HOORCOLLEGE
HC 1: DE PERSOON ALS BURGER EN DE RECHTEN VAN DE BURGER (Ien)
De persoon als burger en de rechten van de burger eerste college Verdiepend staats- en bestuursrecht .
prof. dr. J.C.A. de Poorter. 28 januari 2020
Schriftelijk tentamen: open vragen. Dat tentamen telt voor 85 procent voor het eindcijfer.
Annotatieopdracht 15 procent.
Wat kun je verwachten in deze cursus: wij proberen dat vooral vanuit een constitutioneel
rechtelijk perspectief. Hoe functioneert nou eigenlijk de democratische rechtstaat? En wat zijn de
voorwaarden die aan het functioneren van de democratische rechtsstaat zijn gesteld. We kiezen
in het bijzonder het perspectief van de burger. We doen dat vanuit wat we noemen de
constitutionele levenscirkel. De rechtspositie van de burger staat hierin centraal. De vraag in
deze colleges zou vooral zijn: wat kan de burger in de democratische rechtsstaat nu doen? Hoe
kan hij invloed uitoefenen op het tot stand brengen van algemene regels. Dat is de ene zijde van
de constitutionele cirkel. Van bijzonder, van de positie van het individu, naar algemeen door
representatie. (Vooral hier zal aandacht voor zijn in de laatste colleges) maar andersom hoe
komen we van algemene regels naar de individuele rechtspositie. Wat is de invloed van burgers
daarin? Hoe gebeurt dat? Daar is met name van belang het functioneren van het openbare
bestuur, bestuursorganen die, we hebben daar een term voor de geleden normstelling: die van
algemene regels via beleid naar de vaststelling van de individuele rechtspositie werken door bijv.
het nemen van beschikkingen. Maar daar speelt ook rechtsspraak een belangrijke rol: als we het
hebben van rechtspraak, hebben we het niet alleen over bestuursrechtspraak. Dat ook, de
bestuursrechter is er dan voor om te controleren of het openbaar bestuur bij het vaststellen van
de rechtspositie van het individu zijn werk goed heeft gedaan door te toetsen of de besluiten in
overeenstemming zijn met het recht, algemene rechtsregels en rechtsbeginselen. Maar we
hebben het ook over bijv. de burgerlijke rechter. We zullen over een aantal weken ook kijken wat
is nu eigenlijk de rol van de rechter in de democratische rechtsstaat en welke veranderingen zien
we hier in. We komen over zaken te spreken zoals Rookverbod en over bekende uitspraken van
rechters zoals: stikstofverbod. Rechterlijke uitspraken met grote politieke en maatschappelijk
impact. De vraag: hoe we dit moeten plaatsen in het kader van de democratische rechtsstaat.
De constitutionele levenscirkel
,Spoorboekje voor vandaag
Deel I: Rechten van de burger/rechten van de mens Het perspectief dat we kiezen, is de rechten
van de burger: maar wat is dit nu precies? Wat is nu precies een burger? De rechten van de
burger/rechten van de mens.
Deel II: Rechtsbescherming en constitutionele toetsing We gaan het ook hebben over
rechtsbescherming en constitutionele toetsing. Bij constitutionele toetsing zien we hoe de
rechten van de burgers zich verhouden tegen de algemene rechten in NL. welke ontwikkelingen
zien we daar? Als we het hebben over constitutionele toetsing: toetsing door de rechter van de
rechten. Dan hebben we het over: institutionele verhoudingen.
Deel III: institutionele verhoudingen En tot slot gaan we het hebben over de institutionele
verhoudingen. Wat mag een rechter? De trias politica.
Grondrechten = rechten van de mens + burgerrechten
Rechten hebben is juridisch persoon zijn (in het procesrecht: legal standing), stem hebben is
juridisch burger zijn. Het is van belang om een onderscheid te maken tussen de rechten van de
mens en burgerrechten. Samen ook wel grondrechten genoemd. Rechten van de mens zijn
rechten die eigenlijk verwijzen naar de menselijke waardigheid. Waarvan we eigenlijk kunnen
zeggen dat die universeel erkend worden.
Burgerrechten zijn de aan de staatsburgers gewaarborgde fundamentele rechten die hen in staat
stellen actief en volledig aan het openbare leven van hun staat deel te nemen. Rechten van de
mens verwijzen naar wenselijke waardigheid, rechten die universeel worden erkend, kan kunt u
denken aan: het absoluut verbod op slavernij, vrijheid, dat zijn mensenrechten. Die verwijzen dus
naar de mens als juridisch persoon.
Rechten van de mens komen aan iedere persoon zonder onderscheid toe en beschermen de
menselijke waardigheid. Burgerrechten onderscheiden zich van de rechten van de mens omdat ze
toegekend zijn aan een bepaalde groep personen, namelijk staatsburgers. Zei die door
nationaliteit verbonden zijn aan de staat.
“Burger” verwijst naar nationale verbondenheid. En hen, de burger, komt rechten toe, die vooral
er toe gericht zijn om de burger ertoe in staat te stellen, actief er toe in staat te stellen, deel te
nemen aan het openbare leven van de staat in de staat. Burgerrechten, waar moet je dan aan
denken? Kiesrecht. Actief en passief kiesrecht.
“Persoon” verwijst naar de waardigheid van iedere mens, waarvan we verlangen dat die
universeel wordt erkend. Absoluut verbod van slavernij en van mensonterende behandeling,
zoals foltering. Vrijheid te gaan en te staan waar je wilt, behoudens beperkingen op wettelijke
basis. Dat is het recht dat toekomt aan een bepaalde groep mensen, de staatsburgers, waar dan
nog voorwaarden aan gesteld zijn in de kieswet. Die stellen burgers in staat om actief deel te
nemen aan het openbare leven in de staat. Dat onderscheid is niet nieuw. Het onderscheid
burgerrechten-mensenrechten gaat ver terug.
Déclaration des droits de l’homme et du citoyen van 26 augustus 1789
Denk maar aan de déclaration des droits de l’homme et du citoyen van 26 augustus 1789. Een van de
bekende documenten uit de Franse revolutie. Op gesteld door de grondwetgevende vergadering waarbij
mensenrechten en burgerrechten werden geformuleerd. Dit document heeft later ook als inspiratiebron
gediend voor de staatsregeling voor het Betaafsche Volk (1798). Daar zien we bijv. in artikel 16 van deze
staatsregeling dat begrip burger terugkomen > iedere burger mag zijn gevoelens uiten en verspreiden als
het niet in strijd is met het oog van de maatschappij. We zien dus dat het onderscheid
mensenrechten/burgerrechten ver teruggaat.
,Staatsregeling voor het Bataafsche Volk (1798)
Artikel 16
Iedere Burger mag zijn gevoelens uiten en verspreiden, op zoodanige wijze, als hij goedvindt, des niet
strijdig met het oogmerk der Maatschappij. De vrijheid der Drukpers is heilig, mids de Geschriften met
den naam van Uitgever, Drukker, of Schrijver voorzien zijn. Dezen allen zijn, ten allen tijde, aansprakelijk
voor alle zoodanige bedrijven, door middel der Drukpers, ten aanzien van afzonderlijke personen, of der
gantsche Maatschappij, begaan, die door de Wet als misdadig erkend zijn.
Maar wie waren en zijn die burgers?
1796 einde uitsluiting van Joden van de gilden (geen Jood zal worden uitgeslooten van eenige
rechten of voordeelen die aan het Bataafsch Burgerregt verknocht zyn). Tot 1796 was het Joodse
mensen verboden toe te treden tot de gilden. Belangrijk voor de werkverschaffing. Werd er een
wettelijke regel: Dat geen Jood zou worden uitgesloten van enige rechten of voordelen die aan
het Bataafsch Burgerrecht verkocht zijn. Een andere groep van mensen die lange tijd zijn
uitgesloten geweest van burgerrechten zijn de slaven.
1863 opheffing slavernij (Engeland in 1833 en Frankrijk in 1848). In NL pas in 1863 afgeschaft. In
die tijd werd in Amerika de civil War gevochten, met als inzet: de slaven. Wat leiden tot 3-tal
amendementen in de Amerikaanse grondwet. Dat ervoor zorgde dat ook Afro-Amerikanen in
staat stelden om aan het openbare leven deel te nemen. Om kiesrecht enz. te hebben. Maar dat
wilde nog niet zeggen dat daardoor de gelijkheid volledig werd gerealiseerd. Dat heeft nog heel
lang geduurd. En ook daar waren juristen heel belangrijk.
1917 vrouwenkiesrecht (passief kiesrecht voor mannen en vrouwen, maar actief kiesrecht alleen
voor mannen; bij wet kon het actief kiesrecht ook aan vrouwen worden toegekend → Wet
Marchant van 28 september 1919).
1954 één gelijkwaardig staatsburgerschap in het gehele Koninkrijk. Een andere groep, vrouwen
die pas in 1917 kiesrecht kregen door een grondwetswijziging. Passief kiesrecht kwam aan
mannen en vrouwen toe. En het actief kiesrecht kon bij wet worden geregeld. Dat gebeurde 2
jaar later. Als we denken dat emancipatie dan voltooid was, hoef ik je niet uit te leggen.
1956 opheffing handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw. Het heeft tot 1956 geduurd
dat we gehuwde vrouwen handelingsbekwaam noemde. In 1946 was de opheffing
handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw. Als we het hebben over het
Nederlanderschap. Grondwet of ook de kieswet zegt: komt aan Nederlanders toe. Waar vinden
we wat onder Nederlandse staatsburgerschap wordt verstaan? De rijkswet op het
Nederlanderschap. Daarin vinden we een bepaling dat zegt: wanneer u bent geboren uit een
Nederlandse moeder, althans als je na 1985 bent geboren, dan bent u Nederlander. Als u uit een
huwelijk bent geboren waar de vader op het moment van de geboorte, en was hij getrouwd met
de moeder, en is hij Nederlander, dan bent u ook Nederlander. Dus het Nederlanderschap is een
Ius Sangius: het gaat over van Vader op kind. Van moeder op kind. En dat wordt geregeld in de
rijkswet op het Nederlanderschap.
Wat zijn de rechten van de burger volgens de Grondwet?
Artikel 3: gelijke benoembaarheid in openbare dienst.
Artikel 50: “De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk.”
Artikel 4: actief en passief kiesrecht (vgl. artikelen 54 en 56).
Artikel 20, derde lid: bijstand.
Als we kijken naar onze eigen grondrecht, waar zien we dan burgerrechten? Natuurlijk in artikel 4 GW >
actief & passief kiesrecht. Maar waar zien we dat nog meer? Artikel 20 > bijstand. Nederlanders hier ten
lande die niet in hun bestaan kunnen voorzien hebben recht op bijstand van overheidswege. Daar zien we
, het begrip Nederlanderschap terugkomen. Dat zien we op verschillende plekken in de grondwet. Bijv. ook
in artikel 3 GW > gelijke benoembaarheid in de openbare dienst. Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in
openbare dienst benoembaar. Als we teruggaan naar de constitutionele levens cirkel, en we herinneren
ons het deel: van individueel naar algemeen door representatie, dan is in dat verband artikel 50 GW van
groot belang: die zegt dat de SG vertegenwoordigen het gehele NL’se volk. Dus onze grondwet kent naast
de klassieke mensenrechten, ook zogenaamde burgerrechten. Dat roept wel de vraag op: maar wie zijn
dan die burgers precies? En waar vinden we dat? Wie zijn dan de NL’se staatsburgers? Hoe wordt dat
dan bepaald? Hier zeg ik dadelijk meer over. Maar het Nederlandse staatsburgerschap in het algemeen
heeft een hele historische ontwikkeling meegemaakt.
ECLI:NL:HR:2015:1749 (vaststelling Nederlanderschap)
Art. 15 lid 2 RWN bevat drie uitzonderingen op de hoofdregel van art. 15 lid 1, aanhef en onder a, RWN,
volgens welke het Nederlanderschap verloren gaat bij het aanvaarden van een andere nationaliteit. Die
uitzonderingen houden in dat de Nederlandse nationaliteit niet verloren gaat indien betrokkene:
(a) in het land van die andere nationaliteit is geboren en daar ten tijde van de verkrijging zijn
hoofdverblijf heeft,
(b) voor het bereiken van de meerderjarige leeftijd gedurende een onafgebroken periode van tenminste
vijf jaren in het land van die andere nationaliteit zijn hoofdverblijf heeft gehad, of
(c) gehuwd is met een persoon die die andere nationaliteit bezit.
Ik wil iets preciezer kijken naar het begrip ‘Burgerschap’. Zoals we hier zitten, zijn we niet alleen
Nederlands staatsburger, maar zijn we ook Europese staatsburgers. Maar wat betekent dat? Wat is de
invloed van het Europeesstaatsburgerschap op het nationale recht? Die invloed is er wel degelijk zien we
straks. Het Nederlanderschap daarvoor moeten we zijn in de rijkswet op het Nederlandershap. Als we
kijken in artikel 15 lid 2 van de Rijkswet op het Nederlanderschap, dan staat daar dat bij het vrijwillig
aanvaarden van een andere nationaliteit dan de NL’se dat de Nederlandse nationaliteit dan verloren
gaat. Dus in beginsel gaat de Nederlandse nationaliteit verloren bij aanvaarding van een andere
nationaliteit. Dat is alleen dan niet het geval, wanneer betrokkene, dat wordt geregeld in artikel 15lid 2,
in het land van die andere nationaliteit is geboren en daar ten tijde van die verkrijging ook hoofdverblijf
heeft, of wanneer hij voor het bereiken van de meerderjarige leeftijd gedurende een onafgebroken
periode van tenminste 5 jaren in het land van die andere nationaliteit zijn hoofdverblijf heeft gehad, of
gehuwd is met een persoon die de andere nationaliteit bezit. Deze bepaling speelde een cruciale rol:
ECLI:NL:HR:2015:1749 de vraag hier: wat moeten we nu verstaan onder bijv. sub a en b. het land van die
andere nationaliteit, daar geboren zijn en hoofdverblijf hebben of voor het bereiken van de meerderjarige
leeftijd gedurende een onafgebroken periode van tenminste 5 jaren in het land van die andere
nationaliteit zijn hoofdverblijf heeft gehad of c) gehuwd is met een persoon die die andere nationaliteit
bezit. Wat moeten we onder een land verstaan? Want hier ging het over een meneer die in 1952 was
geboren in Suriname. Toen was Suriname nog een district van het koninkrijk der Nederlanden. Meneer
had dus de NL’se nationaliteit, had na het zelfstandig worden van Suriname, maar pas na 1983 de
Surinaamse nationaliteit aangevraagd, daarmee ging zijn NL’se nationaliteit verloren hij heeft vervolgens
later weer om naturalisatie van Nederlanderschap gevraagd. Dat leiden weer tot verval van het
Surinaamse nationaliteit. Toen hij uiteindelijk weer de Surinaamse nationaliteit wou aannemen, reisde de
vraag; gaat nu met het vrijwillig aanvaarden van de Surinaamse nationaliteit mijn Nederlanderschap
verloren in de zin van artikel 15 lid 2 Rijkswet. De Nederlandse staat betoogde dat dat het geval was, de
HR oordeelde echter: dat in dit geval weliswaar, op het moment dat betrokkene werd geboren, in
Suriname dat dat nog geen zelfstandig land was, maar dat dat voor de uitleg van artikel 15 wel zo moet
worden gezien, dus dat de betrokkene in het land van de andere nationaliteit, dus in Suriname, is
geboren, ookal was dat op dat moment nog geen zelfstandige republiek. En dat hij ook voldoet aan het
onder B gestelde, gedurende 5 onafgebroken jaren in het land van nationaliteit zijn hoofdverblijfplaats