Samenvatting kwaliteitszorg
Thema 1 (hoofdstuk 1 tm 3):
Coördinatie van zorg = zorg regelen dit stem je af met andere collega’s/disciplines. Daarbij is de
continuïteit van zorg betrokken = zorg zonder onderbrekingen, dit gebruik je bij teamverband.
Redenen van veel overlegmomenten: Ontwikkeling ketenzorg, toenemende complexiteit van
behandelmethoden, veranderende rol van vp’er, toename infostroom rondom cliënt.
overleg gericht op: zorgvrager (MDO of ZPE), samenwerking (teamoverleg), inhoud werk, beleid,
naasten.
Thema 2:
Hoofdstuk 4:
In de zorg zijn organisaties in verschillende grootten. De structuur van een organisatie is afhankelijk
van de grootte. Voor leiding is organisatiestructuur belangrijk. Door functiedifferentiatie komt
iedereen op de juiste plaats = iedereen werk op verantwoordelijke wijze kan doen. Manier van
verdelen hangt af van de visie.
Lijnorganisatie: kenmerkt door hiërarchie. Er is sprake van rangorde op basis van de functie, daarin
zijn dan ook de taken logisch verdeeld.
Lijn-staforganisatie: Raad van bestuur betrokken om medewerkers ontlasten. Raad van bestuur
stuurt staffunctionarissen (= ICT, HRM) aan. Deze maken studie van het probleem. Het advies wordt
bekeken door de Raad van bestuur.
Hoofdstuk 5:
Taken leidinggevende verpleegkundige in te delen in verschillende vlakken. Taken mbt individuele
zorgvragers: verpleegplan opstellen, rapporteren, overleggen met fam/verpleging, afspraken uit
MDO vast leggen. Taken mbt groep zorgvragers op de afdeling: kwaliteit van handelingen bewaken,
bewaken dat er met protocollen wordt gewerkt, overleggen voeren, afspraken maken over info
uitwisseling tussen verschillende disciplines. Taken mbt individuele medewerker: instrueren,
functioneringsgesprek voeren, stimuleren/motiveren. Taken mbt team: dienstrooster plannen,
werkklimaat bevorderen, teamoverleggen houden. Taken mbt nieuw beleid:
rapportage/overdrachtsysteem ontwikkelen, procedures ontwikkelen, inwerkprogramma
ontwikkelen.
Methoden van leiding geven: informeel = achtergrond staan als leidinggevend, collega’s mogelijkheid
geven. Formeel = voortouw nemen.
Leiderschapsstijlen: autoritaire leider (= strakke leiding wijze, zelf beslissingen nemen).
Democratische leider (=teamleden worden actief betrokken). coachende leider. Laisser-faire leider (=
initiatief bij teamleden laten).
Hoofdstuk 6 + 7:
Redenen dat afspraken niet goed lopen: iemand maakt te veel afspraken, afspraken zijn niet op
maat, afspraken zijn discreet, bevel opvatting, last-minute, geen tussentijdse check.
Werkklimaat = omstandigheden waaronder het werk wordt gedaan. Goede omstandigheden zorgt