Hoofdstuk 3
Inleiding.
Leren neemt een centrale plaats in psychologisch onderzoek (al sinds erkenning van de
wetenschap psychologie). Kenmerkend voor de leerpsychologie is de translationele
benadering: de voortdurende wisselwerking tussen onderzoek en praktijk. Binnen dit
onderzoek is er een wisselwerking tussen fundamenteel, preklinisch en patiëntenonderzoek.
Bij de eerste twee onderzoeken is er een wisselwerking tussen mens en dieronderzoek,
deze aanpak maakt het mogelijk om psychische problemen grondig te verkennen.
Leerpsychologie is handig voor: (leerpsychologen), genetici, neurowetenschappers,
farmacologen en cognitieve psychologen.
3.1 thorndike en Pavlov: niet als kat en hond!
De eerste experimenten van Thorndike waren erg simpel. Zo maakte hij een kooi van oude
fruitkisten, waarin hij een kat opsloot. Ernaast legde hij een stuk voedsel en de kat kon de
kooi openmaken door aan een touw te trekken. Uiteindelijk wist de kat per ongeluk aan het
touwtje te trekken Na nog een aantal keer hetzelfde experiment uitvoeren ging de kat steeds
vaker meteen aan het touw trekken. Het vergaren van deze kennis noem je acquisitie. Uit dit
experiment stelde Thorndike de wet van effect op: gedrag dat tot aangename uitkomst leidt
zal in frequentie toenemen (en andersom).
In het experiment van Pavlov daarentegen werd er een ander iets ondervonden. Pavlov
onderzocht de speekselaanmaak van honden bij bepaald voedsel. Tijdens dit experiment
kwam hij er achter dat de honden al begonnen te kwijlen toen ze voedsel zagen of de
stappen van de onderzoeker hoorden. Ook als er geen voedsel was. In vervolgonderzoek
door pavlov ontstond er een bepaalde volgorde in de experimenten: Je begint met een
neutrale stimulus (bijvoorbeeld een zoemer), Meteen na de zoemer krijgt de hond voedsel,
uit reflex reageert de hond met speeksel, na enkele herhalingen is er al speeksel bij de
zoemer. Acquisitie voltooid!
De methode van Thorndike (waar het uitmaakt wat het dier doet) noem je instrumentele
conditionering. De methode van Pavlov (waar het dier sowieso voedsel krijgt na de zoemer)
noem je klassieke conditionering. Skinner werkte het experiment van Thorndike verder uit.
Hij had namelijk bezwaar tegen de ,manier waarop Thorndike het experiment origineel had
gedaan. In dit experiment werd de natuurlijke verloop van het diergedrag namelijk niet
onderzocht omdat er bij de opzet elke keer moest worden ingegrepen door de proefleider.
Skinner ontwierp daarom de skinner box, hierbij ging het hele proces automatisch door een
pedaaltje waardoor er geen proefleider nodig was om alsnog het natuurlijk gedrag van een
rat te meten.
1
,Er zijn een aantal termen ontstaan uit de experimenten van deze 3 mensen:
instrumentele conditionering:
- situatie (S)
- Respons (R)
- Uitkomst (O, van Outcome)
Bijvoorbeeld: De kat trekt (R) in de kooi (S) en krijgt voedsel (O).
Klassieke conditionering;
- onvoorwaardelijke prikkel (OP)
- onvoorwaardelijke reactie (OR)
- voorwaardelijke prikkel (VP)
- voorwaardelijke reactie (VR)
(zet hem hier wel ff, komt later aan bod):
- Aversieve prikkel (AP)
Bijvoorbeeld: voedsel in mond hond (OP) leidt tot kwijl (OR). Na experiment leidt zoemer
(VP) tot kwijl (VR). Het kwijlen is dus een VR wanneer deze is gekoppeld aan een niet aan
het normale kwijlen gerelateerde prikkel zoals een zoemer.
3.2 Leren: het wat en het hoe
De definitie voor leren van de Houwer, Barnes-Holmes en Moore is: gedragsveranderingen
van een organisme die het resultaat zijn van regelmatigheden in de omgeving (hiermee
worden dingen bedoeld die niet bestaan uit maar 1 stimulus op 1 moment in de tijd).
Er zijn 2 verklaringen van hoe leren werkt. Je hebt stimulus-respons leren (waarbij er een
directe verbinding ontstaat tussen de voorwaardelijke prikkel en de voorwaardelijke respons.
De OP verandert dus naar de VP, om het maar even in zijn pavlov’s uit te drukken.
Een modernere kijk op dit concept is het stimulus-stimulus leren. Weer op zijn pavlovs
stelt deze visie dat de representatie van het eten niet wordt vervangen door de zoemer maar
dat deze tegelijk aanwezig zijn. Als de zoemer dus wordt afgespeeld (tijd lang eten geven
zonder zoemer) neemt de representatie van het eten weer de overmacht. Omdat Pavlov de
reactie van de honden op de OP en VP identiek zag was dat voor hem genoeg informatie
om er vanuit te gaan dat er sprake was van S-R leren.
Uit experimenten met angst blijkt echter wat anders. Als je een dier op zijn pavlov’s leert een
schok te verwachten bij een bepaalde stimulus dan voert het dier geen reactieve acties uit.
Het dier verstijft in anticipatie van de schok die gaat komen. Zo kan de speekselaanmaak
ook worden uitgelegd, als een voorbereiding op het te komen eten in plaats van een
geprogrammeerde respons.
3.3.1 Appetitieve conditionering
Pavlov gebruikte een appetitieve namelijk voedsel. Verslaving en verstoord eetgedrag
worden beide gekarakteriseerd met een sterke craving. De leertheorie stelt dat stimuli (de
VP’s) geassocieerd raken met de inname van het product (OP’s) en/of de lichamelijke
effecten (OR) ervan. Via klassieke conditionering kunnen bepaalde stimuli dus
geassocieerd worden met inname van product en een craving motiveren.
2
, Instrumentele conditionering kan ook betrokken zijn bij verslaving en obesitas, zo is de
consumptie van een product -> instrumenteel gedrag dat wordt beloond door positieve
consequenties en/of reductie van negatieve toestand. De wet van effect vertelt hier niet het
hele verhaal, het gaat dus niet volgens deze wet. Zo zouden de welbekende negatieve
gevolgen van dit gedrag het productgebruik moeten stoppen maar dit is niet het geval. Er
zijn twee verschillende systemen.
1. Doelgericht gedrag: Gebaseerd op associaties tussen responsen en uitkomsten.
2. Gewoontegedrag: Gebaseerd op associaties tussen stimuli en responsen maar
wordt niet gemedieerd door de uitkomst die het gedrag genereert.
De eerste is een respons - uitkomst leren, bijv. aan touw trekken associëren met het
krijgen van voedsel. De tweede is stimulus - respons leren, bijv. touw associëren met
trekken.
Tijdens het initiële leren zijn instrumentele gedragingen doelgericht en dus gebaseerd op
motivationele reden en causale relatie. Maar na een tijd speelt die motivationele reden geen
rol meer en komt de respons automatisch bij een uitlokkende stimuli.
Pavloviaanse instrumentele transfer is het principe dat ontstaat waarbij een dier vaker de
hendel indrukt na conditionering (instrumenteel) als er een VP aanwezig is. we kunnen dit
vertalen naar verslaving, om ff lekker deprimerend te worden: Mevrouw X is drankverslaafd,
ze assosieert het drinken van alcohol met blije gevoelens. Maar als ze thuiskomt van een
zware dag associeert ze dat ook met het drinken van alcohol. Zo zie je klassieke
conditionering (thuiskomen --> drank) en instrumentele conditionering (drank --> blijheid)
samenkomen in 1 geval, mevrouw X.
3.3.2. Aversieve conditionering
Omdat Pavlov in zijn originele onderzoek op zoek ging naar reacties omtrent hondenvoer is
dat de prikkel die hij observeerde. Al vrij snel na het vinden van klassieke conditionering
werd echter ook duidelijk dat dezelfde conditionering kon worden verkregen door een
onaangename/aversieve prikkel (AP). Een bekend voorbeeld van hoe een angstreactie ook
klassiek kan worden geconditioneerd is kleine Albert (ze noemen hem ook kleine Albert om
het extra sneu te maken, wtf). Deze theorie vormt desondanks alles wat er mis mee is toch
een belangrijke mijlpaal in de leerpsychologie. Om kleine Albert een beetje rust te bieden,
wherever he may be, gaan we het eerst hebben over wat er allemaal mis is met deze studie.
De eerste kritiek stelt dat niet iedereen met een angststoornis een moment heeft
meegemaakt dat deze angststoornis kan hebben aangeleerd. Mensen met arachnofobie
bijvoorbeeld hoeven geen kwade ervaringen met spinnen meegemaakt te hebben. Wel is
bewezen dat het horen dat een dier, of ding, gevaarlijk kan zijn ook al een fobie kan
veroorzaken. Je hoeft zelf dus niet gebeten te worden door een hond om er bang voor te
worden. Je kan namelijk ook iemand gebeten zien worden of zelfs horen dat er iemand is
gebeten.
De tweede kritiek draait de eerste eigenlijk een soort van om. Deze kritiek stelt namelijk dat
niet iedereen die een akelige gebeurtenis heeft meegemaakt een angststoornis ontwikkelt.
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper timklaastp. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.