MAW samenvatting
Hoofdstuk 2: De samenleving en verschillen
2.1 - Sociale ongelijkheid
Begrip Sociale ongelijkheid
Sociale ongelijkheid is een situatie waarin verschillen tussen mensen, in al dan niet
aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en die
leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, van
waardering en behandeling.
Discriminatie betekent een ongelijke behandeling in gelijke gevallen. Sociale ongelijkheid is
breder, het is hoe een samenleving verschillen tussen mensen op verschillende manieren
waardeert.
Welke betekenis mensen geven aan verschillen is cultureel bepaald. Naarmate die
verschillen of de consequenties die aan die verschillen verbonden worden, groter zijn, leven
mensen in meer ongelijke sociale verhoudingen.
Het gaat daarbij om drie soorten sociale ongelijkheid:
1. ongelijke verdeling van (politieke) macht (beschikken over fysieke dwangmiddelen);
2. ongelijke verdeling van bezit (schaarse en hooggewaardeerde zaken, zoals kennis,
inkomen, vermogen);
3. ongelijke verdeling van status (waardering en behandeling van personen op grond
van hun maatschappelijke positie en leefstijl).
In de samenlevingen nemen individuen allemaal andere maatschappelijke posities in en
kunnen we verschillende groepen onderscheiden met ongeveer dezelfde maatschappelijke
positie, zoals professoren en artsen; deze hebben allebei ongeveer evenveel status. De
verdeling van de maatschappij in groepen waartussen sociale ongelijkheid bestaat noemen
we sociale stratificatie (begrip). Die groepen worden ook wel sociale lagen (begrip)
genoemd. Een sociale laag is dus een grote groep mensen met dezelfde maatschappelijke
positie, bijvoorbeeld de arbeidersklasse.
Als die lagen boven elkaar worden geplaatst, ontstaat er een maatschappelijke ladder. De
maatschappelijke positie van mensen wordt ook bepaald door (een combinatie van)
kenmerken als het land/regio waar iemand woont / vandaan komt, de taalgroep, de
generatie, de opleiding of sekse waartoe iemand behoort.
De maatschappelijke ladder is een indeling waarbij mensen met meer bezit, status of macht
hoger staan dan anderen. Als mensen met elkaar vergeleken worden op basis van de status
van een beroep, noemen we dat beroepsprestigeladder (begrip).
Het stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder noemen we sociale mobiliteit. Sociale
mobiliteit is de mate waarin de sociale positie die men inneemt bij geboorte is bepaald en
voor het hele leven vastligt / de mogelijkheid om te stijgen of te dalen op de
maatschappelijke ladder.
, Positietoewijzing verwijst naar maatschappelijke oorzaken waardoor een persoon of groep
op een bepaalde positie terechtkomt. Bijvoorbeeld dat mannen sneller een topbaan krijgen.
Aan het proces van positieverwerving kunnen mensen of groepen juist wel iets doen.
Mensen verkrijgen dan een maatschappelijke positie door hun eigen bijdrage of de bijdrage
van de groep waar ze bijhoren. Bijvoorbeeld promotie voor mensen die goed presteren of
cursussen hebben gevolgd.
Socialisatieprocessen verschillen naar het milieu waarin iemand opgroeit. De ene groep
heeft meer economisch, sociaal en cultureel kapitaal dan de andere groep:
1. economisch kapitaal is financieel bezit of een hoog inkomen,
2. sociaal kapitaal zijn de connecties, netwerken, de graad van eer en respect die een
groep geniet
3. cultureel kapitaal zijn culturele competenties, waaronder kennis, houdingen,
opvattingen en smaak die kenmerkend zijn voor hoge sociale posities.
Sociale verschillen werken door in het socialisatieproces. Zo leren kinderen van
hooggeschoolden gemiddeld langer door dan kinderen van laaggeschoolden. Het verschil in
opleiding en in keuze van opleidingen wordt (deels) ‘sociaal overgeërfd’, overgebracht door
de invloed van belangrijke anderen in de nabije sociale omgeving (zoals ouders en
leeftijdgenoten).
In gesloten samenlevingen is er nauwelijks sprake van sociale mobiliteit. Het
tegenovergestelde ervan zijn de open samenlevingen waarbij mensen meer kansen
hebben om sociaal mobiel te zijn.
Om de sociale ongelijkheid tegen te gaan, is de verzorgingsstaat bedacht. De
verzorgingsstaat is een staat die voor haar burgers niet alleen een hoog niveau van sociale
zekerheid biedt, maar ook van zorg, onderwijs, cultuur, etc. Een verzorgingsstaat noemen
we dan een institutie: een geheel van geschreven en ongeschreven regels om gedrag te
reguleren, te beperken. De verzorgingsstaat heeft als doel om solidariteit te reguleren.
Solidariteit betekent het willen helpen van elkaar. Door de institutie van de verzorgingsstaat
zijn we in Nederland verplicht belasting te betalen. De verzorgingsstaat zorgt hierdoor voor
minder sociale ongelijkheid.
Collectieve goederen zijn goederen die niet door de markt of het eigen initiatief van burgers
beschikbaar komen. Collectieve goederen zijn non-exclusief, niemand kan worden
uitgesloten van een collectief goed. Voorbeelden hiervan zijn schoon drinkwater, onderwijs,
openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en infrastructuur. Een staat kan met een
beroep op democratische procedures (bv. rechtszaal) of door te dreigen met geweld zorgen
dat zaken die van algemeen belang geacht worden, tot stand komen. Het feit dat deze
collectieve goederen nu wel geleverd kunnen worden, draagt op zijn beurt bij aan de
legitimiteit van de overheid.
Private goederen zijn goederen waar mensen voor moeten betalen. Voorbeelden zijn eten
en drinken, een smartphone, een vakantie. Deze goederen zijn exclusief en je kan er van
buitengesloten worden.
2.2 - Macht