Anorexia
In DSM-5 zijn 3 eetstoornissen onderscheiden: anorexia nervosa, boulimia nervosa en
eetbuistoornis.
Criteria voor Anorexia Nervosa (AN):
A. Restrictie van energie-inname relatief ten opzichte van wat men nodig heeft
resulterend in een significant laag gewicht, rekening houdend met leeftijd, geslacht,
ontwikkelingsfase en fysieke gezondheid. Een significant laag gewicht wordt
gedefinieerd als een gewicht dat lager is dan normaal of, voor kinderen en
adolescenten, lager is dan wat minimaal verwacht wordt.
B. Een intense angst om in gewicht toe te nemen of dik te worden, of persistent gedrag
dat gewichtstoename belet, terwijl er juist sprake is van een significant laag gewicht.
C. Een verstoring in de manier waarop de patiënt haar/zijn gewicht of lichaamsvormen
ervaart, waarbij er een zeer grote invloed van gewicht en lichaamsvormen is op de
zelfevaluatie of een hardnekkig gebrek aan erkenning van de ernst van het lage
gewicht
Er zijn 2 typen AN-patiënten:
1. Het beperkende type: dit type vermagert door weinig te eten en veel te bewegen.
2. Het eetbuien-purgerende type: dit type beperkt eveneens haar/zijn voedselinname,
maar heeft bij tijd en wijle eetbuien en purgeert nadien. Purgeren verwijst naar de
zuivering of reiniging van het lichaam en daaronder vallen alle gedragingen die erop
gericht zijn om het voedsel zo snel mogelijk weer uit het lichaam te verwijderen, zoals
het zelf opwekken van braken en het gebruik van laxantia.
Vaak zijn patiënten met een eetstoornis ook depressief en angstig. Schatting: ongeveer de
helft van de patiënten lijdt tevens aan een bijkomende depressie en/of angststoornis. Als de
controle over het eten toeneemt en/of het gewicht normaliseert, verdwijnen deze problemen
meestal die zijn secundair aan de eetstoornis.
Anorexia start vaak tussen de 14 en 18 jaar in puberteit. Met de DSM-5 kan de diagnose
pas gesteld worden vanaf 13 jaar.
Ong. 93% van anorexiapatiënten is vrouw.
,Comorbiditeit
Mensen met AN hebben in latere leven grotere kans om ook andere psychische stoornissen,
met name angststoornissen en/of depressieve stoornissen te krijgen. Geen verhoogde
prevalentie ASS bij jeugdigen met AN, maar wel meer repetitief en stereotiep gedrag
geobserveerd.
Risicofactoren:
- Meisjes meer risico dan jongens
- Homoseksuele mannen meer risico dan heteroseksuele mannen
- Leeftijd eetstoornissen beginnen vaak tijdens adolescentie
- Voorspellers van eetbuien:
o Ervaren van druk om dun te zijn
o Internalisering van slankheidsideaal
o Lichaamsontevredenheid
o Perfectionisme
o Impulsiviteit
o Hebben van negatieve stemmingen
- In adolescentie zijn leeftijdsgenoten ook een niet te onderschatten beïnvloedende
omgevingsfactor
Beschermende factoren:
- Beoefenen van sport (dit kan echter ook een risicofactor zijn: sporten waarvoor het
belangrijk is om mager te zijn, kunnen het risico op een eetstoornis vergroten, sporten
waarbij dat minder belangrijk is, kunnen het risico verkleinen)
- Hoge zelfwaardering (beschermt ook tegen andere gedrags- en emotionele problemen)
- Hogere frequentie van gezinsmaaltijden
Verklaringsmodellen:
Cognitieve kwetsbaarheidsmodel: lage zelfwaardering en de overmatige zorgen die de patiënt
zich maakt over het eigen lichaam piekeren stimuleert extreem en rigide lijngedrag en dit
lot bij sommige patiënten eetbuiten uit (eetbuiten-pugreertype) en bij andere niet (het
beperkende type).
,Cognitief-gedragstheoretisch model: minder belangrijke rol voor overmatige piekeren. In dit
model staat de extreme behoefte aan controle centraal (zowel over eetgedrag als over allerlei
andere aspecten van het leven). Die behoefte aan controle zou voortvloeien uit het voor
patiënten met anorexia nervosa zo karakteristieke gevoel van ineffectiviteit, in combinatie met
een lage zelfwaardering en perfectionisme. Die algemene behoefte aan zelfcontrole uit zich
voornamelijk in het uitoefenen van controle over het eetgedrag.
Interpersoonlijk kwetsbaarheidsmodel: verstoringen in vroege ouder-kindrelatie leiden tot
onveilige hechting, die via verstoringen in het zelfbeeld leiden tot inadequate
emotieregulatiestrategieën die op hun beurt aanleiding geven tot eetproblemen
niet in staat om met emoties of stress
om te gaan er ontstaan mechanismen die tijdelijk de ervaren emoties verminderen,
neutraliseren of compenseren. Dit kunnen dan bijv. eetbuien zijn. Deze mechanismen kunnen
de negatieve emoties echter nooit volledig aanpakken, met vaak nieuwe negatieve emoties
(bijv. schuldgevoel, spijt en verlaagd zelfbeeld) tot gevolg vicieuze cirkel
Biologische oorzaken
Er blijkt een erfelijke basis te zijn, maar nog onduidelijk hoe de erfelijkheid precies een rol
speelt. Serotonine speelt hierbij ook een rol: serotonerge activiteit verhoogt de kwetsbaarheid
voor ontwikkeling van een eetstoornis (en ook voor andere psychiatrische ziektebeelden).
Verhoogde serotonerge activiteit zou ook bijdragen aan gevoel van verzadiging en een angstig
vermijdend temperament. Patiënten met AN lijken in permanente toestand van acute stress te
, verkeren geen normale cortisolreactie bij psychosociale stress. Leptineniveau neemt af bij
mensen met AN als gevolg van ondergewicht, waardoor honger- en verzadigingsgevoel
ontregeld raakt en ook hyperactiviteit kan toenemen.
Invloed vroeggeboorte
Vroeggeboorte geeft 3x zo veel kans op ontwikkelen van AN. Dit is onder andere omdat de
vroeggeboorte kan leiden tot hersenschade, o.a. in de hypothalamus. De hypothalamus regelt
het hongergevoel en verzadiging dit heeft effect op het eetgedrag. Vroeggeboorte kan dus
een indirect effect op AN hebben.
Alcoholgebruik tijdens de zwangerschap
Ook dit heeft invloed op de hypothalamus van het kind. Die wordt namelijk onderontwikkeld.
Hierdoor is het verzadigingsgevoel verstoord en is er dus meer kans op AN. Daarnaast kan
alcoholgebruik tijdens de zwangerschap meer kans op een vroeggeboorte veroorzaken.
Alcoholgebruik na de zwangerschap
Ouders die overmatig alcohol gebruiken zijn vaak minder sensitief. Wanneer ouders minder
sensitief/responsief zijn bij de aanwezigheid van problemen bij het kind, kan dit nadelig zijn
voor die problematiek. Daarnaast speelt ouderlijke warmte een belangrijke rol bij de
emotieregulatie van het kind. Als ouders geen controle hebben over hun verslaving, kan dit
ervoor zorgen dat het kind de drang voelt om zelf de controle te hebben, wat zich kan uiten in
de controle op eten.
Autoritaire opvoedstijl
Kan invloed hebben op het ontwikkelen van AN doordat het kind dan zelf geen controle over
het eigen leven heeft en daarom extra controle over het eten wil hebben.
Vaderhonger
Sommige dochters verlangen heel erg naar de aanwezigheid van hun vader. Dit kan zorgen
voor stress, wat kan leiden tot een eetstoornis.
Emotieregulatie
Minder goede emotieregulatie kan leiden tot de ontwikkeling van AN. Als je niet goed met je
emoties om kunt gaan, zoek je andere manieren om daar wel mee om te kunnen gaan, bijv.