BB: Presentatie ‘geprepareerde boedvaten van de hond’
BB: pathologische casuïstiek
Pr1
Zie voorbereidingen Hc1, Hc3
Klinisch relevante vaten:
- V. jugularis externa – bloed afnemen, hoge bloeddruk bekijken bij het rund.
- V. cephalica – bloed afnemen, infuus toedienen.
- V. saphena – bloed afnemen, infuus toedienen, bloeddruk bepalen.
- A. femoralis – pols opnemen bij de hond & kat.
Wals de hond op zijn zij met de achterpoot naar de grond ligt, dan is de V. saphena
gestuwd. Bij optillen van de poot tot harthoogte zakt bij normale bloeddruk de V.
saphena weg.
Bij een hoge bloeddruk blijft de V. saphena zichtbaar, en als de bloeddruk heel
hoog is zelfs niet als de poot boven het hart wordt getild.
Casus 1 – paardenhoef
Het hoefbeen loopt niet evenwijdig met de toon. Het hoefbeen is gekanteld en er
is bijna een protrusie van het hoefbeen door de zool. Dit komt door dat de lamellen van het stratum
internum loslaten van het periost van het hoefbeen. Door tractie van de diepe buiger kantelt het
hoefbeen. Het loslaten heeft te maken met circulatieproblemen in dit gebied.
Diagnose: hoefbevangenheid.
Casus 2 – deel van een kattenlijf
Deze kat heeft subcutaan focaal een omschreven, expansieve massa.
De huid is kaal, heeft een regelmatig oppervlak en is deels gepigmenteerd
DDx:
- Vaccinatiesarcoom (injection site sarcoma)
- Abces door een gevecht
Casus 3 – buikhuid van een kat
De buikhuid van de kat vertoont multifocaal, redelijk omschreven en
confluerende = samenvloeiend, expansieve, ongepigmenteerde diktes van
wisselende grootte.
DDx:
- Lymfoom
- Granulomateuze dermatitis
Casus 4 – paardenstaart
Ventraal zijn er multifocaal noduli (bulten). Ze zijn
expansief en omschreven en donker gepigmenteerd op sneevlak. Bloed
kleurt ook zwart bij fixatie met formaline, het kan dus een melanoom,
hematoom, of hemangioom zijn.
Histologisch is het omschreven, maar geen kapsel en de groei is expansief.
Melanocyten vertonen anisocytose, hierbij past het melanoom.
Casus 5 – hondenhuid
,De hond heeft focaal een massa. De massa groeit expansief, is omschreven en ongepigmenteerd. De
massa heeft een onregelmatig oppervlak en bestaat uit bladen.
De massa is duidelijk omschreven en verdrukt de haarfollikels. De
massa infiltreert dus niet.
De opbouw is meerlagig en multifocaal vindt verhoorning plaats. De
massa gaat dus uit van de epidermis. Er is geen kapsel.
Dit past bij een papilloom, mogelijk veroorzaakt door een virus.
Casus 6 – huid van een kalf
Er zijn diffuus onregematige dikke hoornplaten aanwezig.
Het stratum corneum van de epidermis is
sterk verdikt (hyperkeratose). Dus de
hoornlaag en epidermis zijn verdikt. De
dermis en subcutis zijn niet afwijkend.
Dit beeld past bij ichtyose, een erfelijke
aandoening bij bepaalde runderrassen.
Casus 7 – staart van een Sharpei
Op sneevlak is de dermis diffuus verdikt.
De epidermis en subcutis zijn niet afwijkend. De hoornlaag is dus ook niet
afwijkend.
De enige mogelijke differentiaal diagnose is cutaneous muscinosis.
Dit is een opstapeling/depositie van muscine in de dermis.
Het is een aangeboren afwijking en bij de Sharpei een raskenmerk.
, Jacobs: 25-48, 57-74
Ziekteleer: ‘huidaandoeningen door schimmels’(5.3.3) &
‘huidaandoeningen door artropoden’ (5.3.4)
Pr2
Voorbereiding
Onder de arthropoda vallen twee klinisch relevante klassen: insecta (6 poten), en arachnida (8).
De meeste arthropoda beschadigen de huid en/of verzorgen allergische of ontstekingsreacties.
Het lichaam van insecten is verdeeld in een kop, thorax, en abdomen. Het gehele oppervlak is bedekt
met een exoskelet, uitgescheiden door de onderliggende epidermis. Dit exoskelet bestaat uit 3 lagen
met chitine, die onderling gecrosslinkt zijn. Het exoskelet bestaat uit platen die gekoppeld zijn door
(zwakke, permeabele) intersegmentale membranen.
De kop bevat ogen, monddelen, en een enkel paar antennen. De ogen kunnen sterk
variëren van ocelli (enkel lichtintensiteit) tot het bewegingsgevoelige samengestelde
oogtype zoals die bij vliegen voorkomt.
De mond bestaat uit een bovenste (labrum) en onderste (labium) lip met twee paar
kaken (mandibles en maxillae), en een rietjes-achtig uitsteeksel: hypopharynx.
Deze onderdelen kunnen in verschijning verschillen, afhankelijk van de functie en
diersoort.
Insecten hebben vaak ook andere ‘diëten’ als juvenielen en volwassenen, waardoor
andere mondvormen ook passend zijn.
Vaak hebben mannelijke insecten voldoende aan nectar, en hebben vrouwelijke
insecten eiwit nodig.
De vorm van de antennen varieert sterk en kan ter identificatie worden gebruikt.
De oriëntatie van vleugels op de thorax en venen (die cells vormen) in de vleugels zijn belangrijke
identificatiemiddelen. De groep diptera wordt
gemakkelijk herkend omdat ze maar 1 paar vleugels
hebben.
Het abdomen is vaak zacht en duidelijk
gesegmenteerd.
Het ademhalingsstelsel bestaat uit vertakkingen
(tracheae) met spirale verdikkingen. Contracties van
de lichaamswand zorgen voor luchtstroom.
Spiracles in het chitineoppervlak vormen de
verbinding met de buitenwereld.
Het GI-tractus is verdeeld in een voordarm (mechanische verwerking voedsel), middendarm (opslag
& enzymsecretie) , en een achterdam (waterresorptie). De middendarm is ook een opening voor de
buisjes van Malphigi, welke als nieren fungeren. De circulatie bestaat uit een dorsaal hart, er zijn
geen capillairen. Al het bloed stroomt de lichaamsholte in. Het zenuwstelsel bestaat uit een brein en
een keten ganglia die perifere zenuwen afgeven aan de lichaamsdelen.
Veel insecten hebben verschillende geslachten. De reproductiestelsels zijn analoog aan die van
vertebraten. Vrouwtjes hebben ook een spermatheca die het sperma ontvangt. De meeste insecten
zijn ovipaar, maar sommigen zijn vivipaar.
Er zijn 2 typen levenscycli: simpele (onvollledige) en complexe (volledige) metamorfose.
- Simpel: de jonge (nymph) lijkt op de adult en wordt dit na enkele vervellingen (ecdyses).