Hier is een samenvatting van de leerdoelen van medische kennis. Ik heb gebruik gemaakt van de boeken: anatomie en fysiologie, pathologie voor verpleegkundigen en farmacologie 3e editie.
Week 1 – Het zenuwstelsel
Ken je de algemene functies van het zenuwstelsel;
Er zijn vijf algemene functies van het zenuwstelsel:
1. Regulatie van activiteiten van weefsels en organen
Organen en weefsels worden geremd of gestimuleerd in hun activiteiten.
Bijvoorbeeld hard wegrennen in een levensbedreigende situatie
2. Coördinatie van activiteiten van weefsels en organen
weefsels en organen moeten nauwkeurig op elkaar afgestemd zijn zodat er een
optimale samenwerking tot stand komt tussen weefsels binnen een orgaan of tussen
organen onderling.
Bijvoorbeeld verhoogde maagperistaltiek door spiercontracties in de maagwand is
alleen zinvol als tegelijkertijd maagsapproductie door maagsapklieren plaatsvindt.
3. Regulatie en coördinatie van vegetatieve functies
De vijf vegetatieve hoofdfuncties zijn: circulatie, spijsvertering, uitscheiding,
ademhaling en begrenzing door de huid. Deze stelsels moeten in nauwe
samenwerking hun werk doen. Het gebeurt meestal buiten de wil om, je hebt er dus
geen invloed op.
4. Coördinatie van contacten met de buitenwereld
Bewustwording van omstandigheden in de buitenwereld en er eventueel op
reageren. Dit is noodzakelijk voor zelfbehoud.
5. Coördinatie van de psychische functies
Deze functie heeft te maken met bewustzijn en zelfbewustzijn, met leren herinneren,
met stemmingen en emoties, met denken, dromen en fantaseren, met driften en
beheersing, met talent, karakter en creativiteit.
Weet je het onderscheid tussen het animale en het vegetatieve zenuwstelsel;
Het vegetatieve zenuwstelsel wordt ook vaak het autonome of onwillekeurige zenuwstelsel
genoemd. Het zorgt voor de integratie van de vegetatieve functies. Deze functies worden buiten het
bewustzijn gereguleerd. Ook staat het in het teken van de handhaving van homeostase. Het bestaat
uit twee systemen:
o Het sympathische zenuwstelsel is actief wanneer het lichaam arbeid moet verrichten of op
het punt staat dat te doen.
- verhoogt bijvoorbeeld bloeddruk en hartslag
- dempt bijvoorbeeld spijsvertering
o Het parasympatische zenuwstelsel is precies het tegenovergestelde: Het is actief wanneer
het lichaam uiterlijk passief is.
- vertraagt bijvoorbeeld bloeddruk en hartslag
- stimuleert bijvoorbeeld spijsvertering
Het animale zenuwstelsel bestaat uit motorische zenuwen die onder invloed staan van de wil van de
persoon.
Het vegetatieve zenuwstelsel doet dingen dus buiten bewustzijn en het animale zenuwstelsel doet
dingen omdat jij dat wil.
Begrijp je de algemene werking van het zenuwstelsel;
De werking verloopt in een bepaald patroon dat uit drie functionele fasen bestaat:
1. Sensorische input
Een verandering zal door het lichaam waargenomen moeten worden. Deze waarneming
, gebeurd d.m.v. een sensor (een gespecialiseerde cel), vaak verwant aan een zenuwcel. Deze
sensor vertaalt een prikkel in een impuls, deze wordt naar het centrale zenuwstelsel
gestuurd. Het opvangen van prikkels door sensoren heet sensorische input.
2. Verwerking
Dit vindt plaats in het centrale zenuwstelsel. Het begint met het doorgeven van de informatie
naar een bepaalde plaats in de hersenen of het ruggenmerg. Het centrale zenuwstelsel
bepaald hoe het lichaam gaat reageren. De verwerking van de sensorische input heet de
verwerking.
3. Motorische output
Het aansturen door het zenuwstelsel van de effectoren. Wanneer het lichaam gaat reageren
stuurt het centrale zenuwstelsel remmende of stimulerende impulsen naar de organen die
de reactie moeten uitvoeren. Deze organen heten effectoren. (Het zijn altijd spieren of
klieren). Het aansturen door het zenuwstelsel van de effectoren heet motorische output.
Ken je de anatomische en fysiologische indeling van het zenuwstelsel;
In de anatomische indeling onderscheiden we:
o Het centrale zenuwstelsel (CZS): dit bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. De
hersenen bestaan uit: de grote hersenen, tussenhersenen, hersenstam en de kleine
hersenen. De hersenen zijn 98% van het totale zenuwstelsel.
o Het perifere zenuwstelsel (PZS): dit bestaat uit de zenuwen in de rest van het lichaam. PZS
vormen de verbindingswegen tussen het CZS en de rest van het lichaam.
In de fysiologische indeling onderscheiden we:
Integratie
- Bij vegetatieve integratie worden de activiteiten van de vegetatieve organen op ----- elkaar
afgestemd.
- Bij animale integratie gaat het om de integratie van de mens en zijn omgeving
Hiërarchie
Dit heeft te maken met je reflexen. Een reflex komt op een laag niveau tot stand, namelijk in
je ruggenmerg.
Richting van het signaal.
Impulsen gaan vanuit je CZS naar je lichaam maar ook vanuit je lichaam naar het CZS. De
informatie stroom kan dus twee kanten op.
,Ken je de bouw en functie van de verschillende typen cellen van het zenuwweefsel;
Neuronen
3. dendrieten
2. celkern
1. cellichaam
4. axon
5. myelineschede
6. insnoering van Ranvier
7. schwanncel
8. kern van een schwanncel
9. contactpunten met andere cellen
Het axon stuurt informatie van het cellichaam af en de dendrieten sturen informatie naar
het cellichaam toe.
Neuronen zijn essentieel voor de communicatie tussen cellen Er zijn drie type neuronen:
o Sensibele neuronen: dit zijn afferente neuronen, ze vervoeren impulsen vanaf de
sensoren in het lichaam naar het CZS. Het heeft meer één zenuwvezel en hebben dus
ook maar één, soms lange, dendriet die ter hoogte van het cellichaam in tweeën
splitst
o Schakelneuronen (internneuronen): dit zijn zenuwcellen die in het CZS liggen. Hun
taak is om impulsen van de ene op de andere zenuwcel over te dragen. Ze hebben
korte dendrieten en een korte axon. De meeste neuronen in het CZS zijn
schakelneuronen.
o Motorische neuronen: deze vervoeren impulsen vanuit het CZS naar de periferie
(spieren en klieren). Ze hebben een lang axon en ze zorgen voor de motorische
output.
Neuroglia
Neuroglia worden ook wel steuncellen genoemd. Ze zijn essentieel voor de werking en de
instandhouding van neuronen. Binnen het CZS bestaan neuroglia uit typen gliacellen en in
het PZS bestaan ze uit schwanncellen.
, Gliacellen houden de neuronen bij elkaar en op hun plaats er zijn meerdere typen gliacellen:
o Astrocyten: dit zijn stervormige gliacellenze zijn ongeveer even groot als neuronen.
Ze voorzien neuronen van voedingsstoffen
o Oligodentrocyten: dit zijn vrij kleine cellen met ongeveer 50 uitlopers en de uitlopers
vormen myelineschede
o Microgliocyten: dit zijn de kleinste gliacellen met veel korte cel uitlopers. Ze ruimen
beschadigd weefsel op
o Ependymcellen: dit zijn epitheelachtige cellen met trilharen en een secretiefunctie.
Ze produceren hersenvocht en spelen een rol bij de circulatie van het hersenvocht.
o Schwanncellen: dit zijn cellen die om het axon zijn gewikkeld en ze voorzien het axon
van zijn myelineschede
Weet je hoe prikkels in impulsen worden omgezet;
Opgevangen prikkels worden in de zintuigcellen omgezet in een soort elektrische
stroompjes (Impulsen). Via de zenuwen worden deze impulsen naar de hersenen vervoerd.
In de hersenen word je je bewust van de opgevangen prikkel uit je omgeving.
Heb je inzicht in impulsopwekking en impulsgeleiding;
Een prikkel is een verandering in het inwendige of
uitwendige milieu, waardoor een bepaalde reactie
optreedt dit wordt impulsopwekking genoemd.
Impulsgeleiding is als een impuls (prikkel) door een
axon gaat, dit gaat heel snel. Aan het eind van de axon
moet de prikkel overgedragen worden aan een volgend
neuron, dan hebben we chemische stofjes nodig. We
spreken dan van impulsoverdracht.
Voor de Impulsgeleiding heb je potentiaalverschil
nodig en je hebt ionen nodig.
Aan de buitenkant van een zenuwcel zitten allemaal
Na+ ionen en aan de binnenkant van de zenuwcel
zitten allemaal k+ ionen. Buiten de zenuwcel zitten
meer positieve ionen dan binnen de cel. Aan de
binnenkant van de cel zitten allemaal eiwitten die de
binnenkant van de cel negatief maken. Er is dus een
verschil in lading. Er is een verschil van -70mV. Als er
een impuls door het axon gaat, gaan er Na+ ionen de
cel in en wordt de cel op dat stukje positief. Het
potentiaal schiet dan naar +30 mV. De verandering van
de lading heet depolarisatie. Als de prikkel een
bepaald stuk in de axon is gepasseerd komt de cel
weer tot rust en wordt de lading iets lager dan -70mV. Dit heet repolarisatie. Op dit moment
is er geen nieuwe prikkeling van het neuron mogelijk. Dit noemen we refractaire periode.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper MarijGeschiere. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.