metaboliserende reacties wordt glucose omgezet in G6P (glucose-6-fosfaat) door het enzym
glucokinase. Hierdoor kan glucose gebruikt worden om ATP te produceren (energie). ATP zorgt
ervoor dat de kaliumkanalen die ervoor zorgen dat kalium de cel verlaat, dicht gaan. Omdat kalium
de cel niet meer kan verlaten, krijgen we een ophoping van kalium in de cel en ontstaat er
depolarisatie van de cel. Hierdoor openen calciumkanalen en stroomt er veel calcium de cel in. Dit
calcium bindt aan de insuline in de bètacel, wat zorgt voor exocytose. Zo komt insuline vrij.
Glucose regulatie (niet heel belangrijk)
Als je veel glucose hebt, produceer je ook veel incretins. Incretins zijn darmhormonen (GIP en GLP-1)
die zorgen voor de vertering van eten en de bloedsuikerspiegel enigszins gecontroleerd wordt.
Insuline zorgt ervoor dat het glucose in de bloedbaan wordt opgenomen in vetcellen en spiercellen.
Daarnaast zorgt het ervoor dat deze cellen geen glucose meer vrijlaten en produceren.
Bij te weinig glucose, wordt glucagon geproduceerd. Dit zorgt ervoor dat opgeslagen glucose vrijkomt
en er nieuwe glucose wordt aangemaakt (gluconeo-genesis).
,Pathofysiologie
Er zijn verschillende typen:
• DM Type I
• DM Type II
• Diabetes insipidus
Diabetes Mellitus Type I
= auto immuunreactie: het immuunsysteem valt de bètacellen van de eilandjes van Langerhans aan.
Het gevolg hiervan is een:
• Lage concentratie insuline in het bloed.
• Hoge concentratie glucose in het bloed
• Lage concentratie glucose in de cellen.
Symptomen:
• Veel dorst en een droge mond.
• Vaak plassen, ook bedplassen.
• Gewichtsverlies.
• Constant hongerig.
• Vermoeidheid.
• Verminderd zicht.
Diabetes Mellitus Type II
= een inadequate productie van insuline en het lichaam kan niet voldoende reageren op deze
vrijgekomen insuline. Het kan ook zo zijn dat er te weinig insuline of de verkeerde insuline wordt
geproduceerd. De bètacellen werken nog en er is niet persee iets mis met de alvleesklier.
• Veel dorst en een droge mond.
• Vaak plassen.
• Vermoeidheid.
• Prikkelend gevoel in handen en voeten.
o Te weinig bloed naar organen.
• Verminderd zicht.
, Risicofactoren
DM type I: zijn er eigenlijk niet, het is een aangeboren afwijking.
DM type II:
• Leeftijd > 45 jaar.
• BMI ≥ 27 kg/m2.
• Genetisch belast (broers/zussen), wel minder dan bij DM type I.
• Hypertensie (systolische bloeddruk) > 140 mmHg.
• Roken.
• Mensen van Turkse, Marokkaanse of Surinaamse afkomst.
• Hindoestaanse afkomst > 35 jaar.
Prevalentie (niet heel belangrijk)
Diabetes is een aandoening die vroeger weinig voorkwam. Er waren DM type I patiënten en enkele
oudere DM type II patiënten. De kans op het ontwikkelen van diabetes neemt steeds meer toe door
een ongezonde levensstijl. Door te ongezond en te veel te eten, geef je het lichaam niet de kans om
de bloedsuikerspiegel te laten dalen. Als het lichaam continu jaren lang hard moet werken om de
bloedsuikerspiegel te controleren, raken je bètacellen letterlijk uitgeput en krijg je ineens de eerste
symptomen van DM type II. Soms kan je dit door gezond te gaan leven weer terugdraaien.
Gevolgen (belangrijk)
Ketoacidose
Als je geen insuline produceert, kan je het glucose niet uit de bloedbaan halen. Als je dan energie
nodig hebt, kan je lichaam geen glucose gebruiken en dus zal het de spiercellen en vetcellen gaan
gebruiken om energie te produceren. Patiënten met hyperglykemie (te veel suiker in bloedbaan)
zullen dus afvallen. Spier- en vetcellen zullen worden verbrand. Dit leidt tot ketobodies, een soort
gemetaboliseerde vetzuren die gebruikt kunnen worden voor energie. Door deze een langere
periode te produceren, ontstaat acidose wat leidt tot de aanmaak van bepaalde hormonen.
Ketoacidose → stress situatie van het lichaam door het verbranden van spier- en vetcellen. Bepaalde
hormonen en eiwitten worden geproduceerd wat zorgt voor een stressreactie.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper fleurvdende. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.