Depression Part II
1: Sad babies, toddlers and adolescents
Mental health, educational, and social role outcomes of adolescents with depression (Fergusson
& Woodward)
Er zijn 3 pathways die vroege depressie linken aan latere uitkomsten:
1. Direct effect van depressie op latere uitkomsten, bijv. depressie kan leiden tot beperkte
onderwijsprestatie en minder ‘’life opportunities’’.
2. Niet-causale relatie, de associatie tussen vroege depressie op latere uitkomsten reflecteert
de aanwezigheid van voorafgaande factoren die geassocieerd zijn met een verhoogd risico op
depressie en andere negatieve uitkomsten. Bijv. vroege blootstelling aan kindermishandeling
leidt tot een verhoogd risico op depressie en andere negatieve uitkomsten.
3. De relatie wordt gemedieerd door de aanwezigheid van comorbide stoornissen.
In dit artikel werd via een 21-jaar durende longitudinale studie data verzameld over adolescenten in
Nieuw-Zeeland. Onderzoeksvragen:
1. In welke mate lopen jonge mensen die depressie ontwikkelen in de midden-adolescentie (14-
16 jaar) een verhoogd risico op volgende mentale stoornissen, academische onderprestatie,
en verminderde levenskansen?
2. Wat zijn de pathways die adolescente depressie linken aan latere uitkomsten?
Methode:
Deelnemers (leeftijd 15 en 16) en hun ouders werden apart geïnterviewd over de mate
waarin de deelnemers depressieve symptomen lieten zien in het afgelopen jaar.
Op leeftijden 18 en 21 werden deelnemers geïnterviewd over persoonlijk en sociaal
functioneren (mentale gezondheid, middelenmisbruik, suïcidale neigingen, academische
prestaties, etc.). Dit werd via verschillende vragenlijsten gedaan (persoonlijkheidstest,
Wechsler intelligence tets, etc.). Ook werd depressie weer gemeten.
Confounding variabelen en comorbide stoornissen en gedrag werden ook gemeten.
Resultaten:
Adolescenten met depressie liepen een verhoogd risico op verschillende uitkomsten op
leeftijden 16 en 21, o.a. latere depressie, angststoornissen, nicotineverslaving,
alcoholmisbruik of -verslaving, suïcidaal gedrag, falen op school, en minder kans om naar een
universiteit te gaan of een andere vorm van tertiair onderwijs te volgen. Op de leeftijd van 21
waren adolescenten met depressie vaker werkloos en vroeg ouder. Dit gold allemaal
hetzelfde voor jongens en meisjes.
Adolescenten met en zonder depressie hadden een vergelijkbare socio-economische
achtergrond.
Adolescenten met depressie waren waarschijnlijker blootgesteld aan seksuele mishandeling
en ‘’parental change’’ in de kindertijd. Ook hadden ze op de leeftijd van 9 vaak lagere IQ-
scores, neuroticisme, en hadden ze hogere rates van afwijkende peer relaties in de
adolescentie. Ook hadden ze hogere rates van comorbide angststoornissen,
gedragsstoornissen, en alcoholmisbruik, en rookten ze vaker.
Er is bewijs gevonden voor een continuïteit van adolescente depressie naar latere depressie
en anxiety.
De associaties tussen adolescente depressie en andere uitkomsten, o.a. nicotineverslaving,
alcoholmisbruik of -verslaving, suïcidaliteit, etc., werden uitgelegd door confounding
variabelen (parental change, seksuele mishandeling in de kindertijd, IQ, neuroticisme,
afwijkende peers, en academische onderprestatie v/d moeder).
,Conclusies:
Jonge mensen die depressie ontwikkelen in de adolescentie lopen het risico op verschillende
negatieve uitkomsten, waaronder depressie, anxiety, suïcidaliteit, nicotineverslaving,
academische- en beroepsmoeilijkheden, en vroeg ouder worden. De onset van depressie in
de adolescentie is dus een ‘’marker’’ voor problemen in de latere adolescentie en vroege
volwassenheid. Dit kwam overeen met voorgaand onderzoek.
Depressie in de adolescentie is geassocieerd met andere negatieve factoren, waaronder
negatieve sociale- en familieomstandigheden, lager IQ, hogere niveaus van neuroticisme, en
hogere rates van comorbide stoornissen.
De resultaten suggereren de aanwezigheid van 2 pathways; een direct pathway (1) en een
niet-causale pathway (2).
Limitaties:
De resultaten zijn gebaseerd op specifiek bestudeerde adolescenten uit Nieuw-Zeeland.
De resultaten zijn gebaseerd op retrospectieve zelfrapportages van depressieve symptomen.
Het is hierbij onduidelijk hoeveel van deze depressieve symptomen echt klinische criteria
voor major depression hadden gehaald.
Omdat de studie gebaseerd is op zelfrapportages is het onduidelijk hoeveel episodes die de
subjecten omschreven echt de klinische diagnostische criteria zouden halen.
Sommige regressiemodellen hebben wellicht ‘’overcontrolled’’ voor de effecten van
confounding factoren omdat er zoveel uitkomstvariabelen en covariaten waren.
Comparative efficacy and acceptability of antidepressants, psychotherapies, and their combination
for acute treatment of children and adolescents with depressive disorder (Zhou et al.)
Antidepressants, psychotherapieën en een combinatie hiervan worden vaak gebruikt in de klinische
praktijk, maar bewijs over de effectiviteit ervan is vaak tegenstrijdig en onduidelijk. Daarom keek dit
onderzoek naar de effectiviteit v/d behandelingen voor depressie in kinderen en adolescenten.
Methode:
Systematische review en netwerk meta-analyse.
Kinderen en adolescenten waren 18 jaar of jonger met gediagnosticeerde depressieve
stoornis.
Uitkomstmaten: effectiviteit (depressieve symptomen voor vs. na behandeling),
acceptability (drop-out rate), en suïcidaliteit.
Totaal 71 RCT’s en 9510 patiënten. Depressieve stoornissen in de meeste studies waren
gemiddeld-ernstig. Vergelijkingen van 16 antidepressants, 7 psychotherapieën, 5 combinaties
hiervan en 3 psychologische controlegroepen of placebo’s.
Resultaten:
Effectiviteit
Fluoxetine (een SSRI) + CBT was effectiever dan CBT alleen en psychodynamische therapie,
maar niet effectiever dan fluoxetine alleen.
Geen enkele farmaceutische therapie alleen was effectiever dan psychotherapie alleen.
Alleen fluoxetine + CBT en fluoxetine was effectiever dan een placebo of psychologische
controlegroepen, en alleen interpersoonlijke therapie was effectiever dan alle
psychologische controlegroepen.
Nortriptyline en wachtlijsten waren minder effectief dan de meeste interventies.
De bevindingen voor kinderen en adolescenten verschilden met de bevindingen voor
volwassenen; hierbij waren alle antidepressants effectiever dan placebo’s en alle
psychotherapeutische interventies waren effectiever dan psychologische controlecondities.
Dit kan komen door:
, - Neuro-ontwikkelings mechanismes, bijv. veranderingen in hormonen van adolescenten
met depressie
- Kleiner aantal trials en kleinere sample sizes voor jonge patiënten met depressie
- Verschillende onderzoeksdesigns
Acceptability
Nefazodone en fluoxetine hadden minder dropouts dan sertraline, imipramine en
desipramine. Imipramine (een TCA) had meer dropouts dan placebo’s en andere medicatie.
Suïcidaliteit
Venlafaxine (een SNRI) gaf een hoger risico op suïcidaliteit in jonge mensen. Dit komt
overeen met eerdere bevindingen. Voor veel v/d antidepressants was geen betrouwbare
data beschikbaar w.b.t. suïcidaliteit.
Limitaties:
De kwaliteit v/d meeste vergelijkingen was laag of heel laag. Veel trials gaven geen adequate
informatie.
Er werd een aantal ‘’foutjes’’ (inconsistencies) gevonden in uitkomsten van effectiviteit maar
niet in die van ‘’acceptability’’, waarschijnlijk omdat de metingen voor patiënten die stopten
met de behandeling consistenter waren dan de metingen voor effectiviteit; deze werden met
verschillende schalen gemeten.
Dit onderzoek is gelimiteerd tot trials met kinderen en adolescenten met depressieve
stoornis; patiënten met bijv. subsyndromal depressieve symptomen of psychotische
depressie werden niet meegenomen.
Er was waarschijnlijk sprake van een kleine publicatie bias.
Niet alle trials waren blind, dus patiënten en clinici wisten welke behandeling ze kregen.
Antidepressants met verschillende doseringen kunnen voor verschillende uitkomsten
gezorgd hebben.
Omdat er in de oorspronkelijke studie een gebrek was aan informatie was het niet mogelijk
om bepaalde uitkomsten te meten, zoals negatieve events.
Er is alleen gefocust op de korte termijn (ong. 8 weken van behandeling).
Er waren een paar limitaties in de netwerk meta-analyse.
Conclusie fluoxetine (alleen of i.c.m. CBT) lijkt de beste keus voor de acute behandeling van
gemiddeld-tot-ernstige depressieve stoornis in kinderen en adolescenten. Er was ook een voordeel
van interpersoonlijke therapie. Echter kunnen de effecten van deze interventies verschillen tussen
individuen; hier moeten patiënten en clinici rekening mee houden in het kiezen van een behandeling.
Antidepressants and psychotherapy for adolescent depression: can they be compared? (Harmer)
Klinische depressie komt vaak op in de adolescentie en er zijn steeds meer jonge mensen die het
hebben. Het kan levenslange consequenties hebben, denk aan werkkansen, ontwikkeling van peer
relaties, etc. Het is daarom belangrijk dat klinische depressie effectief behandeld wordt in
adolescenten. Echter is er weinig onderzoek naar behandelingen in deze leeftijdsgroep; vaak worden
klakkeloos de behandelingen voor volwassenen overgenomen.
De auteur heeft ook een systematische review uitgevoerd net als Zhou et al. Onderzoeksvragen:
1. Werken SSRI’s in jonge mensen met depressie en anxiety?
2. Voor wie en in welke contexten werken ze het best?
3. Hoe werken ze?
4. Wat zijn de risico’s?
Om dit te onderzoeken zijn artikelen gezocht (o.a. Zhou et al.) en is gesproken met jonge mensen
met ervaringen van depressie en anxiety. Zij vertelden dat ze zich vooral zorgen maakten over hoe en