Samenvatting WDD-1 deel 2
Neurologie
Sensibiliteit
Gnostisch Vitaal
Fijne tastzin Temperatuurzin
Vibratiezin Pijnzin
Proprioceptie Grove tastzin
Hoe lopen de banen?
Het signaal komt bijv vanaf de huid/gewricht. (voor vitaal nociceptoren of thermoreceptoren,
voor gnostisch proprioceptoren of mechanoceptoren) Hier zitten zenuwuiteinden, die weer een
signaal af geven aan PZ (afferent). Deze gaan ri de plexus, waar ze een spinale zenuw vormen.
Gaan via de achterwortel het ruggenmerg in.
Het neuron wat er loopt heeft zijn celkern die net buiten het CZ liggen. Vanaf hier verlopen vitaal
en gnostisch anders.
- Vitale sensibiliteit (Tractus spinothalamicus)
deze synapteren in de grijze stof, en kruizen naar de andere kant van het ruggenmerg. In
het antreolateraal systeem; tractus spinothalamicus. Deze eindig in de thalamus.
Synapteren en gaan naar sensibele schors in de pariëtaalkwab. (been, arm, hand,
gezicht, lippen, tong)
Deel die voor pijn zorgen takken al eerder af naar periaqueductale grijs
Een klein deel van de pijn zenuwen gaan naar de insulaire temporale cortex, hier
hebben ze interactie met gevoel en emotie
Klein deel naar temporaal voor limbische systeem
Dunne gemyeliniseerde en ongemyeliniseerde vezels
- Gnostische sensibiliteit (Lemniscus medialis)
Deze synapteren niet en gaan meteen aan ipsilaterale zijde omhoog
fasciculus cuneatus -> cervicale (lateraal)
fasciculus gracilis -> tombo, thoraco en sacrale neuronen (mediaal)
Gaan tot aan de hersenstam, decussatio lemniscorem van de medulla oblongata. Hier
synapteren ze in twee kernen; nucleus cuneatus en nucleus gracilis
Hier kruizen de banen over naar contralaterale zijde van het myelum. Lopen via
lemniscus medialis ook door naar de thalamus. Via een derde neuron op de gyrus
postcentrales. Vanaf hier weer allemaal vertakkingen naar been, mond etc
Dikke gemyeliniseerde vezels
Gedissocieerde sensibiliteitsstoornis is
wanneer vitale en gnostische stoornissen los
van elkaar voorkomen.
Pariëtale laesies buiten het gyrus postcentralis;
astereognosie, extinctiefenomeen
,Motoriek
De frontaal kwab van L is verantwoordelijk voor motorische signalen van de rechter lichaamshelft.
Belangrijkste hierin is de gyrus precentalis. Van parasaggitaal tot lateraal in de hersenen en stuur
in geheel de andere kant van je lichaam aan. Dit is je primair motorische schors. Door een waaier
komen alle delen bij elkaar. Deze waaier is de corona radiata, komt steeds meer samen: Capsula
interna. De motorische banen die naar beneden gaan; tractus cortico spinalis en tractus
cortico bulbaris
De tractus corticospinalis zijn onderverdeeld in
- lateralis
- anterior (premotor-cortex), kruist niet
De corticospinalis loopt helemaal door tot de onderkant van je hersenstam, hier (in de medulla)
gaat ie kruizen (85%) naar de contralaterale zijde. Dit heet de decussatio pyramis. Deze loopt
helemaal door als lateralis, in laterale deel van het ruggenmerg.
Tractus corticospinalis bulbaris takt al eerder af, zodat deze in de kern van de n.
facialis uit te komen. Hier heeft deze zijn neuronale synaps naar PMN
PMN heeft zijn kern zitten in het centraal zenuwstelsel, maar het grootste deel valt hier
buiten in het perifeer zenuwstelsel
CMN houdt op -> PMN begint (motorische voorhoorn) -> verlaat het centraal motorisch
stelsel -> voorwortel -> vertakken in algemene wortels -> zenuwvlecht vertakking (plexus
brachialis en lumbosacralis) -> hierin vertakken de wortels in perifere zenuwen -> eindigt in
een neuromusculaire synaps (motorische eindplaat) -> signaal in vorm van
neurotransmitters naar spier
Het cerebellum is betrokken bij de aanpassing van bewegingen gedurende de uitvoering ervan
De basale kernen zijn betrokken bij het in gang zetten van de juiste beweging, en tegenhouden
van niet-gewilde bewegingen.
basale kernen: nucleus caudatus, putamen, globus pallidus externa/interna,
substantia nigra en nucleus subthalamicus
Automatische bewegingen worden vaak gecoördineerd vanuit de hersenstam en de controle
hierop vanuit de motorische schors. Hierbij spelen interneuronen een belangrijke rol. Deze liggen
bij de motorneuronen in de voorhoorn. Zij ontvangen veel proprioceptieve input van primaire
afferenten
Reflexbogen
Zijn zenuwsignalen zonder dat je er over na hoeft te denken. Meest bekende zijn
spierrekkingsreflexen.
Er komt afferente een signaal van de spier dit zorgt voor efferent signaal weer terug
Aan de achter zijde van het ruggenmerg komt een signaal binnen, en aan de voorzijde gaat een
motorisch signaal het myelum weg.
Een spier met een pees wordt getriggerd-> de spier rekt op -> wordt opgemerkt door sensorische
of sensibele zenuwuiteinden doordat spiervezels worden opgerekt -> geeft een afferent signaal
dat via de PZ -> plexus -> spinale zenuw -> achterwortel toe gaat -> komt daar ruggenmerg
binnen
Een deel van deze informatie gaat direct via het gnostische systeem door naar boven, maar een
deel van de informatie schakelt over naar de motorische zijde, of via een interneuron naar het
motorisch neuron terug.
Voorhoorn -> voorwerkte -> spinale zenuw -> plexus -> PZ -> neuromusculaire synaps -> spier
Remming door het CMN. Deze inhibeert namelijk het PMN.
,OP het moment dat je een laesie hebt ergens perifeer, is de reflexboog onderbroken. En zal deze
dus minder intens voorkomen
Heb je een laesie centraal valt de inhibitie weg en verhogen de reflexen, spierspanning en
spiertonus (hypertonie, spasticiteit)
, Membraan potentiaal
Membraantransport
Een celmembraan is selectief permeabel. Voordelen membraan
- Bescherming
- Concentratie verschillen handhaven
- Zorgt voor energiebron
- Maakt specifieke transport wegen
In het membraan zitten allemaal eiwitten die drijven in de lipide dubbellaag.
- Cel- cel herkenning
- Hechting
- Intercellulaire hechting
- Signaalverwerking
- Membraantransport
Vormen van transport
1. Diffusie -> is altijd passief, en kost dus geen energie. Kan via lipide dubbellaag, kanalen,
carriers.
2. Osmose -> diffusie van water. Water gaat naar
3. Actief transport -> kost energie
4. Secundair actief transport -> Co-transporten Na-glucose, hier is geen ATP voor nodig. Op een
gegeven moment zoveel Na in de cel dat dit actief moet worden verwijderd zodat Na-glucose
pomp kan blijven werken. Hierdoor dus toch (secundair) ATP nodig
5. Vesiculair transport -> in blaasjes zitten stoffen, met ATP worden deze geëxcocyteerd.
Membraan potentiaal
Een membraan heeft een rustpotentiaal. Dit hangt af van de lekkanalen. Er zijn natrium en kalium
lekkanalen.
Alleen Na -> +70 mV, alleen K -> -90 mV, deze twee zijn er samen (meer Na); rustpotentiaal van
-90 mV
MEER K IN DE CEL, MEER NA BUITEN DE CEL
Doordat er verschillende kanalen zijn, moet er meer na de cel uit, om evenwicht te
handhaven. Na-k pomp 3:2
Graded potential en actiepotentiaal
Prikkelbare cellen hebben gated channels, hierdoor kunnen ze kanalen openen die normaal dicht
staan. Hier zijn verschillende vormen van
- Voltage-gated
Spanningsafhankelijke kanalen.
- Receptor-gestuurde gated (alleen op dendriet en soma)
Gaan open onder invloed van een ‘ligand’ bijv. ACh. Deze produceren een graded potential.
Deze kan variabel zijn in grootte en duur. Voordat een graded potential bij axonheuvel is, neemt
de energie af.