SAMENVATTING BELASTINGRECHT H1, H2, H3, H4, H5, H6, H7, H8, H9, H10 &
H11
HOOFDSTUK 1 INLEIDING BELASTINGRECHT
Toetsterm 1.1
De kandidaat benoemt welk overheidsorgaan of overheidsinstantie een gegeven belasting of
heffing kan opleggen.
Belastingmoraal = de feitelijke bereidheid van burgers om datgene wat zij aan de belasting
verschuldigd zijn ook daadwerkelijk te betalen.
Belastingen zijn noodzakelijk. Zonder belastinginkomsten zou Nederland niet kunnen zijn
wat het nu is. Een moderne verzorgingsstaat met een hoog voorzieningenniveau. Zoals:
volksgezondheid, onderwijs, sociale voorzieningen, defensie, rechtspraak, wegennet en
dijken. De inkomsten van de overheid bestaan voor het grootste deel uit
belastinginkomsten. Een tweede inkomst bron is de aardgasbaten en als derde inkomsten
uit aandelen. Deze inkomsten zijn conjunctuurgevoelig.
Conjunctuurgevoelig = afhankelijk van de economische situatie van dat moment.
Met omzetbelasting wordt door de overheid het meeste geld geïnd. Op grond van de Wet
inkomstenbelasting 2001 wordt belasting geheven over het genoten inkomen van
natuurlijke personen. Gaat het hierbij om inkomen uit werk en woning, dan wordt bij de
heffing een zogenoemd progressief stelsel gehanteerd.
Progressief stelsel = de belastingplichtige moet een hoger percentage aan
inkomstenbelasting betalen naarmate hij meer verdiend.
Proportioneel tarief = het percentage die betaald moet worden aan inkomstenbelasting is
bij iedereen gelijk. Ongeacht de hoogte van het inkomen.
De keuze voor een bepaald belastingstelsel maakt onderdeel uit van inkomenspolitiek. Een
progressief stelsel zal een gelijkmatiger verdeling van inkomens tot gevolg hebben. Dit
wordt ‘herverdeling van inkomens’ genoemd.
Wat zijn belastingen?
Belastingen zijn:
• Gedwongen betalingen aan de overheid
• Op grond van publiekrechtelijke regelingen
• Waar geen rechtstreekse tegenprestatie van de overheid tegenover staat
• Heeft geen bestraffend karakter
Wie belasting betaald, betaald geld aan de overheid. Maar niet elke betaling aan de
overheid is aan te merken als belastingbetaling.
Wat zijn betaling aan de overheid, maar betreft geen belastingbetaling?
• Een burger koopt iets van de gemeente. Bijvoorbeeld een stuk grond. De transactie
berust op regels die gelden voor een koopovereenkomst.
, • Een beukering. De boete heeft een bestraffend karakter.
• Een retributie. De overheid levert tegen betaling een directe tegenprestatie.
Bijvoorbeeld het aanvragen van een rijbewijs.
• Schenkingen of nalatenschappen. Schenkingen die worden gedaan of nagelaten aan
de staat of een erfenis die wordt nagelaten aan de staat, bijvoorbeeld het
rijksmuseum, zijn vrijwillig.
• Premies voor sociale verzekeringen. De verzekeringsgedachte staat voorop.
Belastingen worden geheven door verschillende overheden. Een manier om onderscheid te
maken in de verschillende soorten belastingen is om te kijken naar welke overheidsinstantie
de betreffende belasting heft. We onderscheiden de volgende overheidsinstanties:
• Rijk
• Provincie
• Gemeente
• Waterschappen
Rijk:
Het Rijk heft de grote belastingen waaruit voor de overheid de meeste inkomsten
voortvloeien. Zoals: omzetbelasting, loon- en inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting,
kansspelbelasting, dividendbelasting, motorrijtuigenbelasting, overdrachtsbelasting,
accijnzen en milieuheffingen.
Provincie:
Door de provincie worden de opcenten geheven die door de houder van een motorrijtuig
moet worden betaald tezamen met de motorrijtuigenbelasting.
Gemeente:
Gemeenten heffen meerder belastingen, waarvan de onroerendezaakbelasting de
bekendste is. Verder heffen de gemeenten hondenbelasting en toeristenbelasting.
Waterschappen:
Door de waterschappen wordt de waterschapsbelasting geheven.
Belastingen zijn te verdelen in directe en indirecte belastingen.
Directe belastingen:
Directe belastingen worden geheven van inkomen, winst en vermogen. De eigenaar van het
inkomen, winst of vermogen betaald zelf de belasting. De belasting wordt geheven bij degen
die rechtstreeks recht op het inkomen heeft. Directe belastingen kun je niet doorbereken
aan een ander. Je wordt er dus zelf ‘armer’ van.
Indirecte belastingen:
Bij indirecte belastingen, ook wel kostprijsverhogende belastingen genoemd, wordt de
waarde van een bepaald goed of dienst verhoogd met belasting. De omzetbelasting is de
bekendste indirecte belasting. We kennen deze belasting als btw.
,De wijze van heffing valt ook van elkaar te onderscheiden. We kennen belastingen via
aanslag (aanslagbelastingen) en belastingen via aangifte (aangiftebelastingen).
Aanslagbelastingen:
Bij aanslagbelastingen wordt door de belastingdienst een aangifteformulier uitgereikt of een
elektronische afgifte klaargezet. De belastingplichtige vult de aangifte in. Na ontvangst van
de aangifte wordt door de inspecteur op basis hiervan een aanslag opgelegd. Het bekendste
voorbeeld van een aanslagbelasting is de inkomstenbelastingen.
Aangiftebelastingen:
Bij aangiftebelastingen is het de bedoeling dat de belastingplichtige zelf de omvang van de
belastingschuld berekend. Daarna doet hij op eigen initiatief aangifte en daarna betaalt hij
zelf de belastingschuld. Maar let op, aangiftebelasting doet de belastingplichtige wel uit
zichzelf, maar het is niet vrijblijvend. Als de btw-aangifte of de betaling niet op het
verplichte moment is gedaan, dan krijgt hij een boete. De bekendste aangiftebelasting is de
omzetbelasting (btw).
De verschillende heffingstechnieken (aanslag- en aangiftebelasting) behoren tot het formele
belastingrecht.
Het belastingrecht als rechtsgebied maakt deel uit van het bijzonder bestuursrecht. Het
bestuursrecht kan onderscheiden worden in twee soorten:
• Algemeen bestuursrecht
• Bijzonder bestuursrecht
Het algemene gedeelte van het bestuursrecht is opgenomen in de Awb (Algemene wet
bestuursrecht). Hierin staan definities van begrippen, de wijze va tot stand komen van
besluiten en het stelsel van rechtsbescherming. Het bijzonder bestuursrecht is het
inhoudelijke bestuursrecht en geeft per sector van overheidsbeleid regels op het terrein van
onder andere strafrecht, het recht van ruimtelijke ordening, economisch bestuursrecht,
belastingrecht en onderwijsrecht.
Het belastingrecht is ook onder te verdelen in materieel en formeel belastingrecht.
Materiële belastingrecht:
Het materiële belasting recht gaat over het inhoudelijke gedeelte van dit rechtsgebied en is
opgenomen in de diverse heffingswetten: Wet op de loonbelasting, Wet op de
inkomstenbelasting, Wet op de vennootschapsbelasting enzovoort. Bij het materiële
belastingrecht worden vragen beantwoord als wie er aan belasting is onderworpen en
waarover de belasting wordt geheven.
Formele belastingrecht:
Het formele belastingrecht gaat over e procedure van belastingheffing. Op welke manier
vindt de heffing precies plaats? Welke dwangmiddelen heeft de overheid tot haar
beschikking om belastingplichtigen tot betaling te dwingen? Onderdeel van het formele
belastingrecht is het stelsel van rechtsbescherming en het fiscale procesrecht. Aan de
, belastingplichtige staat een systeem van rechtsmiddelen ter beschikking dat grotendeels in
opgenomen in de Awb.
Legaliteitsbeginsel = beginsel dat belastingen alleen mogen worden geheven op grond van
de wet.
In het belastingrecht spelen een aantal specifieke beginsel een belangrijke rol bij de vraag of
er in een bepaald geval belasting wordt geheven en hoeveel. Het gaat daarbij op de
volgende vier beginselen:
• Draagkrachtbeginsel
• Porfijtbeginsel
• Beginsel van de minste pijn
• Beginsel van de bevoorrechte verkrijging
Draagkrachtbeginsel:
Het draagkrachtbeginsel brengt met zich mee dat de sterkste schouders de zwaarste lasten
dragen. De financieel sterkeren moeten volgens dit beginsel meer belasting betalen.
Profijtbeginsel:
Als een burger meer profijt (voordeel) heeft van bepaalde overheidsvoorzieningen, dan is
het redelijk dat hij hier ook extra voor betaald in de vorm van een specifieke belasting.
Beginsel van de minste pijn:
Als belasting wordt geheven dan heeft het de voorkeur dat gekozen wordt voor een wijze
van heffing die zo min mogelijk nadelig is voor de belastingplichtige.
Beginsel van de bevoorrechte verkrijging:
Krijgt iemand een onverwacht financieel voordeel, zoals een schenking of erfenis, dan zal de
overheid in veel gevallen hiervan willen meepikken door middel van erfbelasting of
schenkbelasting. Ook kansspelbelasting valt onder dit beginsel. De verkrijger, dus de winner
van het kansspel, is volgens dit beginsel ook in een bevoorrechte positie in vergelijking met
anderen.
Het belastingrecht kent de volgende rechtsbronnen:
• Nationale wet- en regelgeving
• Formele wetten
• Heffingswetten
• Algemene wetten
• Wetgeving in materiële zin
• Beleidsregels en resoluties
• Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb's)
• Jurisprudentie
• Verdragen
• Europese regelgeving