Blok 3.4 Opvoedingsproblemen in de complexe
werkelijkheid
Inhoudsopgave
Casus 1 – (B)eat it!......................................................................................................................................... 2
Leervraag 1: Wat is anorexia?.............................................................................................................................2
Leervraag 2: Wat zijn de omgevingsfactoren (die van invloed zijn bij anorexia)?..............................................9
Leervraag 3: Hoe hebben de omgevingsfactoren invloed op de uitingen van de psychopathologie van het
kind?...................................................................................................................................................................14
Leervraag 4: Waar begin je als (ortho)pedagoog met het aanpakken van deze problemen?..........................23
Leervraag 5: Welke (evidence based) vormen van behandeling zijn geschikt voor deze problematiek?..........24
Casus 2 – Terrible Toddlers........................................................................................................................... 27
Leervraag 1: Wat is externaliserend gedrag?....................................................................................................27
Leervraag 2: Wat zijn de omgevingsfactoren?..................................................................................................30
Leervraag 3: Hoe hebben de omgevingsfactoren invloed op de uitingen van de psychopathologie van het
kind?...................................................................................................................................................................32
Leervraag 4: Waar begin je als (ortho)pedagoog met het aanpakken van deze problemen?..........................36
Leervraag 5: Welke (evidence based) vormen van een behandeling zijn geschikt voor deze problematiek?...36
Casus 3 – Au! Tis me wat.............................................................................................................................. 40
Leervraag 1: Wat is autisme?.............................................................................................................................40
Leervraag 2: Wat zijn de omgevingsfactoren?..................................................................................................48
Leervraag 3: Hoe hebben de omgevingsfactoren invloed op de uitingen van de psychopathologie van het
kind?...................................................................................................................................................................51
Leervraag 4: Waar begin je als (ortho)pedagoog met het aanpakken van deze problemen?..........................54
Leervraag 5: Welke (evidence based) vormen van behandeling zijn geschikt voor deze problematiek?..........56
Casus 4 – Janie’s got a gun........................................................................................................................... 60
Leervraag 1: Wat is promiscu gedrag en kan dit op depressie wijzen?.............................................................60
Leervraag 2: Wat zijn de omgevingsfactoren?..................................................................................................64
Leervraag 3: Hoe hebben de omgevingsfactoren invloed op de uitingen van de psychopathologie van het
kind?...................................................................................................................................................................67
Leervraag 4: Waar begin je als (ortho)pedagoog met het aanpakken van deze problemen?..........................72
Leervraag 5: Welke (evidence based) vormen van behandeling zijn geschikt voor deze problematiek?..........72
,Casus 1 – (B)eat it!
Leervraag 1: Wat is anorexia?
Oskam, 2013. (H4)
Bij kinderen vanaf 8 jaar kunnen selectief eten en voedselvermijding zich al manifesteren en
verder ontwikkelen naar anorexia. Deze eetstoornis kenmerkt zich door een verstoorde
beleving van het eigen lichaam (gewicht of vorm), wat een negatieve invloed heeft op het
zelfbeeld. De angst om dik te worden is groot.
Oskam, 2013 (H7.4)
De benoeming van psychische problematiek bij kinderen en jeugdigen gebeurt meestal in
tamelijk algemene termen en bestrijkt een spectrum van gedragsproblemen, intrapsychische
en psychosociale problemen. Een nauwkeurige en eenduidige omschrijving van de
problemen wordt bemoeilijkt door meerdere factoren: (1) Ten eerste zal het kind zelf vaak
niet of moeilijk aangeven wat het mankeert. Jonge kinderen zijn vaak in grote mate
afhankelijk van ouders, leerkrachten en andere volwassenen om aan te geven wat er aan de
hand is. (2) Verschillende informatiebronnen (bijv. ouders en school) kunnen elkaar
tegenspreken. Juist daarom zijn kwalitatief goede en betrouwbare diagnostische
instrumenten van groot belang. (3) problematiek van de kinderen en jongeren kan vaak
moeilijk te onderscheiden zijn van de invloed van de omgeving (extern milieu).
In de peuter en kleutertijd (0-5 jaar) kunnen er psychische problemen voorkomen van
voorbijgaande aard en zijn soms persistent. Onder de eerste categorie vallen de zogeheten
regulatiestoornissen, waaronder eet- en slaapproblemen, zoals het actief of passief
weigeren van voedsel. Dit kan ouders tot wanhoop brengen en hen danig afmatten. Vaak is
een toename van dit type problemen gerelateerd aan belangrijke gebeurtenissen, zoals
vakantie, afwezigheid van ouders, geboorte, dood en ziekte.
Vanaf het twaalfde jaar hebben kinderen toenemende aandacht voor de omgeving buiten
het gezin. Hoe ouder de jeugdige, hoe vaker de psychische problemen individueel, dat wil
zeggen los van de ouders, optreden. Over het algemeen is er tijdens de adolescentie vaak
sprake van ‘levensfaseproblemen’ van voorbijgaande aard, maar er is ook een aantal
psychische problemen waarbij de kans groot is dat ze zich voortzetten in de volwassenheid.
Het gaat daarbij vooral om depressie, angsten, anorexia nervosa, schizofrenie en
middelenmisbruik.
Anorexia nervosa betreft het weigeren van voedsel om het lichaamsgewicht op peil te
houden. Dit komt voornamelijk voor bij meisjes. Doorgaans volgt men de regel dat er sprake
is van anorexia als de BMI onder de 19 ligt. Adolescenten met anorexia hebben een intense
angst om in gewicht aan te komen en een verstoorde perceptie van de eigen
lichaamsomvang. Zij voelen zich dik terwijl ze uitgemergeld zijn. Anorexia gaat samen met
een breed scala van somatische aandoeningen en symptomen, zoals: obstipatie, droge huid,
lage lichaamstemperatuur, lage bloeddruk. De mate van deze symptomen is afhankelijk van
de mate van gewichtsverlies.
Behalve anorexia wordt bij adolescenten meisjes ook steeds vaker boulimia nervosa
geconstateerd. Dit betreft steeds terugkerende vreetaanvallen, gevolgd door zelfopgewekt
,braken of het gebruikmaken van laxeermiddelen om het lichaamsgewicht niet toe te laten
nemen. De opluchting die hierna optreedt, duurt echter niet lang en gaat over in een gevoel
van walging en zich vies voelen. Boulimia is niet eenvoudig te herkennen, omdat
lichaamsgewicht meestal op een normaal niveau blijft en de persoon in kwestie vreetbuien
en braken geheim probeert te houden.
Kenmerkend bij zowel anorexia als boulimia is dat de persoon sterk gepreoccupeerd zijn met
voedsel en hun lichaamsgewicht.
Kinderen die op 10-jarige leeftijd gedragsproblemen hebben, hebben op 30-jarige leeftijd
meer psychische problemen dan anderen. Psychische problemen kunnen niet alleen
hardnekkig voortduren, maar in de ernstige vorm zelfs leiden tot de dood, waaronder bij
anorexia, depressie, automutilatie of door gezinsomstandigheden.
Braden, 2014
Emotie eten is de neiging om te eten als reactie op negatieve gevoelens, wat uiteindelijk kan
leiden tot obesitas. Eerder onderzoek heeft een relatie aangetoond tussen opvoedingsstijl en
emotioneel eten bij kinderen, maar dit was nog niet klinisch onderzocht. De studie van
Braden e.a. (2014) onderzocht de relaties tussen emotioneel eten bij kinderen en zowel
algemene als specifieke opvoedingsconstructen, evenals maternale symptomen van
depressie en eetbuien bij een groep kinderen die met overgewicht in behandeling waren. Dit
werd onderzocht middels zelfrapportages van moeder en kinderen tussen 8-12 jaar.
Micali e.a., 2015
Anorexia Nervosa, Boulimia Nervosa, Binge eating disorder (BED) en andere specifieke
voedings- en eetstoornissen komen vaak voor bij vrouwen van de reproductieve leeftijd en
zwangere vrouwen.
NJI – richtlijn voor diagnostiek en behandeling van eetstoornissen (2008)
Eetstoornissen komen in Nederland relatief weinig voor. Anorexia en Boulimia nervosa
behoren echter tot de psychiatrische ziekten met de hoogste mortaliteit (ondervoeding,
suïcidaliteit en/of chroniciteit). De prevalentie is moeilijk te meten en wordt waarschijnlijk
regelmatig onderschat. Als patiënten wel met klachten komen, wordt het ziektebeeld niet
altijd herkend.
Eetstoornissen betreffen in het algemeen stoornissen in het doen én denken rond eten.
Bij anorexia nervosa is er sprake van een weigering het lichaamsgewicht te handhaven op of
boven een voor de leeftijd en lengte minimaal normaal gewicht. Bij anorexia nervosa worden
twee subtypen onderscheiden: (1) het beperkende type dat niet purgeert (zelfopgewekt
braken of misbruik van laxantia) en geen uitbuien heeft en (2) het type dat eetbuien heeft
en/of purgeert.
Daarnaast is er volgens de DSM-IV sprake van intense angst in gewicht toe te nemen of dik
te worden, terwijl er juist sprake is van ondergewicht. Het is een stoornis in de manier
waarop iemand zijn of haar lichaamsgewicht of lichaamsvorm beleeft. Bij meisjes is er sprake
van minimaal drie achtereenvolgende menstruele cycli die afwezig zijn geweest.
, Boulimia nervosa wordt gekenmerkt door eetbuien, waarbij in korte tijd een zeer grote
hoeveelheid voedsel wordt geconsumeerd, afgewisseld met pogingen om de gevolgen van
de eetaanvallen voor het gewicht tegen te gaan. Dit gaat gepaard met een gevoel de
beheersing over het eten kwijt te zijn. De eetbuien en compenserende gedragingen komen
beide gemiddeld ten minste twee keer per week, gedurende drie maanden, voor.
Er wordt gesproken over Binge Eating Disorder (BED) wanneer er sprake is van eetbuien,
zonder compenserend gedrag.
Eetstoornissen kunnen een chronisch beloop hebben. Op den duur kunnen vele, vaak
ernstige, lichamelijke, psychische en sociale gevolgen ontstaan. Bij anorexia nervosa van het
beperkende type staan de lichamelijke gevolgen van ondergewicht, ondervoeding, vasten en
onderactiviteit op de voorgrond. Dit bevat onder meer: uitputting, ondertemperatuur,
obstipatie en vertraagde maagontleding, trage hartslag en lage bloeddruk, huidproblemen,
haaruitval, botontkalking, uitblijven van de menstruatie, uitblijven van de normale groei en
seksuele rijping bij kinderen. Sommige gevolgen kunnen levensbedreigend zijn.
Bij het purgerende type kunnen daarnaast lichamelijke gevolgen van braken en misbruik van
laxantia voorkomen, zoals lokale beschadigingen van de slokdarm, tandglazuur en/of dikke
darm, vergrote speekselklieren, beschadigde handrug en stoornissen in de zout- en
waterhuishouding.
Patiënten met anorexia nervosa zijn vaak ambivalent over de noodzaak tot behandeling en
hebben de neiging de ziekte te ontkennen. Motiveren tot behandeling is in de beginfase
belangrijk.
Prins, 2014.
De DSM-V onderscheidt drie eetstoornissen: anorexia nervosa, boulimia nervosa en BED. De
adolescentie wordt vaak beschouwd als risicoperiode voor het ontstaan van eetstoornissen
en meisjes lopen een groter risico dan jongens om een eetstoornis te ontwikkelen.
Eetproblemen gaan soms wel en soms niet gepaard met een afwijkend gewicht. Dit betekent
dat dus ook iemand met een normaal gewicht een eetprobleem kan hebben.
Criteria DSM-V Anorexia Nervosa (AN)
A. Restrictie van energie-inname relatief t.o.v. wat men nodig heeft resulterend in een
significant laag gewicht, rekening houdend met leeftijd, geslacht, ontwikkelingsfase
en fysieke gezondheid.
B. Een intense angst om in gewicht toe te nemen of dik te worden, of persistent gedrag
dat gewichtstoename belet, terwijl juist sprake is van een significant laag gewicht.
C. Een verstoring in de manier waarop de patiënt haar/zijn gewicht of lichaamsvormen
ervaart of een hardnekkig gebrek aan erkenning van de ernst van het lage gewicht.
Type I: beperkende type: vermagert door te weinig te eten en veel te
bewegen
Type II: eetbuien-purgerende type: beperkt voedselinname, maar heeft bij tijd
en wijle eetbuien en purgeert nadien.