INHOUDSOPGAVE
Neurologie ....................................................................................................................................................... 2
MRI hersenen ................................................................................................................................................. 2
MRI hersenen, dementieprotocol .................................................................................................................. 4
MRI hersenen, metastasen? ........................................................................................................................... 5
MRI Brughoek, akoestisch neurinoom/schwannoom? .................................................................................. 7
MRI hypofyse na verstoorde hormoonhuishouding, hypofyse tumor? ......................................................... 8
MRI orbita, optic nerve glioma? ................................................................................................................... 10
TOF MRA Cirkel van willis, aneurysma? ....................................................................................................... 12
TOF MRA carotiden, stenose a. carotis interna? .......................................................................................... 13
MRV hersenen, probleem sinus transversus of v. jugularis ......................................................................... 14
MRI LWK, hernia niveau L3/L4 en L4/L5? ..................................................................................................... 15
MRI CWK bij tinteling arm, HNP? ................................................................................................................. 17
Weke delen .................................................................................................................................................... 18
MRI lever, hemangioom of metastasen? ..................................................................................................... 18
MRI rectum, lokalisatie, doorgroei en locoregionale klieren? ..................................................................... 20
MRI peri-anale fistel? ................................................................................................................................... 22
MRI prostaat, doorgroei kapsel en locoregionale klieren? .......................................................................... 24
MRI uterus, endometriose?.......................................................................................................................... 26
CE MRA nierarteriën, nierarteriestenose? ................................................................................................... 27
Gewrichten .................................................................................................................................................... 28
MRI voet, osteochondritis dissecans (talus)? ............................................................................................... 28
MRI enkel, achillespees ruptuur? ................................................................................................................. 29
MRI knie, mediale meniscus ruptuur?.......................................................................................................... 30
MRI knie, ACL ruptuur? ................................................................................................................................ 31
MRI schouder, SLAP laesie? .......................................................................................................................... 32
MRI schouder, onvermogen om arm te heffen. Supraspinatus ruptuur? .................................................... 33
, NEUROLOGIE
MRI HERSENEN
Informatie casus
Er zijn veel verschillende laesies die in de hersenen kunnen ontstaan, zoals tumoren, cystes en abcessen.
Voor al deze laesies is een protocol om uit te zoeken wat voor soort laesie het is. Bij de vraagstelling
tumor wordt altijd een scan met GADO gemaakt.
Pulssequenties, contrastwegingen en scanvlakken
1. Scanogram COR, TRS en SAG.
2. T1 SE SAG.
3. T2 TSE SAG.
4. T1 SE TRS.
5. T2 TSE TRS.
6. T2 TSE COR.
7. Evt. FLAIR TRS.
8. Evt. T1 + GADO.
9. Evt. DWI TRS.
Planning
Voor de sagittale scan wordt op het transversale
scanogram evenwijdig aan de fissura longitudinalis
cerebralis gepland. Op het coronale scanogram
wordt evenwijdig fissura longitudinalis cerebralis
gepland. Er wordt een plakdikte van 5 mm gebruikt.
Voor de transversale scan wordt op de sagittale scan
evenwijdig aan het corpus callosum gepland. Op de
coronale scanogram moet deze loodrecht op de
fissura longitudinalis cerebralis. Ook hier wordt een
plakdikte van 5 mm gebruikt.
De coronale scan moet op de sagittale scan loodrecht op
de onderkant van het corpus calossum gepland worden.
Op de transversale scan wordt loodrecht op de fissura
longitudinalis cerebralis gepland.
,Pathologie
Astrocytoom: deze steunweefsel tumor groeit langzaam en heeft daardoor geen
contrast-aankleuring. Op lange termijn zorgt deze tumor voor infiltratie. Er ontstaat
ook grote cysten.
Hydrocephalus: dit is een aangeboren afwijking die ontstaat door teveel aanmaak
en te weinig resorptie van hersenvocht of door een obstructie. Hierdoor zijn de
ventrikels vergroot. Als dit erger wordt ontstaat het Dandy Walker syndroom, waarbij het cerebellum
verkleind is en er een grote cystevorming van het 4e ventrikel ontstaat.
Arnold Chiari: bij deze aangeboren afwijking zakken de tonsillen van het cerebellum
in het foramen magnum. Hierdoor ontstaat er een risico op een obstructie van het
hersenvocht, wat weer een risico geeft op hydrocephalus.
Infarct: deze gaat meestal naar de CT. Als er toch twijfel is en het incident langer
dan 3 uur geleden is geweest, wordt een MRI uitgevoerd.
Abces: deze geeft op de T1 met contrast een rand-aankleuring en op de T2
een hoog signaal met veel oedeem. Hierbij wordt ook altijd een DWI
uitgevoerd en dan geeft een abces een hoog signaal.
Meningitis: de hersenvliezen kleuren altijd aan, maar bij meningitis zijn deze
ook nog verdikt en kan er een zwelling van de hersenen zijn.
Multiple Sclerose: hierbij wordt altijd een FLAIR uitgevoerd, omdat hiermee heel goed kan worden
aangetoond of de op T2 afgebeelde laesies vocht zijn of niet. MS begint rondom de ventrikels.
Hematoom: deze kan epiduraal of subduraal zijn. Een epidurale bloeding is arterieel en hierbij wordt de
dura mater losgescheurd van het botvlies. Hierbij is snel ingrijpen nodig. Deze is convex/bolkk. Een
subduraal hematoom is veneus en vaak een toevalsbevinding. Deze ontstaat tussen de dura mater en
het arachnoid. Deze is concaaf/hol.
Als het hematoom acuut is en dus 1/2 dagen oud is, geeft deze op zowel T1 als T2 een laag signaal. Als
het subacuut en dus enkele dagen oud is, geeft deze een hoog signaal op de T1 en een lag signaal op de
T2. Als het hematoom chronisch is en dus weken/jaren oud is, geeft deze zowel op T1 als T2 een hoog
signaal.
, MRI HERSENEN, DEMENTIEPROTOCOL
Informatie casus
Bij dementie gaan de zenuwcellen of de verbindingen tussen zenuwcellen in de hersenen kapot of
werken deze minder goed. Door de afname van de cellen functioneren de hersenen steeds minder goed.
Bij deze scan krijgt de patiënt een blauw kapje op.
Pulssequenties, contrastwegingen en scanvlakken
1. Scanogram COR, TRS en SAG.
2. T1 SE SAG.
3. T2 TSE SAG.
4. T1 SE TRS.
5. T2 TSE TRS.
6. T2 TSE COR.
7. FLAIR TRS.
8. Bij het SDAT (voor Alzheimer) wordt specifiek naar de hippocampus gekeken, waarbij een COR
oblique als toevoeging gemaakt wordt.
Planning
Voor de sagittale scan wordt op het transversale
scanogram evenwijdig aan de fissura longitudinalis
cerebralis gepland. Op het coronale scanogram
wordt evenwijdig fissura longitudinalis cerebralis
gepland. Er wordt een plakdikte van 5 mm gebruikt.
Voor de transversale scan wordt op de sagittale scan
evenwijdig aan het corpus callosum gepland. Op de
coronale scanogram moet deze loodrecht op de
fissura longitudinalis cerebralis. Ook hier wordt een
plakdikte van 5 mm gebruikt.
De coronale scan moet op de sagittale scan loodrecht op
de onderkant van het corpus calossum gepland worden.
Op de transversale scan wordt loodrecht op de fissura
longitudinalis cerebralis gepland.
Pathologie
T1 geeft een anatomisch overzicht en wordt ook toegepast om regionaal tumorverlies te detecteren.
De T2 geeft een signaal van de basale ganglia en posterior van de fossa structuren (is vaak minder goed
te zien op flair). De FLAIR laat signaalafwijkingen van de witte stof, zoals kleine ischemien (kunnen leiden
tot multi-infarctdementie), zien. Een GE kan eventueel aanvullend toegepast worden om kleine
bloedingen zichtbaar te maken, deze geven een hypo-intens signaal.