- Zelfstudieopdrachten thema 1
- Pathologie PowerPoints
Pr1 ZS thema 1
Voorbereiding
Welke belangrijke genen spelen een rol bij de geslachtsdifferentiatie in mannelijke richting? Het SRY-gen.
Wat is de oorsprong van primordiale geslachtscellen? De PGCs migreren vanuit de dooierzak naar het
gonadale primordium.
Geef enige specifieke voorbeelden van diersoortspecifieke verschillen in ligging van de testis.
Varken – perineaal
Kat – subanaal
Paard & hond – inguinaal
Herkauwers – lager inguinaal
Mollen, egels, tapirs, neushoorns, luiaarden, olifanten, zeezoogdieren, vogels, vissen – intra-abdominaal
Waarom liggen bij de meeste zoogdieren de testikels in het scrotum? Thermoregulatie ten behoeve van
spermatogenese.
Bij welke zoogdieren is er geen sprake van een scrotale ligging van de testes? Mollen, egels, tapirs,
neushoorns, luiaarden, olifanten, zeezoogdieren.
Wat is het effect van het (plotselinge) ontbreken van testosteron voor de ontwikkeling van accessoire
klieren in prepuberale dieren respectievelijk het functioneren van deze klieren in volwassen dieren?
Testosteron is nodig voor de differentiatie/ontwikkeling van de externe mannelijke genitalia, de seksuele
hersencentra, en het verdere geslachtsapparaat.
Wat wordt precies onder de zaadstreng (funiculus spermatica) verstaan? De zaadstreng is een
dubbelgeslagen deel peritoneum met daarin zenuwen, bloedvaten, de m. cremaster, de plexus
pampiniformis, en de d. deferens.
Op grond van hun bouw kunnen er twee typen penissen worden onderscheiden. Wat zijn de belangrijkste
morfologische verschillen tussen deze twee typen?
Musculocaverneus/musculovasculair [Pd, hond] – Gespierde septa en grote holten in de zwellichamen.
Fibroelastisch [Hk, varken] – Heeft een flexura sigmoidea. Relatief kleine holten in de zwellichamen.
Uit welke drie delen is de penis opgebouwd? Waaraan zijn de zwelweefsels van de penis bevestigd? De
penis bestaat uit 3 kolommen: 2 crura van het corpus cavernosum (bevestigd aan de ischiumboog), en het
corpus spongiosum die om de urethra verloopt.
Welke betekenis hebben de musculus ischiocavernosus en musculus bulbospongiosus voor de
voortplanting?
m. ischiocavernosus – omsluit de crura bijna geheelen volgen deze tot ze fuseren.
m. bulbospongiosus - extrapelvische voortzetting van de m. urethralis.
Beiden contraheren ritmisch en pompen zo bloed het corpus cavernosusm & corpus spongiosum in om een
erectie te veroorzaken.
Welke accessoire geslachtsklieren kunnen worden onderscheiden en worden deze bij alle diersoorten
aangetroffen? Ampulla d. deferens, gl. vesicularis, prostaat, gl. bulbourethralis. Komen niet allemaal bij alle
diersoorten voor (zie verderop tabel).
Hoe is de lokalisatie, grootte en vorm van de prostaat van de reu bij rectaal toucher? De grootte varieert
met de grootte van de reu. De prostaat heeft een vlak oppervlak en een consistentie van zacht rubber. De
prostaat bestaat uit 2 lobben en omsluit de urethra bij de hond geheel. De prostaat bevindt zich op de
craniale symphysis pelvis ongeveer 1-2cm caudaal van de blaashals.
,Welke waarnemingen t.a.v. de prostaat kunnen verwacht worden bij rectaal toucher bij een ernstig
vergrote prostaat? Pijnlijkheid, vergroting van de prostaat, onregelmatige vorm.
Een kater die onlangs uit het asiel is geadopteerd blijkt ongewenst katergedrag te vertonen. Er blijken geen
testes palpabel te zijn in het scrotum. De eigenaar denkt echter dat het dier niet (compleet) gecastreerd is.
Welk gedrag zou de eigenaar bedoelen? Markeergedrag, agressie naar andere katten.
PP Pathologie
Deze testis (links) heeft een klein mediastinum testis en dunne vezels met een
sponsstructuur. De testikelstructuur is volledig verdwenen door fibrosering &
cystevorming. Er is dus sprake van testikelatrofie. De zaadstreng &
epididymis zijn normaal.
De testis (rechts) heeft een onregelmatige vorm
en multifocale veranderingen. Er zijn diffuse bleke
gebieden. Er is een lumen gevuld met haar, en
verder is de massa massief. Dit is een teratoom.
Leydigceltumoren
(links) zijn vaak
oranjebruin/roze en
hebben vaak necrose en bloedingen. Het zijn
omschreven massa’s die vaak voorkomen bij
reuen, katers, en soms stieren. Vaak zijn ze
goedaardig en hormonaal actief.
Sertoliceltumoren (rechts) zijn juist multifocaal bleek,
hyperemisch, gelobd, en tonen vaak fibrosering. Deze
fibrosering leidt tot strengen en intrekkingen. Ze zijn vaak
goed omschreven en groeien expansief. Als ze uitzaaien is dit
vaak tot de regionale lymfeknoop. Vaak komen ze voor bij
reuen en zijn ze productief (→ feminisatiesyndroom → grote
melkklieren, alopecia, prostaathyperplasie & -metaplasie).
Seminomen (links) zijn bleek tot zacht roze van kleur en hebben een vetachtig aspect. Ze
ontstaan uit kiemcellen en zijn dus ongedifferentieerd. Ze infiltreren
het testikelweefsel maar zaaien niet uit. De tumor komt vaak voor
bij bejaarde paarden, en bij cryptorchische honden.
Testikeltumoren zijn vaak gemengd (rechts). Hier is er een combinatie van een
sertoliceltumor en een seminoom. De Sertoliceltumor heeft duidelijke
lobben en bindweefselstrengen, terwijl het seminoom juist een egaal
oppervlak met een vetachtig aspect heeft.
De glans penis (links) van een hengst heeft een oppervlak met een knobbelig
bloemkoolaspect. Dit is een kernmerkend beeld van een plaveiselcelcarcinoom.
Tumoren van de penis geven vaak problemen bij het terugtrekken van de penis,
leidend tot indroging, beschadiging, en secundaire ontsteking van de penis.
De urineblaas (rechts) heeft een verdikte wand (ondoorzichtig) en een verwijd lumen. De prostaat
is symmetrisch vergroot en heeft een onregelmatig oppervlak. De
ureter ligt normaal ventraal van de prostaat bij de reu, maar is
ingebouwd en vernauwd. Het sneevlak van de prostaat is bleek.
Symmetrische vergroting van de prostaat is doorgaan hyperplasie
(o.i.v. testosteron). Neoplasieën zijn vaak asymmetrisch.
,Een echte hermafrodiet heeft twee typen gonaden en een variabel fenotype. Een pseudohermafrodiet lijkt
misschien wel op een hermafrodiet, maar heeft slechts één type gonade.
De glans penis van het rund (rechts) heeft focaal een massa met een
onregelmatig oppervlak die ook deels hyperemisch is. Dit is een
fibropapilloom (door BPV1). Dit komt het meeste bij jonge stieren voor. De
papillomen gaan vanzelf weer weg, maar ze kunnen ook ulcereren waarna
stieren vaak door de pijn niet meer willen copuleren.
De glans penis van het paard (links) heeft ook een papilloom: een hyperemische
massa met een bloemkoolachtig oppervlak die expansief groeit. Bij paarden wordt het
veroorzaakt door Equine papillomavirus type 2.
Differentiaaldiagnostisch kan je ook aan een plaveiselcelcarcinoom denken. Bij oudere
hengsten zijn papillomen ook vaak voorlopers van plaveiselcelcarcinomen.
De glans van het paard (rechts) is misvormd door necrose.
Er zijn sterk hyperemische gebieden met bloedingen. Het aspect toont
infiltratieve groei. Dit is een plaveiselcelcarcinoom, ook veroorzaakt door EPV2.
De penis van het paard (links) heeft multifocale ulceraties. Dit is een
ernstige multifocale acute/chronische ulceratieve balanoposthitis.
Dit wordt veroorzaakt door het Equine Herpesvirus 3.
Phallitis is ontsteking van de glans en corpus penis. Posthitis is
ontsteking van de voorhuid. Balanitis is ontsteking van enkel de glans.
Op de penis van deze hond (rechts) zijn multifocaal,
expansief groeiende, omschreven massa’s met een licht
hyperemisch onregelmatig oppervlak. Dit is een
transmissible venereal tumor (TVT). Deze tumorcellen
bevatten maar 59 chromosomen (i.t.t. 78) en zijn
besmettelijk (xenotransmissie). Ze zijn chirurgisch te verwijderen,
maar de specifieke afweer lost het probleem vaak vanzelf op.
Het enige andere dier met een tumor die door xenotransmissie (overdracht van levende cellen) wordt
veroorzaakt is de tasmaanse duivel → facial tumor disease. Deze tumor gaat uit van neuroectodermale
cellen die 13 chromosomen hebben (i.t.t. 14).
Het sneevlak van de rundertestikels (rechts) toont witte/grijswitte strengen (II) en
foci (I). Er is bij II nog weinig testikelweefsel over. In beide gevallen is er sprake
van fibrosering van de testis: matig (I) en ernstig (II).
Bij fibrosering van de testis kan het zijn dat de testes vergroeien met het scrotum.
De prostaat van deze reu (links) is duidelijk
hyperplastisch en bevat abcessen. Hyperplasie is
doorgaans symmetrisch.
De urineblaas en prostaat van deze reu (rechts) zijn
geopend. Zichtbaar is dat de prostaat
vergroot is en abcessen bevat. Het lumen
van de urethra is vernauwd doordat de
wand onregelmatig verdikt is. De blaaswand is focaal onregelmatig
verdikt. De prostaatontsteking breidt zich uit naar de wand van de
urethra, en daarvandaan naar de blaas. De ontsteking is chronisch.
, Practicum
Opdracht 1
De testes liggen intraperitoneaal en zijn net als de overige buikorganen opgehangen aan een dubbelblad
peritoneum. Probeer in een losse rundertestis de ophangband (=mesorchium) te lokaliseren.
• Welke structuren worden aan elkaar verbonden door het ligamentum caudae epididymis? cauda
epididymidis met de fascia spermatica externa & interna.
Het lig. scrotale ligt medialer dan het lig. caudae epididymis en verbindt de caudale epididymis met de huid
& fascia spermatica externa.
• Welke structuren door het ligamentum testis proprium? Het lig. testis proprium verbindt de cauda
epididymis met de testis.
• Welk ligament dat we wel aantroffen bij het vrouwelijke dier is bij mannelijke dieren niet te vinden (denk
aan de embryologie)? Het lig. suspensorium.
De onderdelen van de zaadstreng liggen ook intraperitoneaal. Identificeer de ophangband van de ductus
deferens (mesoductus deferens) en die van de overige delen van de zaadstreng (plica vasculosa).
Geef korte definities van de volgende structuren van de scrotumwand en zoek ze daarna op in een
preparaat van hengst en/of stier:
o tunica dartos – Spierlaag direct onder de scrotale huid.
o fascia spermatica externa – Bindweefsellaag direct onder de tunica dartos.
o fascia spermatica interna met m. cremaster – bindweefsellaag en spier die tussen de fascia spermatica
externa en de lamina parietalis van de tunica vaginalis zitten.
o tunica vaginalis, lam. Parietalis – uitstulping van het peritoneum het lieskanaal in. Het pariëtale blad is
uitwendig en ligt direct tegen de interne fascia spermatica, welke inwendig ligt van de m. cremaster.
o cavum vaginale – de ruimte tussen de lamina parietalis en lamina visceralis van de tunica vaginalis.
o tunica vaginalis, lam. Visceralis – het viscerale blas van de tunica vaginalis bekleed de buitenzijde van de
testis, epididymis, en zaadstreng.
o tunica albuginea – dik bindweefselkapsel die het parenchym van de testis omgeeft.
• Van welke buikwandstructuren zijn de fascia spermatica externa en – interna, het cavum vaginale en de
tunica vaginalis een voortzetting?
Fascia spermatica externa – externe fascia van de buik
Fascia spermatica interna – transverse fascia van de buik
Cavum vaginale – peritoneale holte / buikholte
Tunica vaginalis - peritoneum
Tijdens een castratie kun je verschillende lagen van elkaar scheiden, terwijl andere lagen stevig met elkaar
verbonden blijven. Waar kun je de verschillende lagen eenvoudig scheiden? Tussen de fascia spermatica
externa & interna, en tussen de tunica vaginalis partietalis en tunica vaginalis visceralis.
Bestudeer de ligging van het scrotum is bij de stier (veel haar), de beer (weinig), de reu (weinig), de ram
(redelijk), de kater (veel), het konijn (veel) en de hengst (weinig). Zijn alle scrotums evenveel behaard? Nee.
Opdracht 2
Bestudeer het verloop van de ductus deferens vanaf het scrotum tot aan de uitmonding in de urethra.
• Welke structuren passeren via het lieskanaal de buikwand? A. testicularis, v. testicularis, zenuwen,
lymfevaten, d. deferens, plexus pampiniformis.
• Welke structuren liggen binnen de tunica vaginalis en dus in de zaadstreng? Testis, epididymis, plexus
pampiniformis, a. testicularis, v. testicularis, lymfevaten, zenuwen, d. deferens.
• Welke structuren passeren de liesring naast de zaadstreng? Zenuwen, en bloed- & lymfevaten.
Bestudeer de inwendige en uitwendige liesopening. Identificeer de structuren die het lieskanaal begrenzen.