ANNE WHITEHEAD – MEMORY OF THE NEW CRITICAL IDIOM
Maurice Halbwachs: herinneringen zitten gedeeltelijk en incompleet
opgeslagen, kunnen worden opgewekt door een externe stimulans.
Volgens Halbwachs zijn dromen losse, chaotische fragmenten die losstaan
van sociale structuren. Omdat het geheugen iets sociaals is, hebben
dromen niks te maken met het geheugen (je droomt dus geen
herinneringen). De samenleving bestaat uit groepen (bv. families,
bedrijven), en al deze groepen hebben hun eigen herinneringen, die zijn
ontstaan over een lange periode. Dit collectieve geheugen is stabiel,
algemeen en onpersoonlijk; de herinneringen zijn toepasbaar voor alle
groepsleden (intensiteit van de herinneringen kan wel per individu
verschillen). Kritiek op Halbwachs: hij negeert het individu compleet, alsof
je niet meer alleen kan herinneren. Theoretici (bv. Wulf Kansteiner &
Avishai Margalit) nuanceren zijn theorie door het individuele binnen het
collectieve te zoeken, en daarmee de menselijke agency in de constructie
van gedeelde/sociale herinneringen te benadrukken.
Halbwachs stelt ook dat er een tijdspanne zit aan het collectieve
geheugen, voorbij die tijdspanne is het geschiedenis. Kritiek hierop van
Jan Assmann: sommige herinneringen leven langer dan de tijdspanne.
Hiervoor bedenkt Assmann de term: cultureel geheugen; gebeurtenissen
die voor de levende herinnering zijn gebeurd maar waarvan de
herinneringen worden gevormd via culturele formatie (bv. monumenten)
of institutionele herdenking (bv. ceremonies). Paul Connerton probeert
Halbwachs ook aan te vullen door het belang van gewoonte (repetitief
gedrag) te benadrukken in de transmissie van collectieve herinnering.
Halbwachs stelt dat het religieuze collectieve geheugen anders is
dan het andere collectieve geheugen, omdat religieuze herinneringen op
een uniforme en frequente wijze worden herhaald. Yosef Yerushalmi
vindt dat Joden hier het beste voorbeeld van zijn: de Joodse herinnering
wordt in stand gehouden via rituelen en liturgie: herdenkingsceremonies
zijn dus van belang voor het in leven houden van herinneringen over vele
generaties.
Halbwachs benadrukt ook het belang van een (geografische of
mentale) plek in de collectieve herinnering. Halbwachs interesseert zich
echter niet in de natie: de kaders van een nationale herinnering
representeren niet de essentie van de collectieve herinnering (de natie is
niet geïnteresseerd in de levens van elke burger), maar er zijn wel
bepaalde nationale momenten die belangrijk zijn voor de levens van alle
burgers (bv. 9/11), deze spelen een belangrijke rol in het collectieve
geheugen van de burgers.
Pierre Nora schreef over ‘lieux de mémoires’: plekken van
herinnering (niet per se topografisch, maar kan wel), plekken die
geassocieerd worden met herinnering en geschiedenis. Bijvoorbeeld:
,archieven, jubilea, vieringen etc. De lieux de mémoires dienen als
vervanging voor een authentiek en collectief geheugen (i.p.v.
herinneringen constant meezeulen vinden ze nu één plek). Perry
Anderson bekritiseert Nora’s werk door juist in te gaan op de ‘plekken
van vergeten’ (bv. Napoleontische tijd & Bartholomeusnacht).
Jay Winter schreef over hoe oorlog vanwege technologische
veranderingen tot in elke hoek van de beschaving reikte (niet alleen op
slagveld dus) en hierdoor verhalen van ooggetuigen hebben bijgedragen
aan de collectieve herinnering aan oorlog. De herdenking van
oorlogsdoden is interessant omdat deze herdenkingen vaak vastzitten
tussen de staat (benadrukken van waardering en opoffering) en andere
groepen (benadrukken van leed en rouw). Winter vergelijkt WO1 (als plek
van herinnering) in Engeland, Duitsland en Frankrijk transnationaal
model van herinnering met overal zowel kleine als grote herdenkingen.
Herinneringen kunnen per natie verschillen (bv. wanneer WO2
voorbij was & de herinnering aan de Holocaust). Daniel Levy & Natan
Sznaider vragen zich af of de Holocaust beschouwd kan worden als een
nieuwe, globale, wereldlijke vorm van herinnering. Kan globalisering leiden
tot een nieuwe vorm van geheugen die nationale/etnische grenzen
overbrugd?
Avishai Margalit maakt onderscheid tussen dikke relaties (mensen
die verbonden zijn door gedeelde herinneringen) en dunne relaties
(vreemdelingen). Het concept van dikke relaties hangt samen met
Halbwachs’ idee dat het collectieve geheugen niet alleen gaat om het
behoud van het verleden, maar vooral om het behoud van sociale cohesie
en identiteit.
JAY WINTER – INTRODUCTION; WAR, MEMORY, REMEMBRANCE
De eerste impuls van de ‘memory boom’ kwam op tijdens WO1: de
beelden, taal en praktijken die voorkwamen tijdens en na dit conflict
vormden de wijze waarop toekomstige conflicten herinnert en verbeeld
zouden worden slachtoffers WO1 werden de eerste generatie van
herinnering. Mensen die niet bij iets uit het verleden (bv. WO1) waren,
kunnen dit verleden zien via representaties van de oorlog (bv. films,
musea, oorlogsrechtszaken). Winter vindt ‘herdenking’ (remembrance)
een betere term dan ‘geheugen’: je legt namelijk met herdenking de
nadruk op specifieke agency (wie herinnert, en waar, wanneer en hoe?).
Als we herinneren kopiëren we niet onze ervaringen, maar reconstrueren
we ze (soms voeg je gevoelens of zelfs kennis toe die je later pas leerde).
Collectief geheugen: het proces (geen product!) via waar een
collectief bezig is met handelingen van herdenking. Bepaalde
gebeurtenissen zijn zo belangrijk dat iedereen er een collectief geheugen
van lijkt te hebben (bv. 9/11), maar er zijn ook gebeurtenissen die van
groot belang zijn voor de ene groep, maar niet voor de ander (bv.
, Armeense genocide, 1915). Het collectieve geheugen van dit soort
gebeurtenissen ligt in de handeling van het herdenken.
Geschiedenis en geheugen overlappen en doordringen elkaar; in
vrijwel alle handelingen van herdenking zijn geschiedenis en geheugen
vervlochten in het publieke domein. Oorlogsnarratieven gaan
tegenwoordig niet meer over soldaten en generaals, maar om de
slachtoffers. Ook is er een nieuwe klasse van historische actor bijgekomen:
de getuigen, de mensen die erbij waren en de oorlog van dichtbij zagen
en meemaakten, mensen wiens herinneringen onderdeel zijn van het
historische verslag. Hierdoor is het tribunaal een nieuw theater van
historische herdenking geworden. Slachtoffers hebben een ‘traumatisch
geheugen’ (PTSS) en hierdoor is hun historische herdenking onvrijwillig
(bv. gestimuleerd door triggers).
Historische herdenking: een manier om het verleden te
interpreteren die gebruik maakt van geschiedenis én geheugen, van
gedocumenteerde narratieven over het verleden en van statements van
mensen die in dit verleden leefden (overlap met persoonlijke en religieuze
herdenking). Geschiedenis en geheugen zijn niet meer genoeg: er is
overlap nodig, want getuigen eisen het recht om gehoord te worden en
historici moeten hierbij helpen (om de verhalen feitelijk juist te houden).
Historische herdenking is een geschikte categorie om de bezwaren
tegen alleen geschiedenis (niet gericht op de gewone mensen) en tegen
geheugen (vaag zonder agency) te omzeilen. Wanneer historici zich
voegen bij mensen die bijeenkomen in een publieke ruimte om het (hun)
verleden te herdenken, construeren ze een narratief die niet alleen
geschiedenis of alleen geheugen is, maar een verhaal die in beide
deelneemt.
MAURICE HALBWACHS – THE COLLECTIVE MEMORY
Het beeld van de groep van haar externe milieu, en haar stabiele relatie
met deze omgeving, wordt belangrijk in het idee dat de groep van zichzelf
vormt, het doordringt elk element van haar bewustzijn. Spatiale beelden
spelen een belangrijke rol in het collectieve geheugen; de plaats en de
groep laten hun stempel achter op elkaar. Elk aspect van de plaats heeft
betekenis, alleen voor de groepsleden. Inwoners van steden zijn
gevoeliger voor de verandering van een bepaalde straat, dan voor de
meeste nationale, politieke of religieuze gebeurtenissen. De stabiliteit van
de permanentie van een stad geeft rust aan de inwoners. Stedelijke
veranderingen hebben dan ook effect op de inwoners (een kleine
verandering kan leiden tot een gevoel van verlies). Oude plekken blijven
een belangrijke rol spelen in de levens van mensen, omdat ze hen aan het
verleden doen denken. Hoewel het soms lijkt dat bepaalde groepen geen
ruimtelijke basis hebben, blijken ze toch verbindingen te hebben met