Begrippenlijst 5O202
Samenvatting 5O202 – Floor Wilting
,1. Anatomie tractus digestivus, buik en bekken
Tractus digestivus: systeem dat instaat voor de vertering en opname van voedingsstoffen voor het
lichaam, bestaande uit de mond, farynx, oesofagus, maag, darmen, alvleesklier, lever en galblaas
Samenvatting 5O202 – Floor Wilting
,A. Mondholte
Mond: orgaan in de vorm van een holte in het hoofd, die verantwoordelijk is voor het
verkleinen van voedsel en het te smeren, de koolhydraat en vet digestie te starten en
het voedsel in de oesophagus te brengen
Glandula salivaria: exocriene klier die speeksel produceert en naar de mondholte
afvoert
Glandula parotis (1): oorspeekselklier; bevindt zich aan beide kanten onder het oor
Glandula submandibularis (2): onderkaakspeekselklier; bevindt zich aan beide kanten
net onder de kaakrand
Glandula sublingualis (3): ondertongspeekselklier; bevindt zich aan beide kanten onder de tong
B. Oesophagus
Oesophagus/slokdarm: orgaan verantwoordelijk voor de afvoer van voedsel van de
mondholte naar de maag; wanden liggen tegen elkaar aan in rust door gesloten UES
en LES; bevat meerlagig onverhoornend epitheel
Sphincter (kringspier): spieren die antegrade (forward) en retrograde
(reverse) beweging reguleren; proximale stimulus resulteert in
verslapping van de sphincter, distale stimulus in contractie (voorkomt
reflux)
Upper esophageal sphincter (UES): kringspier die de pharynx en bovenste
gedeelte van de oesophageus scheidt; heeft dwarsgestreept spierweefsel
en de hoogste resting pressure; samen met oropharynx onder controle
van slikcentrum in medulla; glottis sluit en UES opent tijdens slikken
Lower esophageal sphincter (LES): kringspier die de oesophageus en
maag scheidt; zorgt voor ingang van voedsel in de maag en voorkomt reflux;
opent tijdens slikken door slikreflex nadat UES is gesloten
C. Maag
Samenvatting 5O202 – Floor Wilting
,Gaster/maag: orgaan verantwoordelijk voor tijdelijke voedselopslag en vertering
door afscheiding van proteases en zuur
Cardia/maagmond: aansluiting van slokdarm op de maag; produceert mucus en
het lysozym
Fundus gastricus: bodem/koep van de maag; hoogste gedeelte van de maag
dat zich vult met lucht bij staande houding
Corpus gastricum/maagcorpus: hoofdgedeelte van de maag
Pylorus antrum: het wijde gedeelte van het pylorisch gedeelte onder het
corpus gastricum dat in het pylorisch kanaal overgaat; produceert gastrine en
somatostatine
Pylorisch kanaal: het smallere gedeelte van het pylorisch gedeelte wat
ontstaat uit de pylorus antrum en wordt afgesloten door de pylorus
Pylorus/maagportier: einde van het pylorisch gedeelte dat verantwoordelijk is voor de leging van de
maaginhoud door het pylorisch orifice in het duodenum
Curvatura major: grote kromming van de maag; aan de linkerzijde gelegen tegen de milt, caudaal
tegen het omentum majus
Curvatura minor: kleine kromming van de maag
Plicae circulares/conniventes: ribbels in de dunne darm die de peristaltische bewegingen
veroorzaken
D. Dunne darm
Intestinum tenue: dunne darm (5 – 6m), bestaande uit duodenum, jejunum en ileum;
verantwoordelijk voor de vertering en de absorptie van voedingsstoffen
Duodenum: twaalfvingerige darm; eerste deel van dunne darm (25 cm), bestaande uit een superior
deel met ampulla/verwijding (5 cm), descendus deel (7 – 10 cm), transversum deel (6 – 8 cm) en een
ascendus deel (5 cm)
Jejunum: nuchtere darm; middelste deel van dunne darm (2 m)
Ileum: kronkeldarm; laatste deel van dunne darm (3 m)
Valvula ileocaecalis (ileocaecale sfincter): functionele klep die er voor zorgt dat darminhoud niet
terugstroomt en regelt wat er vanuit ileum in de dikke darm terecht komt
Samenvatting 5O202 – Floor Wilting
,Plicae circulares/conniventes (folds of Kerckring): ribbels in de dunne darm opgebouwd uit de sub-
en mucosa die de peristaltische bewegingen veroorzaken; zorgen voor 3x oppervlakte vergroting
Villi/darmvlok: vlokkige aanhangels in de darmen, gelegen op de plicae die het oppervlakte voor 10x
vergroten
Microvilli: uitstulpingen van het celmembraan gelegen tussen de villi op de plicae die het
oppervlakte voor 20x vergroten; dragen bij aan resorptie en absorptie
E. Dikke darm
Samenvatting 5O202 – Floor Wilting
,Colon: karteldarm (1m), bestaande uit de appendix vermiformis, caecum, colon ascendens,
transversum, descendens en sigmoiduem, rectum en anus; verantwoordelijk voor de reabsorptie van
vloeistoffen en elektrolyten en het opslaan van faeces voor uitscheiding
Colon/intestinum crassu: dikke darm
Caecum: blindedarm; eerste onderdeel van dikke darm
Appendix vermiformis: wormvormig aanhangsel; behoort samen met het caecum tot het eerste
onderdeel van de dikke darm
Colon ascendens: eerste deel van de dikke darm; loopt verticaal
Colon transversum: tweede deel van de dikke darm; loop horizontaal
Colon descendens: derde deel van de dikke darm; loopt verticaal
Colon sigmoideum: S-vormige gedeelte van de dikke darm dat over gaat in de rectum
Rectum: endeldarm; laatste deel van dikke darm
Flexura hepatica: bocht van het colon, waarin de colon ascendens overgaat in het colon
transversum, t.h.v. de lever
Flexura lieanlis: bocht van het coloon, waarin de colon transversum overgaat in het colon
descendens, t.h.v. milt
Plicae semilunares: ribbels in de dikke darm die de peristaltische bewegingen veroorzaken; bevatten
geen villi, maar slechts crypten en microvilli; bevat in verhouding veel meer slijmbekercellen (1:3)
Anaal kanaal: het terminale gedeelte van de dikke darm, gelegen tussen het rectum en de anus,
onder het niveau van de diafragma pelvicum, die een rol speelt bij zowel het naar buiten drijven van
feces als bij het handhaven van de continentie een hoofdrol; in slijmvlies bevinden zich receptoren
voor prikkels die ons informeren over de aard van de rectuminhoud, waarmee op basis van deze
informatie de uitwendige sfincter al of niet wordt ontspannen
Ampulla recti: verwijde gedeelte van het rectum waarin de faeces opgeslagen liggen voordat ze
worden geëlimineerd via het anale kanaal
Anorectale hoek: hoek tussen rectum en anus, die een rol speelt bij de gewaarwording van rectale
vulling; door aanspannen sphincter ani externa en bekkenbodemspieren kan anorectale hoek
worden aangepast, waardoor ontlasting kan worden opgehouden (gelijk aan dichtdrukken tuinslang)
Sphincter ani interna: autonome kringspier van het rectum, die wordt gevormd door het verdikte
onderuiteinde van de circulaire laag van glad spierweefsel in de rectumwand; geen controle over
Sphincter ani externa: animale kringspier van het rectum, dat een onderdeel is van de
dwarsgestreepte m. levator ani; van buitenaf te herkennen door pigmentatie rondom anus
Samenvatting 5O202 – Floor Wilting
,Plexus haemorrhoidalis internus: plexus van vaten in het rectum, die wordt onderverdeeld in een
superior en inferior deel, dat dient als zwellichaam dat een rol heeft bij het gevoel van
aandrang/herkenning van ontlasting en vetkussentjes bevat (verdikkingen in submucosa van anale
kanaal) die het kanaal boven de interne sfincter helpt afsluiten; als venen pathologisch uitgezet zijn
wordt gesproken over hemorroïden (anus varices)
Perianale ruimte: ruimte onder de anus; belangrijke ruimte voor abcessen in bekken
Ischiorectale ruimte: ruimte tussen het os ischium en het rectum; belangrijke ruimte voor abcessen
in bekken
Intersfincterische ruimte: ruimte tussen de sphincter ani interna en externa; belangrijke ruimte voor
abcessen in bekken
Linea pectinea (dentata): grens tussen het cilindrisch rectumepitheel (endoderm; bevat slijmvlies) en
het meerlagig plaveiselepitheel (anoderm); boven deze lijn bevinden zich de crypten en zuilen van
Morgagni
Anoderm: anale epitheel bekleding van het anale kanaal onder de linea pectinea, dat eruit ziet als
(gepigmenteerde) huid, gevoel heeft zoals de huid en is gekeratiniseerd (maar zonder haren, etc)
Zuilen van Morgagni: verticale vouwen gevormd door invouwingen van het muceuze membraam en
een deel van het spierweefsel in het bovenste gedeelte van het anale kanaal
Crypten van Morgagni: uitmondingen van de anale kliertjes; belangrijk voor het ontstaan van
perianale fistels
F. Lever, galblaas en pancreas
Samenvatting 5O202 – Floor Wilting
, Hepar/lever: orgaan die een erg belangrijke rol speelt bij het metabolisme; bestaat uit 4 kwabben en
8 segmenten; segmenten kunnen onafhankelijk van elkaar werken
Lobus hepatis dexter: rechter kwab van de lever
Lobus hepatis sinister: linker kwab van de lever; ventraal over de maag
gelegen
Lobus caudatus: leverkwab tussen de linker en rechter kwab in die
meer superior is gelegen; gescheiden van de lobulus quadratus door
de v. portae hepatis
Lobus quadratus: leverkwab tussen de linker en rechter kwab in die
meer inferior ligt gelegen; gescheiden van de lobulus caudatus door
de v. portae hepatis
Lig. falciforme hepatis: ligament die de lobus dexter en sinister aan
de voorkant van elkaar scheidt
Cholecystis/galblaas: peervormig hol orgaan dat aan de rechterkant van het lichaam dorsaal en
inferior van de lever ligt en met de lever is verbonden via de ductus choledochus, die dient ter opslag
van gal die wordt geproduceerd in de lever
Pancreas/alvleesklier: orgaan dat zich retroperitoneaal in de buikholte, gedeeltelijk achter de maag
en duodenum bevindt, die ~15 verteringsenzymen en HCO3- afgeeft aan het duodenum, waaronder
lipases, petidasen/ proteasen en koolhydraatsplitsers (hydrolase); wordt opgedeeld in een kop, nek,
lichaam en staart
G. Galstelsel
Galcapillair: afvoergang van gal van de hepatocyten
Kanaaltje van Hering: terminale galgang; einde van gal-
capillairen voordat het overgaat in interlobulaire galbuis
Interlobulaire galbuis: afvoergang van gal van één
leverlobule
Ductus hepaticus: afvoergang van gal nadat leverlobules
samen zijn gekomen; buiten lever gelegen
Ductus hepaticus communis: afvoergang van gal van de
lever nadat meerdere ductus hepaticussen bij elkaar zijn
gekomen; gelegen buiten de lever
Ductus cysticus: afvoergang van gal van de galblaas
Ductus choledochus: galgang na het bijeenkomen van de
ductus hepaticus communis en ductus cysticus de
centrale afvoergang van gal naar het duodenum
Samenvatting 5O202 – Floor Wilting