Herhalen van alle bijeenkomsten
Straf- en Strafprocesrecht
Bijeenkomst 1, materieel strafrecht
Deze bijeenkomst ging over de strafbare poging, de strafbare voorbereiding en het
onderscheid daarin tussen het commune strafrecht en de Opiumwet (artikel 10a en
11a Opiumwet). Deze onderwerpen zullen dan ook worden nagelopen.
Allereerst de strafbare voorbereiding. De voorbereiding van een misdrijf is niet
altijd strafbaar geweest. Deze is dan ook later in de wet ingesteld dan de strafbare
poging, en staat daarom achter de strafbare poging in de wet. De strafbare poging is
namelijk artikel 45 Sr, de strafbare voorbereiding artikel 46 Sr.
De voorbereiding van een misdrijf is strafbaar gesteld, omdat er sprake is van
dermate gevaarzettend gedrag, welke zonder dit strafbaar te stellen nooit aangepakt
zou kunnen worden. De overheid wilt daarom elke strafbare handeling omtrent een
misdrijf strafbaar kunnen stellen.
Artikel 46 Sr bevat een aantal voorwaarden waaraan moet worden voldaan alvorens
er sprake is van een strafbare voorbereiding. Ten eerste moet het gaan om de
voorbereiding van een misdrijf met een wettelijke strafmaximum van 8 jaren
gevangenisstraf. Dit zijn dus de zwaardere misdrijven. Daarbuiten moet er bij de
dader/voorbereider sprake zijn van voorbereidingsmiddelen die bestemd zijn tot
het begaan van dat misdrijf. Voorbereidingsmiddelen zijn voorwerpen, stoffen,
informatiedragers, ruimten of vervoersmiddelen. Bij de dader is sprake van (een van)
deze middelen, en deze middelen zijn bestemd tot het begaan van het zware misdrijf.
Daarbij moet er ook sprake zijn van voorbereidingshandelingen, ten aanzien van
die middelen. De dader moet met die middelen bepaalde handelingen verrichten; hij
moet ze verwerven, vervaardigen, invoeren, doorvoeren, uitvoeren of voorhanden
hebben. De dader verricht dus voorbereidingshandelingen met de
voorbereidingsmiddelen die bestemd zijn tot het begaan van het zware misdrijf. Tot
slot moet er sprake zijn van dubbel opzet. Er moet opzet zijn op het doen van de
voorbereidingshandelingen en het hebben van de voorbereidingsmiddelen, maar er
moet ook opzet zijn op het zware misdrijf. Kortom, de voorwaarden voor een
strafbare voorbereiding luiden:
1. Het gaat om een misdrijf met een maximale gevangenisstraf van 8 jaar of meer;
2. Er is sprake van voorbereidingsmiddelen;
3. Die voorbereidingsmiddelen zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf;
4. Ten aanzien van die voorbereidingsmiddelen worden
voorbereidingshandelingen verricht;
5. Er is sprake van dubbel opzet (gronddelict en voorbereiding)
Tot zover de strafbare voorbereiding. Nog belangrijker is de strafbare poging. Deze
staat in artikel 45 Sr. Een poging is nog zwaarder dan een voorbereiding, en de
voorbereiding gaat dan ook nog vooraf aan een poging. Bij een poging van een
,misdrijf is er daadwerkelijk geprobeerd het misdrijf tot stand te brengen, en bij een
voorbereiding is daar alleen nog de intentie toe. Artikel 45 Sr bevat weer enkele
voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om te kunnen spreken van een strafbare
poging. Ten eerste moet er sprake zijn van een voornemen van de dader om een
bepaald misdrijf te plegen. Een voornemen wil zeggen dat er sprake is van een vorm
van opzet. Een voornemen is namelijk een bewuste keuze om iets te gaan doen.
Hiervoor geldt voorwaardelijk opzet als ondergrens. Daarbij is een voornemen ook
toekomstgericht; een voornemen kan geen voornemen meer zijn als het al is
uitgevoerd. Er moet dus sprake zijn van een voornemen van de dader om een
misdrijf te begaan. Dat voornemen moet zich daarbij door een begin van uitvoering
hebben geopenbaard. Een begin van uitvoering wil zeggen dat er een start is
gemaakt aan het begaan van een strafbaar feit, en uit dat beginnetje kun je afleiden
dat er bij de dader sprake is van een voornemen tot het begaan van dat strafbare
feit. Er is lang discussie geweest over wanneer er sprake is van een begin van
uitvoering. Twee arresten zijn daarin leidend: Grenswisselkantoor-arrest en CITO-
arrest. In het Grenswisselkantoor-arrest was het zo dat de mogelijke daders in een
auto zaten met wapens. De vraag was of dit gezien kon worden als een begin van
uitvoering en dus een poging. Deze vraag werd negatief beantwoord; er was nog
geen sprake van een begin van uitvoering. Dit was zo, omdat een buitenstaander
nog altijd langs de auto kon lopen en niet per se hoefde te vermoeden dat er een
strafbaar feit plaats ging vinden. Bij het CITO-arrest was dit anders. Hier stonden de
daders met wapens voor de deur, ze hadden aangebeld maar er werd niet open
gedaan. Dit werd wel gekwalificeerd als een begin van uitvoering, nu een
buitenstaander eraan kon afzien dat dit een strafbaar feit was. Uit het CITO-arrest
volgde dan ook dat er pas sprake is van een begin van uitvoering, als dit gezien zijn
uiterlijke verschijningsvorm blijkt. Een begin van uitvoering kan niet worden
afgeleid uit gedachten van de dader. Kortom, artikel 45 Sr bevat de volgende
voorwaarden:
Tot nu toe hebben we dus besproken dat een poging, mits het voldoet aan de
voorwaarden, strafbaar wordt gesteld. In sommige gevallen kan een dader echter
een poging doen, waarbij er dus sprake is van een voornemen en een begin van
uitvoering, maar waarbij hij zich terugtrekt waardoor de poging straffeloos wordt. Dit
is de vrijwillige terugtred van de dader ex artikel 46b Sr. De dader kan zelf
bepalen, ook tijdens de begin van uitvoering, of hij door wilt gaan of niet. De dader
kan dus vrijwillig terugtreden. Dit moet wel echt vrijwillig zijn en moet niet afhankelijk
zijn van externe omstandigheden; indien de dader bijvoorbeeld sirenes hoort en
denkt dat hij moet wegwezen, dan zijn het externe omstandigheden die hebben
geleid tot zijn terugtred. Die terugtred is dan ook niet vrijwillig!
Bij vrijwillige terugtred is het wel van belang om een onderscheid te maken tussen de
verschillende soorten pogingen. Bij de ene poging is het namelijk moeilijker om terug
te treden dan bij de andere. Je hebt 2 soorten pogingen; een voltooide en een
,onvoltooide poging. Een voltooide poging wil zeggen dat de poging gedaan is, en
er verder geen handelingen meer hoeven te worden verricht. Je wilt bijvoorbeeld
een winkelcentrum opblazen met een bom, hebt de bom in het centrum neergelegd
en het lontje aangestoken. Het is nu immers wachten totdat de bom afgaat, en het
delict is voltooid. Dit is een voltooide poging. Bij een voltooide poging is vrijwillige
terugtred ingewikkeld. Je hoeft immers geen handeling meer te verrichten, waardoor
je ook niet kunt denken dat je wilt stoppen. Daarvoor is het in principe te laat. Echter
is vrijwillige terugtred niet onmogelijk; de dader kan een tegenhandeling gaan
verrichten en de bom bijvoorbeeld onschadelijk maken. Bij een onvoltooide poging
is vrijwillige terugtred makkelijker. Bij een onvoltooide poging moeten er nog
handelingen worden verricht alvorens de poging voltooid is. Je kunt tijdens die
handelingen dus nog altijd beslissen om de handeling niet te doen.
Het onderscheid voltooide en onvoltooide poging is van groot belang, maar er moet
ook nog een ander onderscheid in pogingen naar voren worden gebracht. Buiten
enkel de vrijwillige terugtred, kan namelijk een andere soort poging ook als
straffeloos worden aangemerkt. Een andere straffeloze poging is de absoluut
ondeugdelijke poging. Een absoluut ondeugdelijke poging is een poging doen een
misdrijf te begaan, waarvan bijna 100% zeker de gevolgen niet zullen intreden. Denk
aan schieten met een wapen op een lijk; het zal nooit leiden tot een poging tot
moord. Deze poging is daarom straffeloos. Er bestaat echter ook nog een relatief
ondeugdelijke poging, en deze poging is wel strafbaar. Dit is een poging waarbij
het gevolg in dit geval niet is ingetreden, maar dat dit normaal wel zou gebeuren.
Hierbij vergelijk je de normale situatie met de uitzondering die plaats heeft
gevonden. Denk bijvoorbeeld aan schieten met een ongeladen vuurwapen, en
schieten met een wapen waar geen kogels in zitten. Normaal zitten er kogels in een
wapen, en zou je iemand kunnen vermoorden. Dat dit nu toevallig niet zo was, staat
niet in de weg van de strafbaarheid van de poging.
Tot zover het commune strafrecht: de strafbare voorbereiding van artikel 46 Sr, de
strafbare poging van artikel 45 Sr, de vrijwillige terugtred van artikel 46b Sr en het
onderscheid tussen de verschillende pogingen (voltooid, onvoltooid, relatief en
absoluut ondeugdelijk). We zullen nu verder gaan met de Opiumwet, en specifiek
artikel 10a en 11a.
De Opiumwet is anders dan het commune strafrecht. In het commune strafrecht
bevat een strafbepaling zowel de delictsomschrijving, de kwalificatie als de
strafbedreiging ineen. Deze vallen in de Opiumwet uit elkaar. De structuur van de
Opiumwet ziet er als volgt uit:
De delictsomschrijving staat vermeld in artikel 2 Opiumwet voor lijst I
delicten (onder andere MDMA/XTC) en in artikel 3 Opiumwet voor lijst II
delicten (onder andere Hennep).
De strafbedreigingen staan vermeld in artikel 10 Opiumwet voor lijst I
delicten en artikel 11 Opiumwet voor lijst II delicten.
De kwalificatie staat vermeld in artikel 13 lid 2 Opiumwet.
Ook de Opiumwet stelt bepaalde vormen van voorbereiding en pogingen strafbaar.
Hier moet het dan wel ook specifiek gaan over Opiumdelicten; delicten met
, betrekking tot drugs. Allereerst met betrekking tot lijst I. Artikel 10a Opiumwet stelt
bepaalde handelingen ter voorbereiding of ter bevordering van een delict als in
artikel 10 lid 4 of lid 5 Opiumwet (dat is strijd met artikel 2 A, B en D) vermeld,
strafbaar. Met betrekking tot die voorbereiding/bevordering is strafbaar: een ander
uitlokken om het feit te plegen/doen plegen/medeplegen/uitlokken/behulpzaam te
zijn, een ander of zichzelf inlichtingen, middelen of gelegenheid te verschaffen en
voorbereidingshandelingen met voorbereidingsmiddelen te verrichten ( het
voorhanden hebben van bepaalde middelen/voorwerpen/stoffen etc.). Het bewegen
van een ander om het strafbare feit te plegen/doen plegen/medeplegen etc. (10a lid
1 sub 1 Opiumwet) vereist opzet. Er staat namelijk ‘tracht te bewegen’. Het
verschaffen van inlichtingen, middelen of gelegenheid aan hemzelf of een ander
vereist ook opzet. Er staat namelijk ‘tracht te verschaffen’. Voor het doen van de
voorbereidingshandelingen met de voorbereidingsmiddelen volstaat zowel opzet
(‘waarvan hij weet’) als schuld (‘waarvan hij ernstige reden had om te vermoeden’).
Uitlokking, medeplichtigheid en voorbereiding (en dus het voorbereiden en
bevorderen van een delict als vermeld in artikel 10 lid 4 of 5 Opiumwet) is dus
strafbaar. Artikel 10a Opiumwet is een op zichzelf staand delict. Dat is anders dan
in het commune strafrecht; zodra een delict is voltooid, wordt de dader voor dat delict
veroordeeld en niet meer voor de voorbereiding of de poging. In de Opiumwet kan de
dader voor zowel het delict zelf als de voorbereiding worden veroordeeld. Vrijwillige
terugtred heeft hier dus ook minder zin; hoewel je wel vrijwillig kan terugtreden voor
het gronddelict, kun je nog altijd gestraft worden voor de voorbereiding alleen.
Tot zover de voorbereiding en bevordering op grond van artikel 10a Opiumwet.
Artikel 10a Opiumwet heeft enkel betrekking op drugs uit lijst I. De harddrugs. Wat
betreft de softdrugs (zoals hennep) uit lijst 2, heeft de Opiumwet ook nog een artikel
die voorbereiding strafbaar stelt. Dat is artikel 11a Opiumwet. In dit artikel gaat het
om de voorbereiding van delicten uit artikel 11 lid 3 en lid 5 Opiumwet. Dit is de
grootschalige hennepteelt; hennepteelt voor beroep of bedrijf, of hennepteelt met
500g of meer of 200 planten of meer. Het gaat dus echt om de voorbereiding van
de grote hennepteelt. Als jij bepaalde stoffen of voorwerpen bereidt, vervoert,
vervaardigt etc. waarvan je weet of ernstige vermoeden hebt dat het bestemd is
voor een delict in artikel 11 lid 3 of lid 5 Opiumwet, dan ben je strafbaar op grond van
artikel 11a Opiumwet! Hiervoor volstaat dus zowel opzet (waarvan je weet) als schuld
(of ernstig vermoeden hebt).
Poging/voorbereiding van hennepteelt komt op tentamens vaak voor. Het is daarom
van belang om precies te weten wanneer er bij hennepteelt sprake is van een
voorbereiding (artikel 11a Opiumwet), een poging en een voltooid delict:
- Van voorbereiding voor hennepteelt is sprake indien alle middelen
aanwezig zijn, behalve de zaadjes van de planten. Voorbereiding valt
onder artikel 11a Opiumwet, en alleen het voorbereiden van
grootschalige bedrijfsmatige hennepteelt wordt strafbaar gesteld.
- Van poging voor hennepteelt is sprake indien alle middelen aanwezig
zijn, inclusief de zaadjes (nog niks geplant). Dit is gewoon artikel 45 Sr,
geen apart Opiumwet-artikel.