1.2 welke kosten tellen mee?
Verschil consumeren en investeren
-Consumeren= Product aanschaffen om er zelf van te genieten. Het product wordt aangeschaft door
de eindgebruiker, het is dus niet aangeschaft om er mee te produceren.
-Investeren= Het aanschaffen van een product door een bedrijf. De investeerder wil het aangeschafte
product gebruiken om er mee te produceren/ voor het productieproces. Die producten noem je
kapitaalgoederen
-Schaars= In het dagelijkse spraakgebruik betekent het als er gebrek is aan iets, zoals gebrek aan eten
in de hongersnood (absolute schaarste). In de economie is een product schaars als er een offer of
inspanning moet worden geleverd om het te verkrijgen (relatieve schaarste). In de economie is het
offer voor een schaars product meestal geld. Goederen waarvoor geen schaarse middelen worden
opgeofferd, noemen we vrije goederen
Alternatief aanwendbare middelen= Middelen die je kunt inzetten op meerdere manieren. Maar
soms kun je de alternatief aanwendbare middelen die je gebruikt voor de productie van het ene
product, niet gebruiken voor de productie van een ander product. Een voorbeeld hiervan is de
ingrediënten die je gebruikt voor brood, zijn wel alternatief aanwendbaar, maar je kunt ze niet
allemaal gebruiken voor de productie van koek.
Opofferingskosten
Als we kiezen voor een bepaalde mogelijkheid dan offeren we de waarde van de alternatieven op. De
waarde van datgene wat we opofferen om iets te verkrijgen, noemen we de opofferingskosten. We
kiezen altijd het alternatief met de hoogste waarde (dit hoeft niet een waarde te zijn in geld, maar
kan ook in tijd of moeite). De opofferingskosten bestaan dus uit de waarde van het op een na beste
alternatief. Een goed besef van de opofferingskosten kan helpen bij het bepalen van de uiteindelijke
voorkeur.
1.3 Het budget, wat koop je ervoor?
Voorbeeld
Je hebt een budget van 10 euro
Dit wil je uitgeven aan 2 bepaalde dingen, bijvoorbeeld aan belminuten
(0,20$ per belminuut) en MB’s (0,08$ per MB).
Als je wil weten welke combinaties er mogelijk zijn van 2 producten die je
maximaal met een gegeven budget en gegeven prijzen van de producten kan
kopen, kun je een budgetvergelijking gebruiken (10= 0,20b+0,08m).
De grafische voorstelling hiervan noemen we een budgetlijn. Deze lijn geeft
alle mogelijke combinaties aan, welke het wordt hangt af van de voorkeuren.
, Als de voorkeuren in de loop van tijd veranderen, kan de combinatie in de loop van tijd ook
veranderen. Als een dergelijke verandering zich voordoet, leidt dit tot een verschuiving over of langs
de budgetlijn. LET OP! EEN VERANDERING IN VOORKEUR HEEFT ECHTER GEEN INVLOED OP DE
LIGGING VAN DE BUDGETLIJN. DIT IS ALLEEN AFHANKELIJK VAN HET BUDGET EN DE PRIJZEN VAN DE
2 PRODUCTEN.
1.3.2 Koopkracht Van het budget
Als je een bepaald budget hebt is dat uitgedrukt in geld, het is nominaal.
De koopkracht (wat en hoeveel hij kan kopen), oftewel reële waarde van zijn budget hangt af van de
prijzen van de producten die hij wil kopen.
Voor de bepaling van veranderingen in reële waarde is niet alleen de verandering van de nominale
waarde, maar ook de verandering van de prijzen van belang.
1.4 De invloed van andermans keuze
De speltheorie
Beslissingen waarvan de gevolgen mede worden bepaald door de beslissingen van andere partijen
vormen het onderwerp van de speltheorie. De situatie waarin beslissingen worden genomen, wordt
daarbij opgevat als een spel.
Het lastige is dat je niet weet welke keuze de andere speler/partij gaat maken. Je beslist tegelijk, dus
je weet niet wat de ander heeft gekozen, ook wel simultaan genoemd.
De spelers
Spelers (hoeft niet persé personen te betekenen) nemen de beslissingen. De informatie is
symmetrisch (spelers weten evenveel van elkaar). De spelers handelen rationeel, ze streven
naar een zo goed mogelijk resultaat, de pay-off.
Pay-off
De pay-off is de verwachte opbrengst van een keuze (de pay-off kan bestaan uit
winst/omzet/tijd/etc.). Hoe hoog de pay-off is, wordt weergegeven in een pay-off matrix, een
opbrengstenmatrix of een resultatenmatrix. De hoogte hangt niet alleen af van de keuze die
1 speler maakt, maar ook van de keuze van de andere speler.
Strategie
De speler kan in verschillende situaties terechtkomen waarbij elke situatie kan vragen om
een andere keuze/strategie. Als een keuze simultaan gemaakt wordt, moeten de spelers een
dominante strategie hebben ( wat het meest oplevert voor de ene speler, ongeacht de keuze
van de andere speler).
(Nash-)Evenwicht
Bij het oplossen van een speltheoretische situatie zoeken we naar een evenwicht. Een
evenwicht is een voorspelling van de uitkomst van een spel. In sommige gevallen is er sprake
van een Nash-evenwicht . Een Nash-evenwicht is een evenwicht waarin de spelers hun
opbrengsten niet kunnen verbeteren door alleen zelf van strategie te veranderen.
1.4.2 Het gevangenendilemma